Home De echte Maecenas

De echte Maecenas

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2011
  • Laatste update 07 apr 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 13 minuten leestijd
De echte Maecenas

Maecenas was een levensgenieter en een liefhebber van de kunsten. Dankzij zijn weldoenerschap werd het tijdperk van Augustus een gouden periode voor de Romeinse dichtkunst. Maar dat had wel een prijs.

Er zijn in de geschiedenis maar weinig mensen van wie de naam een begrip is geworden. Maecenas is er een van, en hij zou daar, ijdel als hij was, beslist blij mee zijn geweest. Minder leuk zou hij hebben gevonden dat nog maar weinig mensen weten dat hij ook echt heeft bestaan.

Het woordenboek omschrijft het woord ‘mecenas’ als ‘begunstiger van kunstenaars’. In deze tijd van kunstbezuinigingen door de overheid krijgt het begrip een nieuwe klank. Hoogste tijd om te ontdekken wie die Maecenas nu eigenlijk was, en wat hij betekende voor de kunst van zijn tijd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Onze kennis over de man Maecenas is fragmentarisch, en grotendeels afgeleid uit de manier waarop zijn dichters hem bezongen en zijn tegenstanders hem bespotten. Zijn geboortejaar bijvoorbeeld – ergens rond 70 v.Chr. – schatten de geschiedvorsers onder andere aan de hand van de hoeveelheid grijze haren die hij op een gegeven moment zou hebben gehad. Toch weten we genoeg om een beeld van de man te krijgen.

Zijn volledige naam was Gaius Cilnius Maecenas, al is men van dat ‘Cilnius’ niet zeker. Hij behoorde niet tot de hoogste klasse, maar kon zich wel laten voorstaan op een gouden afkomst, want hij stamde uit een oeroud geslacht van Etruskische koningen. De Etrusken waren inmiddels allang niet meer zo machtig was als ze ooit waren geweest, maar dat deed aan de glans van Maecenas’ herkomst weinig af. Men hechtte in Rome juist zeer aan een oude, nobele stamboom.

Behalve een beetje koninklijk was Maecenas ook heel rijk. Misschien kwam dat fortuin uit zijn familie; misschien ook had Augustus, zijn vriend en princeps, oftewel keizer van de eufemistisch genaamde ‘herstelde republiek’, hem rijk gemaakt. Was Maecenas niet zo puissant rijk geweest, dan had zijn naam nooit een begrip kunnen worden.

Wie Maecenas zegt, moet eigenlijk meteen zeggen: Epikouros – Epicurus voor de Romeinen. Deze Griek (341-270 v.Chr.) was in het Rome van Caesar en Augustus een modefilosoof in de betere kringen. Epikouros predikte het nastreven van genot, maar wel genot van het verfijndere soort. Hij benadrukte ook de waarde van een nauwe vriendschapskring. Op beide terreinen volgde Maecenas hem getrouw na.

Wat het genot betreft: Maecenas was een echte bon vivant. Hij hield van de goede dingen des levens en vond altijd weer nieuwe geneugten uit. Zo introduceerde hij het vlees van ezelsveulentjes als delicatesse, en bezat hij als eerste in Rome een verwarmd zwembad. Verder was hij een liefhebber van geparfumeerde crèmes en een toegewijd verzamelaar van edelstenen van allerlei soort.

In het verlengde hiervan hield hij ook erg van niksen. Volgens de historicus Velleis Paterculus kon hij een vrouw overtreffen in het zwelgen in luiheid en weekmakende luxe. Hij was dan ook mollig. Maar verwijfd of niet, Maecenas was gelukkig getrouwd met zijn vrouw Terentia. Wel schreef zijn levensbeschouwing voor om intieme genoegens ook in andere bedden te zoeken, wat hij trouw deed.

Zijn stadsgenoten vonden hem een excentriekeling. Maecenas liet zijn tunica loshangen, terwijl het de gewoonte was die met een gordel op te bloezen tot kuithoogte. Zijn mantel sloeg hij om zijn hoofd – ook al vreemd. Bovendien had hij een arrogante wandelhouding, met zijn hoofd in de nek. De filosoof Seneca, die decennia later leefde, merkte op: ‘Neem Maecenas en zijn manier van leven: die is genoegzaam bekend en ik hoef hier niet te vertellen hoe hij liep, hoe overdreven verfijnd hij was en hoe hij wilde opvallen, hoe hij zijn fouten niet wilde verbergen.’ Seneca was als stoïcus een fervent tegenstander van de epicuristische levenswijze.

