Marineofficier Charles Douw van der Krap stond bij veel grote gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog vooraan. Hij maakte het bombardement van Rotterdam mee, de Opstand in Warschau en de mislukking van Operatie Market Garden. Wat dreef deze oorlogsheld?
‘Het leek wel of de hel om ons heen was losgebarsten! De muren van m’n kamer sidderden van de explosies en uit het raam zag ik hele series bommenwerpers over het water scheren.’ Zo beschreef Charles Douw van der Krap in zijn memoires de dag van de Duitse inval. Die 10de mei 1940 was hij ingekwartierd in een woning aan een van de binnenhavens aan de oostkant van het Rotterdamse stadscentrum. Achter de bommenwerpers vlogen formaties Junker-transportvliegtuigen en Heinckel-watervliegtuigen die soldaten afzetten. In een mum van tijd stond Douw buiten en scheurde hij in een Bugatti naar de marinierskazerne, waar hij geërgerd waarnam hoe een stel slaapdronken mannen sloom hun kleren stond aan te trekken.
Die ochtend kreeg Douw het bevel over een compagnie van ruim honderd man die station Rotterdam Beurs moest verdedigen. Enig probleem: zijn manschappen waren ongetrainde matrozen. Snel leerde hij hun hoe je een geweer bediende en een handgranaat wierp. Daarmee moesten ze het doen. Het kwam tot vuurgevechten, er vielen doden, maar de grootste indruk op Douw maakten de twee levenloze lichamen die hij in een verlaten huis aantrof. Een Joods echtpaar uit Duitsland dat was gevlucht voor de naziterreur had het lot in eigen hand genomen door zich te verhangen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Samen met zijn oudere broer Jaap maakte Douw (Soerabaja, 1908) de jongensdroom van hun vader waar: ze gingen bij de marine. Douw van der Krap senior was een loopbaan bij de zeemacht misgelopen en had daarna zijn geluk beproefd als tabaksplanter en handelaar op Oost-Java. Apetrots waren hij en zijn uit Indië afkomstige vrouw toen hun jongens in 1925 naar Den Helder vertrokken om tot marinier te worden klaargestoomd. Vier jaar later waren beiden officier.
Enig probleem: zijn manschappen waren ongetrainde matrozen.
In de zomer van 1939 zat Douws tweede termijn in Indië erop en vertrok hij met zijn gezin naar Nederland, waar hij langdurig wilde blijven. Maar dat liep anders.
Douw kon zich niet neerleggen bij de capitulatie van Nederland op 15 mei 1940. Hij wilde vanuit de Oost bouwen aan een nieuw leger dat de nazi’s moest verdrijven. Douw was behept met een sterk plichtsbesef en rechtvaardigheidsgevoel. Koppel dat aan zijn avontuurlijke inslag en de bijkomstigheid dat hij steeds op plekken terechtkwam waar de actie was, en je had het recept voor een Militaire Willemsorde.
Maar dat voorjaar was er geen tijd om aan onderscheidingen te denken. Douw besloot eerst koningin Wilhelmina achterna te reizen, die naar Engeland was uitgeweken. Zijn plannen gingen de mist in doordat zijn meerderen er lucht van kregen. Ze zagen hem als een deserteur; Engelandvaarders onttrokken zich aan de krijgstucht. De volgende dag werd Douw krijgsgevangen gemaakt.
De tekst loopt door onder de afbeelding.
Douw van der Krap (links) verblijft in verschillende krijgsgevangenenkampen. Deze foto is genomen in Juliusburg.
Als verzoenend gebaar besloot Adolf Hitler in juli 1940 Nederlandse militairen hun vrijheid terug te geven. Maar de ruim 14.000 beroepsmilitairen moesten eerst een verklaring onderschrijven waarin ze beloofden geen enkele handeling te verrichtten die tegen het Duitse Rijk gericht was. Geen denken aan dat Douw die zou tekenen. Hij was een van de zeventig mannen die niet aan die voorwaarde wilden voldoen. Halverwege juli werden ze naar Duitsland weggevoerd.
Anderhalf etmaal zwoegen
Tweeënhalf jaar verbleef Douw in krijgsgevangenkampen in Soest, Juliusburg, Colditz en Stanislau. Over de behandeling klaagde hij niet. Het voedsel was wat karig, maar dat werd goedgemaakt door een stroom aan voedselpakketten vanuit Holland. Er was tweemaal per dag appèl en verder doodde gevangenen de tijd zo goed en zo kwaad als het ging. Het meest vermaakten ze zich met wat ‘de reisvereniging’ ging heten.
