Home De gruwelijke dynamiek van een guerillaoorlog

De gruwelijke dynamiek van een guerillaoorlog

  • Gepubliceerd op: 2 juli 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jos Palm
  • 3 minuten leestijd

Komt dat zien! Komt dat zien! Het Pentagon hield in 2003 bepaald niet geheim dat het een vertoning organiseerde van de klassieke stadsguerrillafilm The Battle of Algiers, in 1966 winnaar van de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië. Met flyers werd het militaire kader uitgenodigd om te komen kijken naar de film van de Italiaan Gillo Pontecorvo over de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd.

De vertoning kwam niet voort uit een oprisping van filmliefde, maar uit de gedachte dat Amerikaanse militair strategen iets konden leren van de film. In het net bezette Irak moest het Amerikaanse leger niet dezelfde fouten maken als het Franse leger een halve eeuw eerder in Algerije. Volgens de flyer liet The Battle of Algiers zien hoe de Fransen de oorlog tegen het terrorisme wonnen, maar de oorlog om ideeën verloren.

Tactisch waren ze succesvol, maar strategisch faalden ze, omdat ze de bevolking niet voor zich wisten te winnen. Het resultaat was een wrede, niet te winnen guerrillaoorlog, waarin voor de Fransen iedereen een vijand kon zijn. In de woorden van de flyer: ‘Kinderen schoten soldaten in koelen bloede dood. Vrouwen verborgen bommen in cafés.’ Zo moest het dus niet in Irak.

Militair strategen die hun licht opsteken bij een speelfilm – wie zegt dat films geen invloed hebben? Toegegeven: The Battle of Algiers, die in Frankrijk na een verbod in 1971 kort in de bioscoop was te zien, is een uitzonderlijk voorbeeld. Waarschijnlijk heeft geen film méér politieke invloed gehad. De verklaring ligt in de meeslepende kracht van dit meesterwerk. Als geen enkele andere rolprent verbeeldt de film de gruwelijke dynamiek van een guerrillaoorlog.

The Battle of Algiers speelt in 1957, als de Algerijnse vrijheidsstrijd een paar jaar aan de gang is. Vrijheidsstrijders liquideren in de straten van Algiers Franse politieagenten, en er ontploffen bommen in door pieds-noirs (Franse burgers) bezochte cafés. Het Franse leger reageert met massale arrestaties, waarbij het martelen van gevangenen om informatie dagelijkse praktijk is.

De film concentreert zich op de Algerijnse kleine crimineel Ali La Pointe, die als hij wordt opgepakt voor een kleinigheid in de gevangenis radicaliseert. Als hij na vijf maanden weer vrij is, werkt hij zich op tot een leider van het Front de Libération Nationale (FLN), de guerrillabeweging die strijdt voor een onafhankelijk Algerije.

Tegenover Ali staat de Franse luitenant-kolonel Mathieu, die alle middelen gerechtvaardigd vindt in de strijd om Algerije voor Frankrijk te behouden. Het conflict leidt tot een meedogenloze geweldsspiraal, waarin beide kanten gruwelijkheden begaan.

Het kat-en-muisspel tussen Ali en Mathieu wordt beslist als een gemartelde guerrillastrijder Ali’s schuilplaats in de Algierse kashba verraadt. Als de Fransen de plek opblazen, denken ze het FLN te hebben verslagen. Dat is een misrekening, want na twee jaar laait de strijd weer op. Omdat president Charles de Gaulle beseft dat de oorlog niet gewonnen kan worden, kunnen de Algerijnen in 1962 de onafhankelijkheid vieren.

De strekking van The Battle of Algiers – dat een volk dat eensgezind voor zijn vrijheid vecht niet verslagen kan worden – viel in 1966 in vruchtbare aarde. Velen leken door de grauwe zwart-witbeelden en de dynamische stijl te vergeten dat The Battle een speelfilm is en geen documentair verslag.

In het licht van de vertoning door het Pentagon in 2003 is het ironisch dat vier decennia eerder guerrillagroepen als de PLO, de Black Panthers en de IRA zich door de film lieten inspireren. Zij hoopten iets te leren van de guerrillatactiek van de Algerijnse vrijheidsstrijders. Het bewijst de meeslepende kracht van The Battle of Algiers. Omdat de film zo briljant is, wordt makkelijk over het hoofd gezien dat achter de aangrijpende scènes een gesimplificeerd beeld van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd schuilt.

Verborgen blijft dat de vrijheidsbeweging FLN niet alleen meedogenloos optrad tegen de Fransen, maar ook tegen concurrerende Algerijnse vrijheidsgroepen. Dat het FLN het monopolie op de strijd met geweld naar zich toe trok, leidde na de onafhankelijkheid tot een autoritaire eenpartijstaat, die de Algerijnen decennia opscheepte met een zichzelf verrijkende, corrupte elite. Op die film moeten we vast nog lang wachten.

Jos van der Burg is filmrecensent bij Het Parool en de Filmkrant.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.