Home De nasleep van de Slag om Arnhem (1944)

De nasleep van de Slag om Arnhem (1944)

  • Gepubliceerd op: 25 april 2016
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Willem de Bruin
De nasleep van de Slag om Arnhem (1944)

Na de mislukte Slag om Arnhem in september 1944, moest de bevolking de stad verlaten. Een halfjaar lang was het een desolate plaats, die door de Duitsers werd geplunderd en vernield. Toen de bewoners terugkeerden, bleek maar een handvol huizen onbeschadigd.

 

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Voor de Britse en Canadese soldaten die op 12 april 1945 Arnhem binnentrokken was het een vreemde ervaring dat er geen juichende inwoners langs de straten stonden. In het grotendeels verwoeste centrum waren uiteraard geen mensen meer, maar ook in de buitenwijken was niemand te bekennen. In bijna geen enkele woning zaten nog ruiten. De door onkruid overwoekerde trottoirs lagen bezaaid met vernield en verregend huisraad. De soldaten hadden een spookstad veroverd.

Arnhem was op het moment van deze ‘bevrijding’ al meer dan een halfjaar door vrijwel de hele bevolking verlaten. De evacuatie was de prijs die de inwoners moesten betalen voor de verloren Slag om Arnhem in september 1944. Het was niet de eerste keer dat de Duitsers tijdens de bezetting mensen dwongen hun huis te verlaten. Maar de schaal waarop en de omstandigheden waaronder dat in Arnhem gebeurde, waren uitzonderlijk.

 

 

Ware Exodus: 150.000 mensen moesten huis en haard verlaten

 

 

De ontruiming in twee dagen tijd van een stad met toen bijna 100.000 inwoners veroorzaakte een ware exodus. En die zwol nog verder aan toen niet veel later ook de bevolking van het naburige Oosterbeek – waar de strijd na een week in het voordeel van de Duitsers werd beslist – en andere plaatsen langs de Veluwezoom het bevel kreeg te vertrekken. Uiteindelijk waren zo’n 150.000 mensen gedwongen huis en haard te verlaten.

De luchtlandingen op 17 september 1944 creëerden in Arnhem van het ene op het andere moment een gezagsvacuüm. Zowel NSB-burgemeester E.A.A. Liera als politiepresident C.Ch. Walraven verliet de stad diezelfde zondag nog. De Ortskommandantur bleek verlaten. Generaal-majoor Friedrich Kussin, de Feldkommandant van Arnhem, sneuvelde al een paar uur na het begin van de geallieerde operatie toen hij polshoogte was gaan nemen in de buurt van de landingsterreinen. Het Duitse gezag verschoof daardoor vanzelf naar de bevelhebber van het SS-pantserkorps dat zich vanuit Normandië in de omgeving van Arnhem had teruggetrokken en dat al snel de strijd aanbond met de Britse luchtlandingstroepen.

 

Het Rode Kruis schiet de Arnhemmers te hulp

 

Terwijl de strijd rond de Rijnbrug in alle hevigheid losbrandde, werd het gemeentelijk apparaat zo goed en zo kwaad als het ging draaiende gehouden door een handvol ambtenaren,  die ondanks de chaos op hun post waren gebleven. Geen van hen voelde zich geroepen een leidende rol te spelen.

Tegelijkertijd was er dringend behoefte aan een instantie die zich bekommerde om het groeiende aantal inwoners dat het centrum ontvluchtte. Het Rode Kruis was de enige organisatie die deze rol kon vervullen en die door beide partijen werd gerespecteerd. Het Arnhemse Rode Kruis stond onder leiding van de energieke chirurg J.N. van der Does. Al vanaf zondagochtend 17 september, toen geallieerde bombardementen de luchtlandingen aankondigden, probeerde Van der Does samen met de brandweercommandant te redden wat er te redden viel. Toen de Duitsers na het luwen van de strijd op zaterdag 23 september het bevel gaven de hele stad te ontruimen, sprak het voor de achtergebleven gemeenteambtenaren voor zich dat dit een zaak voor Van der Does was.

Na de oorlog werd hem verweten dat hij zijn bevoegdheden had overschreden en zich te makkelijk bij het evacuatiebevel had neergelegd. Maar volgens Van der Does had het weinig zin lang stil te staan bij de procedurele kant; de Duitsers zouden de ontruiming hoe dan ook hebben afgedwongen. Het Rode Kruis was in dat geval de enige instantie die een dergelijke massale evacuatie in goede banen kon leiden.