Een van Maecenas’ grootste en meest verfijnde genoegens was de kunst, en dan vooral poëzie. Zelf dichtte hij ook. De paar fragmenten die zijn overgebleven doen geen groot dichter vermoeden, en inderdaad heeft zijn werk nogal op de lachspieren van de Romeinen gewerkt. Quintilianus noemt in zijn grote boek over de redekunst, Institutio oratoria, Maecenas’ zinsbouw hét voorbeeld van ‘decadente aanstellerij’. Seneca omschreef Maecenas’ stijl als die van een dronken man: ‘Omfloerst, onvast, ten volle ongebreideld. Kan het uitzinniger dan: “stroom nevens oever met wouden behaard”?’

Zelfs keizer Augustus dreef mild de spot met Maecenas’ levens- en schrijfstijl in een persiflerende brief: ‘Tot ziens, mijn ebbehout uit Medullia, ivoor uit Etruria, Adriatische diamant, parel uit de Tiber, Cilnische smaragd, jaspis van Iguvium, Persenna’s beryl, Italische robijn…’

Naast het epicurische genot was er de epicurische vriendschap. Maecenas hield ervan om zich te omringen met goede kunstenaars, en wie briljant was maakte kans om in zijn nauwste vriendenkring te worden opgenomen. Dat overkwam onder anderen Horatius en Vergilius. Zij kregen in Maecenas een zeer machtige beschermheer en begunstiger. Via hem traden ze toe tot de culturele elite van het postrepublikeinse rijk.

Horatius was van Maecenas’ dichters het nauwst met hem bevriend. Hij had het in zijn Oden (Carmina) vaak over Maecenas, en altijd complimenteus: ‘Maecenas, van koninklijke afkomst, mijn beschermer, mijn roem en mijn vreugde.’ Hij droeg ook de nodige gedichten aan hem op. Een van zijn poëtische Brieven (Epistulae) begint zelfs zo: ‘Jij, het verdiend begin van al mijn verzenbundels, Maecenas.’

Horatius, zoon van een vrijgelaten slaaf, hield zo van zijn weldoener dat hij hem al dichtend beloofde hem niet te overleven. ‘Ik houd mijn krijgseed: gaan zal ik, gaan zal ik, wanneer jij voorgaat: ik sta gereed om bij je te zijn op de laatste aftocht.’

Maecenas gaf zijn vrienden vorstelijke geschenken. In een van zijn Satiren (Saturae) beschrijft Horatius zijn grootste droom: ‘Dit was mijn wens: een stukje grond, niet al te groot, met tuin en huis vlak bij een rijke waterbron, en nog wat bos erboven.’ Maecenas gaf hem veel meer dan dat: een compleet landgoed in het Sabijnse Tivoli, te midden van ‘tuinen vochtig van haastige beekjes’.

Maecenas’ andere pupil Vergilius was een provinciaaltje, en dat zou hij zijn gebleven als Maecenas hem niet op een van zijn reizen had ontdekt. Maecenas gaf Vergilius onder andere een landgoed terug dat hij door landhervormingen was kwijtgeraakt. Ook hij eerde zijn weldoener door belangrijk werk aan hem op te dragen.

Tot zover is de wisselwerking duidelijk: voorspoed, faam en standing tegenover een opgedragen werk op z’n tijd en ander poëtisch eerbetoon. Maar was dat alles?

Horatius had na de moord op Caesar meegevochten tegen de latere Augustus. Toch valt er in zijn dichtwerk geen onvertogen woord over de keizer. Integendeel. Op een ander vlak gebeurde er iets vergelijkbaars met Propertius, een wat minder bekende dichter onder Maecenas’ vleugels. Hij was zijn loopbaan begonnen door nogal scabreus de vrije liefde te bezingen, maar na zijn toetreding tot Maecenas’ kring van beschermelingen matigde hij zijn toon ingrijpend.

Het kan niet mooier worden gemaakt dan het is: het mecenaat kwam met een prijs. Want de meest centrale figuur in de vriendenring van Maecenas was geen dichter, maar een keizer. Wie Maecenas zegt, zegt niet alleen Epicurus, maar moet vooral ook Augustus zeggen. Niet alleen konden de dichters dankzij hun weldoener uitgroeien tot de grootsten van hun tijd, ze werden via hem ook ingekapseld in de nieuwe wereldorde van de keizer.

