De overwinning van de Partij Voor de Vrijheid bij de Europese verkiezingen heeft gezorgd voor grote politieke opwinding. De media wekten de indruk dat dit het explosieve debuut van het Nederlandse populisme was, alsof Leefbaar Nederland, Fortuyn en Verdonk alweer geheel vergeten waren. De journalistieke retoriek vertoonde wel dezelfde eigenaardige gebreken als ten tijde van de electorale doorbraak van Fortuyn. Het niet geheel verwachte succes van de PVV zou het gevolg zijn van de opstand van een ‘vernederde klasse’, of van de ‘collectieve teleurstelling’ over de gevestigde orde.
Welke klasse dat dan wel was, bleef vanzelfsprekend duister, aangezien er helemaal geen ‘klasse’ is die collectief op de PVV stemt. Wat we ons moeten voorstellen bij ‘collectieve teleurstelling’ is al evenmin duidelijk. Van de kiezers die waren komen opdagen, stemde 17 procent op de PVV. Mogen we daaruit afleiden dat 83 procent van de kiezers wél tevreden was over de gevestigde orde? Dat zou duiden op een grote tevredenheid onder de stemmende Nederlanders.
We hebben hier te maken met een wonderlijk fenomeen, dat ook karakteristiek was voor de mediareacties ten tijde van de grootste opwinding over Fortuyn. De kiezers van de LPF en nu dus van de PVV werden beschouwd als maatgevend voor de gevoelens van alle kiezers. Fortuyn en Wilders zouden zeggen ‘wat iedereen denkt’. Voor dergelijke wilde generalisaties is geen enkele grond. Integendeel, voor zover we er iets over weten, moet een meerderheid van de Nederlandse bevolking – terecht – niets hebben van Wilders.
Hier wreekt zich het feit dat veel journalisten niet zozeer populisten als wel anti-establishment zijn. Zij menen daarom dat de gevestigde orde inderdaad niet deugt en dat lieden als Fortuyn en Wilders alleen al daarom het voordeel van de twijfel verdienen. Hoewel zij zich dat waarschijnlijk niet realiseren, wordt een figuur als Wilders daardoor ten onrechte gelegitimeerd.
Het beeld dat Wilders geeft van Nederland en Europa heeft niets met de werkelijkheid te maken. Datzelfde gold voor de apocalyptische retoriek van Fortuyn. Zowel Fortuyn als Wilders claimt dat de Nederlandse elite, die zij vreemd genoeg beschouwen als een linkse elite (de ‘linkse kerk’), de vaderlandse zaak al decennia heeft verraden en verprutst.
Ze maken niet duidelijk hoe het dan mogelijk is dat Nederland het in de Europese Unie comparatief gezien uitstekend doet. De maatschappelijke problemen zijn in Nederland niet aantoonbaar ernstiger dan in vergelijkbare landen. De omvangrijke immigratie veroorzaakt inderdaad aanzienlijke – en onvermijdelijke – sociale frictie, maar toch ook weer niet meer dan in andere West-Europese landen.
De retoriek over Superstaat Europa is zo evident onzinnig dat ik er verder geen woorden aan vuil zal maken. Wilders is, kortom, een demagogische leugenaar, en dat 17 procent van het electoraat hem gelooft, is op z’n best het gevolg van irrationele, door volstrekte onwetendheid ingegeven angsten. Dat Wilders er daarbij herhaaldelijk blijk van geeft geen idee te hebben van de basisregels van onze rechtsstaat, maakt de zaak alleen maar treuriger.
Er zijn ook andere redenen om het succes van de PVV wat te relativeren. Wilders kan rekenen op 17 procent van het electoraat. Dat is precies hetzelfde percentage als vorig jaar voor Verdonk ging en in 2002 voor de LPF. Wat Wilders kan scoren bij Kamerverkiezingen, als de opkomst tweemaal zo hoog is en het bovendien gaat om de machtsvraag, moeten we afwachten.
Voor populisten komt altijd het uur van de waarheid als zij gaan meeregeren. In Nederland is dat onvermijdelijk in een moeizaam gevormde coalitie. Dan blijkt onveranderlijk dat de Grote Belofte, dat alles anders zal worden, dat de echte wensen van het echte volk nu verhoord zullen worden, loos is geweest. Beleid is het Waterloo der populisten. Ze maken er altijd een puinhoop van.
Maarten van Rossem
Dit artikel is exclusief voor abonnees