 

 

Plunderingen: Wekelijks vertrokken treinen vol huisraad naar Duitsland

 

 

Het is niet waarschijnlijk, zoals wel is gesuggereerd, dat de evacuatie de weg moest vrijmaken voor een systematische plundering van de stad. Het bevel kwam mogelijk van een gevechtseenheid die toevallig in Arnhem was (zie kader) en die had er uit militair oogpunt geen baat bij de chaos nodeloos te vergroten. Een steekhoudender argument voor de Duitsers was dat de bevolking in de weg liep bij de strijd. Gelet op het strategische belang van de Arnhemse Rijnbrug was het aannemelijk dat de geallieerden een nieuwe poging zouden doen de brug te veroveren. Volgens Van der Does was het daarom ook in het belang van de bevolking om de stad tijdelijk te verlaten. Iedereen verwachtte dat de oorlog niet lang meer zou duren.

Vanaf zaterdagavond werden overal in de stad bekendmakingen opgehangen. ‘Op bevel van de Duitsche Weermacht moet de geheele bevolking van Arnhem evacueeren, t.w. beneden de spoorlijn heden (Zondag) en boven de spoorlijn uiterlijk Maandagavond 25 september. Als evacuatie-richting wordt aanbevolen richting Apeldoorn en richting Ede. […] Ieder neme slechts het hoognoodige mede en wel voornamelijk dekens eetgerei en mondvoorraad. In verband met luchtgevaar wordt men aangeraden kleine groepen te vormen, voorzien van witte vlaggen.’

 

 

‘Tussen huisraad en beddengoed zaten ouden van dagen, vastgesjord op een stoel of matras’

 

 

Aanvankelijk heerste onder de bevolking ongeloof. Weg? Waarom? En waarheen? Zoals een ooggetuige het later verwoordde: ‘Langzaam dringt de waarheid tot ons door. De een schreeuwt, de ander huilt, een derde houdt de moed erin: het kan niet lang zijn, een paar dagen, het Tweede Leger is vlakbij. Maar toch, we moeten eruit. En we gaan op pad, wanhopig, gedesillusioneerd, naar een onbekend doel. De deur is nooit meer opengegaan; er was geen deur meer en geen huis.’

Zolang er in Oosterbeek nog werd gevochten, werd de richting Ede door veel mensen te gevaarlijk gevonden. Ze gingen liever naar Velp, aan de oostkant van Arnhem, maar dat kon de toeloop al snel niet meer aan. Het dwong de meerderheid van de bevolking alsnog naar het noorden te trekken, in de richting van Apeldoorn. Op enkele plaatsen had het Rode Kruis hulpposten ingericht, wat niet kon verhinderen dat de tocht voor veel mensen een ware lijdensweg was.

 

Uitkeringen voor evacuees

 

‘Naast elkaar, achter elkaar; een golvende stroom van witte vlaggen, slap hangend van het vocht; van ratelende fietsen, voor het merendeel zonder banden, kinderwagens, handkarren en autopeds; zelfgemaakte vehikels in allerlei vorm en grootte en kruiwagens; alles beladen, uitpuilend en wankel, krakend, topzwaar. Geduwd of getrokken, in evenwicht gehouden door een kind dat er naast liep […] Tussen huisraad en beddengoed zaten ouden van dagen, vastgesjord op een stoel of matras.’

Eenmaal op de plaats van bestemming – Apeldoorn en wijde omgeving – werden de evacuees ingekwartierd bij de bevolking of ze vonden onderdak in lege scholen, schuren en zelfs, als er nergens meer plaats was, in kippenhokken. Uit noodfondsen ontvingen zowel evacuees als gastgezinnen een kleine uitkering, die lang niet toereikend was voor alle levensbehoeften. Daarbij kwam dat de evacuatie veel langer duurde dan iedereen had verwacht of in elk geval had gehoopt.

 

De opmars stokt: Arnhemmers kunnen voorlopig niet naar huis

 

Na de nederlaag van de Britse luchtlandingstroepen werd duidelijk dat van een spoedige terugkeer geen sprake kon zijn. De geallieerde opmars was in de Betuwe tot stilstand gekomen en het zou tot het voorjaar van 1945 duren voor het front weer in beweging kwam. De evacuatie werd daardoor in materieel en geestelijk opzicht een beproeving voor alle betrokkenen. In sommige dorpen op de Veluwe verdubbelde of verdrievoudigde het aantal inwoners. Het leidde niet alleen tot spanningen tussen evacuees en gastgezinnen, maar ook tot problemen met de voedselvoorziening. Duizenden Arnhemmers waren daardoor gedwongen verder te trekken en belandden in alle uithoeken van het land.