Het verhaal gaat dat Augustus na zijn overwinning op Marcus Antonius een debat tussen zijn twee beste vrienden organiseerde. Een debat over de toekomst van het rijk. Agrippa, de veldheer, bepleitte terugkeer naar de republiek. Maecenas, de kunstliefhebber, was voor de vorming van een echte monarchie. Het debat heeft waarschijnlijk nooit op die manier plaatsgevonden, maar één ding klopt: Maecenas was een verstokt monarchist. Misschien lag het aan zijn Etruskische koningsbloed. Hoe dat ook zij, hij kon zich helemaal vinden in de koers die Augustus voor zijn staatshervorming koos.

Maecenas was eigenlijk een staatsman in het verborgene. Nooit aanvaardde hij een officieel ambt; niettemin had hij een belangrijke positie. Je kunt je afvragen waarom hij nooit een ambt verkoos. Een mogelijk antwoord is: waarom zou hij? In een republiek werd de macht over ambten verdeeld. In een monarchie over personen.

Al tijdens Augustus’ lange mars naar de heerschappij had Maecenas hem bijgestaan als adviseur. En Augustus stuurde hem herhaaldelijk op belangrijke diplomatieke missies. Maecenas, die sluw kon zijn, zorgde ervoor dat cruciale onderhandelingen met bijvoorbeeld Marcus Antonius succesvol verliepen.

Toen Augustus alleenheerser werd, bleef Maecenas belangrijk. Als de keizer op dienstreis ging, was Maecenas zijn plaatsvervanger in Rome. Hij droeg Augustus’ zegel, en de keizer had zo’n vertrouwen in hem dat hij diens brieven aan de senaat vóór bezorging mocht openen en naar eigen goeddunken mocht aanpassen.

De genotzoeker die zo van nietsdoen hield leidde dus bij tijd en wijle een drukbezet bestaan. Zozeer dat Horatius hem in een van zijn Oden toesprak: ‘Vergeet nu eens je plicht als politicus, wees voor het volk niet overbezorgd, grijp blij de gaven van het huidige uur en laat je zorgen maar waaien.’ Epicuristischer had hij het niet kunnen zeggen.

In 29 v.Chr. was Augustus langzaam op de terugweg van Alexandrië naar Rome, terwijl hij zich voorbereidde op zijn politieke coup in de senaat. In een van zijn pleisterplaatsen speelde zich gedurende vier achtereenvolgende dagen een tot de verbeelding sprekend tafereeltje af. De toekomstige keizer had twee mannen op bezoek. De een was zijn trouwe vriend Maecenas, die de bijeenkomst had gearrangeerd. De ander was iemand die hij niet kende: een donkere, wat boers uitziende man met een verlegen gezicht en een hakkelende stem.

Dit was een belangrijk moment voor het mecenaat-in-ontwikkeling. De boerse man was Vergilius, niet lang daarvoor door Maecenas ontdekt. Vergilius las Augustus zijn nieuwste werk voor, een lang gedicht over de landbouw met de naam Georgica. Af en toe begaf zijn stem het; dan nam Maecenas het van hem over. Want Maecenas had Vergilius aangezet tot het schrijven van dit lange leerdicht.

Augustus luisterde welwillend. Het dichtwerk bepleitte een eerherstel van de ploeg ten opzichte van het zwaard. Het paste naadloos in het hervormingsprogramma van de keizer, dat een terugkeer naar een gouden tijdperk van landelijke rust en vrede nastreefde.

Zo begon Vergilius’ inkapseling in de nieuwe Romeinse wereldorde. Zijn grootste werk zou de Aeneis worden, en ook daar zat Maecenas achter. De Aeneis beschrijft de lotgevallen van Aeneas, de mythische grondlegger van Rome en de stamvader van de Julii, en daarmee ook van Julius Caesar, Augustus’ adoptiefvader. Via deze omweg was het epos niet minder dan een verheerlijking van Augustus als de apotheose van de Romeinse ontwikkelingsgang, en daarmee een regelrechte legitimatie van diens heerschappij.

‘Kijk naar die volksstam, bekijk de Romeinen,’ kreeg Aeneas in de onderwereld bij wijze van voorspelling te horen. ‘Hier staat Caesar, het Julische huis dat mettertijd naar het hoge hemelgewelf zal komen. Dit is de man, dit is degene die jou vaker beloofd werd: Keizer Augustus, zoon van een godheid, hij die aan Latium, land dat eens door Saturnus bestuurd werd, wéér een gouden eeuw zal bezorgen.’