Tweeënhalf jaar verbleef Douw in krijgsgevangenkampen in Soest, Juliusburg, Colditz en Stanislau.
De ‘reizigers’ broedden de hele dag op manieren om weg te komen. Zo waren daar ‘Max und Moritz’, twee poppen die dezelfde uniformen droegen als de Nederlandse krijgsgevangenen. Op een onbewaakt ogenblik verstopten een paar officieren zich in een waterput en werd hun plek tijdens het appèl ingenomen door het marionettenduo. ’s Nachts klommen de militairen uit de put en over de muur, de vrijheid tegemoet. Ook groeven de gevangenen tunnels. Volgens Douw waren er in Colditz weken waarin krijgsgevangenen uit verschillende landen aan elf tunnels tegelijk werkten. ‘Als mollen zaten we onder de grond, en ja, soms stootten we dan op elkaar, dan kreeg je ruzie.’
Dertien keer mislukte een ontsnappingspoging waarbij Douw betrokken was. De veertiende keer, begin december 1943 in kamp Stalig 371 in Stanislau, Oost-Polen, was het raak: na anderhalf etmaal zwoegen was zijn tunnel gereed. Midden in de nacht glipte hij samen met medegevangene Frits Kruimink het duister in.
De meeste ontsnapte officieren gaven zich tijdens hun vlucht uit voor Duits officier; ze hadden stiekem Duitse uniformen nagemaakt. Vanwege zijn Aziatische uiterlijk kon Douw dat niet. Hij was volgens zijn vervalste persoonsbewijs een Japanse werktuigkundige. ‘Inonu Honjo’ noemde hij zich in die dagen. ‘Dat leek me Japans,’ zou hij later tegen De Telegraaf zeggen. ‘Inonu was echter de naam van de Turkse president. Wisten die Duitsers veel.’
Verdacht van moord
Te voet en per trein reisden Douw en Kruimink naar Warschau, waar ze werden opgenomen in het Armia Krajowa, de grootste Poolse verzetsbeweging en in het Nederlands meestal aangeduid als het Thuisleger. Maar dat duurde amper drie maanden. Op een winterse dag werden Douw en een andere ontsnapte krijgsgevangene staande gehouden aan de oever van de Wisła. ‘Papiere, schnell!’ snauwde een Duitser. Minutieus bestudeerde de militair Douws identiteitsbewijs. Zijn kameraad hield het niet meer en duwde de Duitse soldaat het water in. Een paar dagen later hoorde Douw dat de man was verdronken en dat het paspoort van ‘Inonu Honjo’ in diens nabijheid was gevonden.
Op een winterse dag werden Douw en een andere ontsnapte krijgsgevangene staande gehouden aan de oever van de Wisła.
Het Thuisleger was een gezochte verdachte van de moord op een Duitse militair liever kwijt dan rijk, zodat Douw weer moest verkassen. Hij werkte even in de Warschause Philips-fabriek, maar ook daar kwam al snel een eind aan. Op 1 augustus 1944 begon de bloedige Opstand van Warschau: het Thuisleger wilde de stad heroveren op de Duitsers (zie ook p. 47). Douw zag hoe Poolse vrouwen en kinderen meevochten en werden neergemaaid. Sommige strijders werden met benzine overgoten en levend verbrand. Twee maanden later hadden de Duitsers de Polen op de knieën.
Douw was toen al lang en breed uit Warschau vertrokken. Half augustus was de Philips-fabriek ontmanteld en de Nederlandse directeur had hem een nieuw paspoort bezorgd. Zo kon Douw terugreizen naar Nederland.
Landelijke Knokploegen
Daar volgde een heimelijk weerzien met zijn vrouw Lenie en drie kinderen, die hem op een van zijn onderduikadressen kwamen opzoeken. De jongste, dochtertje Helen, was een maand nadat Douw naar Duitsland was weggevoerd geboren en vroeg zich af wie die oom was.
