Home De Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie

De Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie

  • Gepubliceerd op: 17 april 2007
  • Laatste update 14 sep 2023
  • Auteur:
    Guido van Hengel
  • 13 minuten leestijd
De Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Mocht Nederland nieuwe kerncentrales laten bouwen? Dat was de vraag in de eerste Brede Maatschappelijk Discussie. Alle burgers konden hun mening geven in dit ‘gedurfde experiment’, dat zo breed werd opgezet dat het nooit echt van de grond kwam.

In 1973 kreeg Nederland de koude douche van de oliecrisis. Arabische landen draaiden de oliekraan dicht omdat de Nederlandse regering Israël had gesteund in de Jom Kippoeroorlog in oktober van dat jaar. De economie stagneerde en opeens was er het pijnlijke besef dat de energie zomaar op kon raken.

In de zoektocht naar alternatieven voor de Arabische olie of het het Groningse gas dat ooit op zou zijn, was kernenergie een serieuze optie. Nederland deed namelijk al sinds 1946 actief mee aan mondiaal kernfysisch onderzoek. Bovendien waren er al twee centrales actief: die in Dodewaard sinds 1965 en die in Borssele sinds 1967. Daar konden eventueel nieuwe centrales aan worden toegevoegd.

Joop den Uyl, minister-president van 1973 tot 1977, was tegen meer kerncentrales, maar met de komst van het eerste kabinet-Van Agt in 1977 keerde het politieke tij. Het nieuwe kabinet van CDA en VVD was vóór. Veel burgers bleken het daar niet mee eens. In september 1977 demonstreerde een eensgezinde massa tegen de plaatsing van een kerncentrale in Kalkar, net over de Duitse grens. Tienduizenden demonstranten kwamen erop af: jongeren, bejaarden, conservatieve en progressieve groeperingen uit alle landen van Europa. De tegenbeweging was zo groot geworden dat de politiek die niet meer kon negeren.

‘Zelf ben ik allang overtuigd van het nut van kernenergie, maar in Nederland is eerst een Brede Maatschappelijke Discussie nodig om dit het volk in te prenten’, verzuchtte Van Agt in 1980

Met enige tegenzin besloot het kabinet-Van Agt I het Nederlandse volk om een mening te vragen over kernenergie. Hoe dat precies in zijn werk ging was in 1977 nog onduidelijk: in interviews? Enquêtes? Via de politieke partijen? In 1978 presenteerde de minister van Economische Zaken Gijs van Aardenne voor het eerst een plan waarin werd gesproken over een grote maatschappelijke discussie. In een memorie aan de Tweede Kamer schreef Van Aardenne: ‘We moeten ernst maken met iets dat toch een gedurfd experiment genoemd mag worden: een experiment, omdat een dergelijke onderneming in ons land geen precedent kent.’

Het bedoelde experiment behelsde een uitvoerige landelijke, breed gedragen, autonome discussie over het nut en nadeel van kernenergie. Van Agt had nog steeds zijn reserves en in een interview in Trouw van 14 juni 1980 verzuchtte hij: ‘Zelf ben ik allang overtuigd van het nut van kernenergie, maar in Nederland is eerst een Brede Maatschappelijke Discussie nodig om dit het volk in te prenten.’

De klein-linkse partijen wantrouwden de hele onderneming. Zo vroeg de PPR – Van Agts opmerking indachtig – zich af of zo’n brede discussie niet gewoon een manier was om draagvlak te creëren voor kernenergie in Nederland en om de kerncentrales erdoorheen te drukken.

Driedelig pak

Toch kwam de Brede Maatschappelijk Discussie (BMD) er. Na nóg een oliecrisis in 1979 stelde het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982) een onafhankelijke Stuurgroep in die het debat moest coördineren. Leden van de Stuurgroep waren deskundigen uit politiek en wetenschap. Aan het hoofd stond jonkheer De Brauw, die als zoon van een diplomaat in het Bulgaarse Sofia op chique Duitse en Engelse scholen had gezeten en tijdens zijn studententijd in Leiden preses was geweest van het corps. Hij had een politieke rondgang gemaakt: van de rechts-liberale VVD, via het sociaal-democratische DS’70 naar de links-liberalen van de D66. Met zijn driedelig pak was de flamboyante De Brauw echter niet direct de aangewezen persoon om het vertrouwen te wekken van de antikernenergiebeweging.