Vergilius was degene die de kleine, dikke Horatius bij Maecenas introduceerde. Deze Horatius begon Augustus in zijn gedichten zo te loven dat de twintigste-eeuwse Bertold Brecht heeft hem ‘de vette hofnar van de keizer’ noemde. ‘Keizer, nu Gij alleen zovele lasten torst, Italië beveiligt, met een moraal verrijkt, door wetgeving verbetert,’ dichtte Horatius bijvoorbeeld. En: ‘Geen opstand of gewelddadige dood zal ik nog vrezen, zolang Augustus de wereld in zijn hand houdt. Komaan, dienaar, ga parfumflacons halen en bloemkransen…’

Maar de invloed van het mecenaat ging verder dan zulke regelrechte vereringsstrofen. Het hele oeuvre van de beide dichters ademt de geest van de nieuwe monarchie. Maecenas’ dichters vonden de goede woorden bij het hervormingsprogramma van de keizer en schiepen zo een heel nieuw politiek-maatschappelijk discours. Ze presenteerden Augustus niet alleen als de legitieme machthebber, maar ook als morele autoriteit.

Wie met steun van de heersende cultuur kunst maakt, moet van goeden huize komen om zich daar vervolgens niet aan te conformeren. In dit geval was het ook nog eens zo dat heel Rome zich conformeerde, omdat Augustus de zo gewenste rust en veiligheid bracht. Dat de vrijheid opgeofferd werd voor bescherming, was in die tijd dus een geaccepteerde prijs – niet alleen voor de dichters van Maecenas, maar ook voor de grote meerderheid.

Toch waren niet alle dichters bereid deze prijs te betalen. Er was een dichter die even groot was als Vergilius en Horatius, of eigenlijk nog groter: Ovidius, een man die zich verre hield van de rijkgevulde tafels van Maecenas. Ovidius was jonger dan zijn vakbroeders Vergilius en Horatius, en had minder lang dan zij geleden onder de burgeroorlogen. Misschien dat dat hem hielp meer afstand te houden tot de Pax Augusta. Net als Propertius bezong Ovidius de anti-augusteïsche vrije liefde, maar anders dan Propertius hield hij daar niet mee op.

De dichter, later onsterfelijk geworden door zijn Metamorfosen, moest duur voor deze onafhankelijke houding betalen: hij werd door Augustus uit Rome verbannen.

De laatste jaren van zijn leven trok Maecenas, de verklaarde aanhanger van het dolce far niente, zich terug uit de staatszaken. Er was een vertrouwensbreuk ontstaan tussen hem en de keizer. Die had te maken met het gerucht dat Augustus de vrouw van Maecenas, Terentia, begeerde. Ook speelde mee dat Augustus had ontdekt dat Terentia’s broer een staatsgreep beraamde, en dat Maecenas zijn vrouw over die ontdekking had verteld.

Desondanks bleven de twee mannen privé goed bevriend. Van Augustus kreeg Maecenas een huis dat zeer geschikt was om in zalige ledigheid te bewonen. Het stond op de Esquilijnse heuvel en had een toren van waaruit hij met een goede kruik wijn bij de hand over Rome kon uitkijken. Je zou hier bijna aan toevoegen: en van waaruit hij kon zien dat het goed was. Zijn maatschappijvisie had gewonnen; de monarchie was stevig gevestigd – mede met dank aan die paar grote dichters die hij onder zijn hoede had.

Toch heeft Maecenas niet erg kunnen genieten van zijn laatste jaren. Hij leed aan koortsen en chronische slapeloosheid, en kon de nacht alleen verdragen als in een aangrenzende kamer zachte muziek werd gespeeld. Zijn einde kwam in het jaar 8 v.Chr.

En de belofte van Horatius? Die werd ingelost. Niet lang na de dood van zijn weldoener volgde de dichter hem naar de onderwereld. Het was natuurlijk toeval, maar een scherper zinnebeeld voor de verknoping van de dichter en zijn mecenas is er niet.

De vertalingen van de geciteerde poëzie zijn van Piet Schrijvers.

Meer weten?

Boeken

Piet Gerbrandy besteedt aandacht aan Maecenas en zijn dichters in zijn fijne boek Het feest van Saturnus. De literatuur van het heidense Rome (2007), nu al verkrijgbaar bij De Slegte.

De Historische Uitgeverij heeft de Aeneis van Vergilius uitgebracht in een vertaling van Piet Schrijvers (1996). Een genot om te lezen is ook Schrijvers’ vertaling van Horatius’ poëzie: Horatius. Verzamelde gedichten (2003).

Film

Maecenas is een van de personages in de op dvd uitgebrachte televisiefilm Imperium: Augustus (2003). Hij wordt daarin gespeeld door Russel Bar.