In Arnhem sloot hij zich aan bij de lokale afdeling van de Landelijke Knokploegen, een onderdeel van het verzet. De dagen kropen voorbij, tot zondagmiddag 17 september: ‘Grommende zwermen vliegtuigen, die het uitspansel bedekten zo ver het oog reikte en plotselinge parachutes, tientallen, honderden, myriaden! […] Nadat de laatste machines van de luchtvloot uit het zicht waren verdwenen, trad er een spookachtige stilte in. Geëmotioneerd en verrast als wij waren, vonden we in de loomte van de warme middag de spanning om te snijden.’
De tekst loopt door onder de afbeelding.
In kasteel Colditz werken krijgsgevangenen uit verschillende landen soms aan elf tunnels tegelijk om weg te komen.
Douw wist hij het nu zeker: met Operatie Market Garden was, zoals hij het zelf uitdrukte, ‘het Grote Uur aangebroken’. Anderhalve dag later kreeg hij het met veel moeite voor elkaar om met toestemming van de Britten een paramilitaire groep van achttien man te formeren, die de geallieerden zou bijstaan. Veel ervaring hadden ze niet, uniformen waren niet voorradig en de groep werd met slechts negentig patronen op pad gestuurd, zegge en schrijve vijf de man. Het was de bedoeling dat de groep spoedig zou uitgroeien tot een Oranje-bataljon, maar daar kwam het niet van en door het mislukken van de Britse invasie viel Douws groep uiteen zonder een schot te hebben gelost.
In Arnhem sloot hij zich aan bij de lokale afdeling van de Landelijke Knokploegen, een onderdeel van het verzet.
Gedesillusioneerd speelde Douw met de gedachte naar Friesland te reizen om daar, samen met vrouw en kinderen, als onderduiker op het einde van de oorlog te wachten. Zijn makkers bij het Arnhemse verzet weerhielden hem daarvan en op 20 oktober was Douw weer het mannetje. Die dag werd hij door de Britten gevraagd deel te nemen aan Operatie Pegasus: na de nederlaag bij Arnhem waren duizenden geallieerde troepen achtergebleven op de Veluwe. Zij moesten worden geëvacueerd, de Rijn over, naar het zuiden. Ook een stuk of tien Nederlanders waagden de riskante oversteek en Douw kreeg de leiding over hen.
Alsnog Engelandvaarder
De tocht liep gesmeerd en de volgende dag wachtte Douw tijdens een debriefing een grote verrassing. Met de Engelse majoor die de bespreking leidde had Douw in Colditz lief en leed gedeeld. Ook hij was gevlucht en werkte ondertussen voor de Britse inlichtingendienst. De majoor hoefde niet lang te gissen naar Douws verdere plannen: ‘Allright, ik zorg ervoor… Overmorgen ben je in Engeland.’
De tocht liep gesmeerd en de volgende dag wachtte Douw tijdens een debriefing een grote verrassing.
En zo werd Douw na vier jaar alsnog Engelandvaarder. In Londen werd hij ontboden bij Wilhelmina, in wie hij ‘een lichtpunt en een baken’ zag. Daar stonden teleurstellingen tegenover: lof bleef uit toen hij aanklopte bij de Nederlandse marine. Wat kwam hij eigenlijk doen? Wist hij niet dat er helemaal geen schepen waren? Dan maar naar de Royal Navy. Douw werd officier op de HMS Berwick, een kruiser die in de daaropvolgende weken konvooien escorteerde naar Noorwegen en IJsland.
Tijdens een kort verlof gedurende de meidagen van 1945 maakte Douw in Nederland de Duitse capitulatie mee. Veel tijd om daarbij stil te staan gunde hij zich niet: Holland mocht dan bevrijd zijn, Indië was dat nog niet. Hij werd navigatieofficier op de Van Heemskerck die naar de Oost voer.
Voor Douw was de cirkel pas rond toen de Japanners zich op 15 augustus overgaven. ‘In ons leven brak een nieuwe periode aan. We begonnen onze wonden te verzorgen en de diepe deuken die wij in deze gruwelijke oorlog hadden opgelopen er voorzichtig uit te kloppen.’
Elias van der Plicht is historicus en journalist.
Meer weten
Contra de Swastika. De strijd van een onverzettelijke Nederlandse marineofficier in bezet Europa, 1940-1945 (1981) door Charles Douw van der Krap.
De Slag om Arnhem (2018) door Antony Beevor.
Rotterdam frontstad: 10-14 mei 1940 (2016) door Gerard Groeneveld.