Jan Terlouw, de D66-minister van Economische Zaken, stelde 13 miljoen gulden beschikbaar voor de discussie, maar volgens De Brauw had de Stuurgroep zeker wel 35 miljoen gulden nodig. Wat volgde was een politiek heen-en-weergeschuif van budgettaire miljoenen; in alle opzichten een valse start voor het ‘gedurfde experiment’. De financiële eisen van de jonkheer maakten de BMD namelijk al bij voorbaat verdacht bij de activisten. De Braauw zou niet genoeg bij het onderwerp betrokken zijn en de Stuurgroep vooral gebruiken om zichzelf te etaleren. Het feit dat de Stuurgroep zo goed werd betaald werd daarbij als argument genoemd. Uiteindelijk kon de BMD in 1981 beginnen met een budget van 15 miljoen gulden, toegewezen door de regering.

De leden van de Stuurgroep hadden verschillende taken. Ze verzamelden de meningen van verschillende betrokken organisaties in het land en wezen subsidies toe aan allerlei andere organisaties in Nederland die zelf thema-avonden wilden houden over kernenergie. Ieder collectief, van studentenvereniging tot buurthuis, kon een subsidie aanvragen.

‘Krijgen al deze mensen een antwoord? Dat lijkt me een verspilling van papier – en portokosten’

De eerste etappe voor de BMD betrof de ‘informatiefase’. Aan de hand van enquêtes konden organisaties brieven schrijven om hun mening of zorgen over kernenergie te uiten. In deze fase vertoonde de BMD al de gebreken waaraan de discussie uiteindelijk ten onder zou gaan. Met bijna naïef begrip beantwoordde De Brauw de brieven van allerlei merkwaardige collectieven. Zelfverklaarde profeten (‘Meneer Jansen uit Piepschuim’), rijmelaars, Willy Wortel-achtige uitvinders en radicaal-linkse activisten stortten hun fantasieën over kernenergie in brieven, pamfletten en petities uit over de Stuurgroep. Soms krabbelden de leden van de Stuurgroep tussen de zorgvuldig bewaarde brieven wanhopige opmerkingen: ‘Krijgen al deze mensen een antwoord? Dat lijkt me een verspilling van papier – en portokosten.’

Vanwege de vaak gehoorde kritiek dat de Stuurgroep slechts een rechterhand van de overheid was, namen de leden echter alle voorzichtigheid in acht. Elke individuele reactie werd serieus genomen. Zo werden niet alleen de reacties van de medewerkers van Borssele of de fracties van politieke partijen meegenomen, maar ook die van Progressief Warmond, basisschool De Vijverberg in Enschede of nudistenvereniging De Vrije Vogels uit Den Helder. De BMD moest zo breed en zo maatschappelijk mogelijk zijn.

Uit de vierduizend serieuze reacties werden er vierhonderd gekozen. De schrijvers hiervan konden hun ideeën nader toelichten tijdens hoorzittingen. De BMD ging ‘het land in’.

Hoofdpijn

In de steden, op het platteland, in het noorden en het zuiden werden zaaltjes afgehuurd. Heel Nederland moest zich laten informeren over de toekomst van kernenergie. Gaandeweg werd het de Stuurgroep echter duidelijk dat zo’n direct-democratische aanpak niet alleen veel geld, maar ook veel geduld kostte. Microfoons werkten niet; discussieleiders brachten niets van hun taak terecht; er kwam niemand of – nog erger – steeds dezelfde mensen waren aanwezig.

Uit de verslagen van de BMD-avonden in de provincie blijkt de onwennigheid van de medewerkers. Een notuliste van een energiethemadag voor de verzamelde vrouwenverenigingen schreef: ‘De heer Zoetenmulder gebruikte woorden als “dogmatisch”, “pragmatisch”, “technologisch” en ga zo maar door. Ik denk dat hij zijn gehoor te hoog heeft ingeschat. Na afloop had ik hoofdpijn van de inspanning.’