Arnhem was niet helemaal leeg. Behalve een wisselend aantal Duitse militairen waren met toestemming van de bezetter enkele honderden burgers achtergebleven, voornamelijk brandweerlieden en leden van de zogeheten Technische Nooddienst. Deze organisatie had een dubieuze reputatie. Het was vooral in het belang van de Duitsers dat op sommige plekken water en licht bruikbaar bleven. Maar de Technische Nooddienst slaagde er ook in allerlei achtergelaten goederen en archieven in veiligheid te brengen en door provisorische reparaties de schade aan openbare gebouwen nog enigszins te beperken.

 

Dwangarbeiders in de verwoeste stad

 

Verder werden in de verlaten huizen dwangarbeiders ondergebracht die door de Duitsers waren belast met de aanleg van loopgraven en andere verdedigingswerken. De bezetter concentreerde de achterblijvers zo veel mogelijk in de Geitenkamp, een hooggelegen wijk in het uiterste noordoosten van de stad. De ‘Geitenkampers’ zouden later – veelal ten onrechte – het stigma van collaborateurs krijgen.

Elders in de stad ontplooiden de Duitsers activiteiten van een heel ander karakter. Al tijdens de gevechten rond de Rijnbrug werden winkels geplunderd. Dat was kinderspel vergeleken met de georganiseerde manier waarop de stad na de evacuatie van de bevolking werd leeggeroofd. Al vóór de Slag om Arnhem waren Feldwirtschaftskommandos in Nederland begonnen met het leeghalen van bedrijven. In Arnhem kregen zij versterking van zogeheten Räumungskommandos, die zich toelegden op het leeghalen van particuliere woningen. Wekelijks vertrokken goederentreinen vol huisraad naar Duitsland. Voorzichtige kritiek hierop van de achtergebleven Nederlandse autoriteiten werd afgedaan met het argument dat de inwoners van de platgebombardeerde steden in Duitsland net zo te lijden hadden onder de oorlog als de Arnhemse bevolking.

 

Slechts een klein deel van de huizen bleven onbeschadigd

 

De plunderingen gingen gepaard met vernielingen op grote schaal. Daarbij bleef het niet. Veel panden die na de Slag om Arnhem nog overeind stonden, werden in de evacuatieperiode alsnog verwoest door de aanhoudende geallieerde beschietingen vanuit de Betuwe.

Het voorlopige gemeentebestuur stelde in april 1945 dan ook vast dat Arnhem zo goed als onbewoonbaar was. ‘De allernoodzakelijkste voorwerpen voor de meest sobere bewoning ontbreken veelal […] Alle hulpmiddelen waarover de gemeentelijke diensten moeten beschikken om de bewoonbaarheid van de stad te bevorderen ontbreken en kunnen slechts met moeite en dan nog in volkomen onvoldoende mate worden verkregen.’

De evacués kregen daarom het advies pas terug te keren na een oproep van het gemeentebestuur. Het kwam erop neer dat voor tienduizenden Arnhemmers, en voor inwoners uit andere plaatsen aan de Veluwezoom, de oorlog een paar maanden langer duurde. Pas in de zomer van 1945 keerden de laatste inwoners terug.

Het gemeentebestuur concludeerde dat het ondoenlijk was de precieze omvang van de schade vast te stellen. Alleen al de inboedelschade als gevolg van de plunderingen werd geraamd op 350 miljoen gulden. Geen bedrijf functioneerde nog. Bij de AKU, een voorloper van het Akzo-concern, was voor naar schatting 20 miljoen gulden aan machines en grondstoffen geroofd. Bij dit alles kwam nog de schade als gevolg van de gevechten. De staat van de huizen en gebouwen in de stad was wel te inventariseren: slechts 145 woningen waren in 1945 onbeschadigd.

Willem de Bruin is journalist.

Meer weten

Arnhem 44/45 – evacuatie, verwoesting, plundering, bevrijding, terugkeer (1981) van P.R.A. Iddekinge is het beste boek over deze episode.

Arnhem, betwiste stad (1945) is een ooggetuigenverslag van Johan van der Woude.

Arnhem spookstad (1994), een herdenkingsboek van de Arnhemse Courant.

14 vluchtelingen na de Slag om Arnhem (2009) van Harry Kuiper.

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2016