In de verslaglegging valt op dat de thema-avonden eerder goed waren voor de cohesie van de dorpen en de verenigingen dan voor het brede, maatschappelijke debat. Dezelfde vrouw schreef in haar notulen: ‘De lunch was zeer goed verzorgd en smakelijk. Na een tabletje was de hoofdpijn snel over.’ De rondgang langs de zaaltjes bleek soms gemoedelijk (in Harlingen kregen de leden van de Stuurgroep een fles Beerenburg en in Twente een koek), hier en daar ook wel interessant, maar over het algemeen weinig steekhoudend.

In 1982 ging de BMD haar tweede jaar in, maar er was nog weinig tot geen resultaat geboekt. De informatiefase duurde maar voort, zonder dat iemand enige notie had waar al die verzamelde meningen toe zouden leiden. De kritiek groeide. Volgens tegenstanders stuurde de Stuurgroep de meningsvorming. Deze tegenstanders wilden minder sturende vragen aan de orde stellen: niet de vraag welke energiebronnen belangrijk of duurzaam zijn, maar de kwestie hoeveel energie een mens eigenlijk nodig had.

Kernenergie was symbool geworden voor angsten als de ontwrichting van de natuur, het kapitalisme of de macht van de technologie

Het karakter van de discussie verschoof bovendien van praktisch en technisch naar ethisch. Veel mensen die op de informatieavonden kwamen wilden uiteindelijk helemaal geen discussie over de kosten en bezwaren van kernenergie. Ze wilden gewoon geen kernenergie, omdat die een symbool was geworden van veel angsten van deze tijd: de ontwrichting van de natuur, het kapitalisme, het imperialisme, de menselijke vervreemding van de natuur of de macht van de technologie. Als reactie op deze kritiek werd de Stuurgroep almaar voorzichtiger. Ook de brede ethische bezwaren werden gehoord. De discussie werd – waar mogelijk – nóg breder.

Om de situatie nog verwarrender te maken, verzamelden critici zich voor een soort alternatieve Brede Maatschappelijke Discussie. Deze Werkgroep Energie Discussies (WED) vroeg subsidie aan bij de overheid om vergelijkbare avonden te organiseren als de BMD, maar dan met een naar hun eigen zeggen meer objectieve inhoud. De bizarre concurrentiestrijd die volgde, ging niet om aantallen stemmen of sympathisanten, maar om het aantal meningen.

Dat proces ging gepaard met bureaucratische chaos. In een verbolgen brief uit 1982 aan de Stuurgroep schreef een medewerker van de WED uit ‘s-Heerenberg dat hij geen vragenlijsten kreeg opgestuurd, omdat het vermoeden bestond dat hij de formulieren gefingeerd zou invullen. In de brief klaagde de WED’er dat hij het gevoel had te worden tegengewerkt: ‘Het idee om de bevolking een kans te geven zich uit te spreken over de energievoorziening sprak mij geweldig aan. Ik heb er veel tijd in geïnvesteerd, alles pro Deo, en U als fors betaalde Stuurgroep vertrouwt mij dan niet eens? Waar zijn we in dit goede land toch mee bezig?’

Kale Kilowatturen

Het antwoord kwam in 1983: de Stuurgroep presenteerde een Tussenrapport over de informatiefase. Veel geknakte idealisten in het land hadden inmiddels afgehaakt. Het Tussenrapport was een dikke pil, maar vormde pas het begin van het eigenlijke debat. Het rapport vol meningen moest namelijk dienen als basis voor volgende etappe: de discussiefase. Zowel onder politici als bij de medewerkers sloeg de vermoeidheid toe. Het Tussenrapport haalde nauwelijks de voorpagina’s van de landelijke dagbladen. Bovendien was de inhoud wel heel voorzichtig, alsof De Brauw continu op eieren liep. Alsof hij geen politici, actievoerders, medewerkers of willekeurige voor- of tegenstanders voor het hoofd wilde stoten. 

‘Energie, te belangrijk om aan deskundigen over te laten’, prijkte triomfantelijk op de voorpagina van het Tussenrapport, maar in werkelijkheid ontbrak het de meeste Nederlanders aan zinnige ideeën over de energiehuishouding. In het rapport formuleerde De Brauw vragen die hij burgers wilde voorleggen: hoeveel energie hebben we nodig? Wie gaat de elektriciteit distribueren? Welke doelen moeten we halen?

Dit waren allemaal geen slechte vragen, maar de ondeskundigheid van de aanwezigen in de zaaltjes leidde enkel tot onbruikbare antwoorden. ‘De maatschappelijke behoefte komt niet neer op vaten kleverige vloeistof, stinkend gas of kale Kilowatturen, maar op warmte, comfort, vervoer van goederen en personen.’ Dit commentaar van een vrouw in Harlingen werd meegenomen in het Tussenrapport. Maar welke beleidsmaker had daar wat aan?

‘Energiediscussies zullen doorgaan tot in lengte der dagen’, aldus een bezoeker tijdens een bijeenkomst van de WED in 1983

In 1983 werden de zaaltjes opnieuw aangedaan, ditmaal voor de discussiefase. Maar de discussie ging nu minder over kernenergie en meer over het wezen van de Brede Maatschappelijke Discussie. Tijdens een bijeenkomst van de WED in Deventer uitte iemand de kritiek: ‘Het debat van de BMD moet in een te korte termijn plaatsvinden, waardoor overhaaste conclusies worden getrokken. Energiediscussies zullen echter doorgaan tot in lengte der dagen.’

Daarop kon Ruud Lubbers niet wachten. In 1982 was de CDA’er aangetreden als premier van een nieuw centrumrechts kabinet. De beruchte ‘knopendoorhakker’ zei, voordat enig eindrapport was gepubliceerd, dat Dodewaard en Borssele niet zouden worden gesloten. Ook stond hij in 1983 de plaatsing van Amerikaanse kernwapens in Nederland toe. Van de protesten van honderdduizenden Nederlanders tegen deze wapens trok hij zich weinig aan.

In dat klimaat publiceerde de BMD in 1983 haar eindrapport. De conclusies waren uitermate genuanceerd, maar kwamen toch neer op een duidelijk ‘nee’ tegen kernenergie. De twee bestaande kerncentrales, zo zei het eindrapport, hoefden niet te worden gesloten, maar van de verdere bouw van centrales moest de regering afzien. Eerst moesten de alternatieven worden onderzocht. Het volk had gesproken op bijna 1900 thema-avonden in het land. De Stuurgroep had zijn werk gedaan en – het moet gezegd – een duidelijk advies voor beleid gegeven.

Tsjernobyl

De conclusies verbaasden vriend en vijand van de BMD. In de ogen van de de tegenstanders was de Stuurgroep opeens al die tijd wél zuiver geweest. De BMD werd geprezen als een geslaagde vorm van maatschappelijk overleg. De WED, die de BMD continu had bekritiseerd, was positief over het eindrapport. De voorstanders van kernenergie reageerden echter teleurgesteld. Gijs van Aardenne, die in 1978 aan de wieg had gestaan van het ‘gedurfde experiment’, vond de conclusie van de BMD ongelukkig.

Of de discussie goed had gefunctioneerd interesseerde opeens niemand meer, terwijl daar toch drie jaar lang felle kritiek op was geuit. Alleen de uitkomst bleek interessant. Volgens het eindrapport waren voor- en tegenstanders weliswaar iets genuanceerder gaan denken over kernenergie, maar ze waren zelden op andere gedachten gekomen. De regering ook niet, getuige de irritatie over het ‘nee’ van de bevolking.

Lubbers, een voorstander van kernenergie, liet merken niet echt onder de indruk te zijn van het BMD-rapport. In een interview uit 1984 door Max van Weezel en Joop van Tijn legde Lubbers uit hoe hij politiek bedreef: ‘Lange kabinetszittingen dragen er niet toe bij om besluiten de goede kant op te laten vallen. Politiek is net slagroom: als je er veel in roert wordt het dikker en niet dunner.’ Lubbers ontpopte zich tot de ‘manager van Nederland’. Voor het dikke en peperdure rapport van de BMD was in zijn politiek geen plaats. In 1985, amper twee jaar na het eindrapport, viel de keuze van het kabinet tóch op kernenergie. Tien nieuwe centrales moesten in de jaren erna worden gebouwd.

Uit geheime stukken uit het ministerie van Economische Zaken bleek dat er al plannen voor de bouw van kerncentrales klaarlagen vóórdat de BMD was afgerond

In juni van dat jaar pleegde een groep onbekende activisten een nachtelijke overval op het ministerie van Economische Zaken. De activisten gaven hun actie de ludieke titel ‘de wraak van jonkheer De Brauw’. Zij stalen geheime stukken uit het ministerie, die in de dagen erna uitlekten naar de media. In het links-radicale tijdschrift Bluf! was te lezen dat er al plannen voor de bouw van kerncentrales klaarlagen vóórdat de BMD was afgerond. Minister Van Aardenne reageerde woest op de media en de activisten. Maar het was duidelijk geworden dat de BMD nog zinlozer was geweest dan tot dan toe gedacht.

In april 1986 veranderde alles. Door een ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl ontsnapte een grote hoeveelheid radioactief materiaal. Met deze nucleaire ramp waren alle discussies in de zaaltjes ingehaald door de gruwelijke realiteit van radioactieve dreiging in Europa. Het kabinet-Lubbers, nu overtuigd van de gevaren van kernenergie, annuleerde alle plannen voor de verdere bouw van centrales.

In Nederland brak vanaf 1986 opnieuw een discussie los over de gevaren van radioactiviteit en de toekomst van de aarde. Het eindrapport van de BMD was echter gedateerd, omdat het alleen speculeerde over de gevaren van kernenergie, maar nog geen informatie bood over de gevolgen van een echte ramp. Zodoende verdween het rapport, met alle bijlagen, voorgoed uit zicht.

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het Archief Stuurgroep Brede Maatschappelijke Discussie inzake Energiebeleid 1981-1984 in het Nationaal Archief. 

Lubbers en Van Agt kijken terug op de BMD

Professor Leo Jansen was vice-voorzitter van de Stuurgroep: ‘De BMD was achteraf alleen een mislukking voor de overtuigde voor- en tegenstanders van kernenergie: Borssele werd niet uitgebreid, maar ging ook niet dicht. De BMD heeft echter wél bereikt dat het milieubeleid op de kaart werd gezet en dat de bevolking bewuster werd van het verband tussen energie, milieu en economie.’ Volgens Jansen leverde de Stuurgroep continu strijd met het departement, waar ze helemaal niet in de meningen van burgers geïnteresseerd waren. ‘Zij zagen de BMD vooral als een massagetruc.’

Voormalig premier Dries van Agt, in wiens eerste kabinet de BMD tot stand kwam, herinnert zich dat in 1980 ‘het maatschappelijk klimaat zo guur was voor kernenergie dat een maatschappelijke discussie hierover de zaak niet nog slechter kon maken. Baat het niet dan schaadt het niet, zo was het motto.’

Zijn opvolger, Ruud Lubbers, zegt zich weinig meer te herinneren van de BMD, maar heeft zijn mening sindsdien niet veranderd: ‘Zo’n film als An Inconvenient Truth van Al Gore is overtuigend, maar het probleem is dat sommigen denken dat het nog steeds wel zonder kernenergie kan.’

‘Een maatschappelijke discussie’, reageert Van Agt, ‘is voor kernenergiebeleid wel nodig. Het zou mij echter een lief ding waard zijn als wij daarvoor iets beters konden bedenken dan een BMD-achtige constructie.’

Meer weten

  • Bij gebrek aan uitgebreide studies functioneren het Publieke Tussen- en Eindrapport als de meest gedegen verslaglegging van de BMD. Activistische of wetenschappelijke bijdragen aan de BMD zijn gebundeld in verschillende kleinere uitgaven, zoals in Achter de coulissen van de praatshow onder redactie van Pauline de Bok (1983) of Rekenen op Kernenergie onder redactie van W.A. Hofmans (1981).
  • Een goede analyse van de BMD is ‘The Dutch nuclear debate’ van Rob Hagendijk en Arjan Terpstra. Het boek De republiek der kerngeleerden (2000) van Kees Andriesse gaat over het onderzoek naar kernenergie in Nederland tot 1984.
  • De site van Andere Tijden biedt een dossier over energie, met een aantal fragmenten over (het verzet tegen) kernenergie. Niet veel over de BMD, maar wel over de centrales Borssele en Dodewaard, tradities van kernfysisch onderzoek in Nederland en de politieke en maatschappelijke reacties op de ramp van Tsjernobyl in 1986.
  • Over het beleid en onderzoek is het een en ander te downloaden op de website van het centrum in Petten. Hier vindt u meer over de geschiedenis van de tegenbeweging Laka.