Home Daadkrachtige Roosevelt, antiheld Carter

Daadkrachtige Roosevelt, antiheld Carter

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jaap Verheul

We zouden door de verkiezing van de grote verbinder Barack Obama bijna vergeten dat veel Amerikanen diep in hun hart van sterke presidenten houden die orde op zaken durven te stellen. Een treffende indicatie is de opmerkelijke herwaardering van Theodore Roosevelt, zonder twijfel de meest masculiene en daadkrachtige president die de Verenigde Staten ooit hebben gehad. ‘TR’ bepleitte een krachtige rol voor de overheid bij het oplossen van sociale problemen, voerde onvermoeibaar strijd tegen monopolies, vond bijna eigenhandig het natuurparkenbeleid uit en bedreef een imponerende buitenlandse politiek met een grote stok in de hand.

De 26ste president werd jarenlang door historici weggezet als afschrikwekkend bewijsstuk van Amerikaans seksisme, racisme and kanonneerbootimperialisme. Maar Edmund Morris presenteert met het derde deel van zijn monumentale biografie een koerscorrectie die aansluit bij de publieke herwaardering van Roosevelt.

Morris publiceerde al in 1979 The Rise of Theodore Roosevelt, waarmee hij alle belangrijke prijzen in de wacht sleepte, waarop in 2001 Theodore Rex volgde, over de ruim zeven presidentiële jaren. Na twee minder gelukkig uitgevallen levensbeschrijvingen van Reagan en Beethoven blijkt de beroepsbiograaf weer in topvorm met het afsluitende deel over de dramatische laatste tien jaren van ‘Colonel Roosevelt’, zoals de strijdvaardige oud-president zich graag liet noemen.

Het boek opent met een magistrale schets van de safari dwars door donker Afrika waarin de energieke Roosevelt zich daags na het verlaten van het Witte Huis stortte. Voorafgegaan door een gigantische Amerikaanse vlag baande de omvangrijke expeditie zich een weg door de jungle, waarbij natuurliefhebber Roosevelt verwoed aantekeningen maakte voor zijn volgende bestseller en tegelijk zoveel zeldzame dieren neerschoot dat de Amerikaanse musea overvol raakten.

Het grote koningsdrama uit dit boek wordt gevormd door de vruchteloze pogingen die Roosevelt vrijwel onmiddellijk ondernam om weer aan de macht te komen, teleurgesteld als hij was over zijn corpulente en narcoleptische opvolger Howard Taft, die zijn programma en vertrouwelingen terzijde had geworpen.

De oud-president formuleerde een progressieve politieke filosofie van economische regulering en sociale rechtvaardigheid die hij New Nationalism doopte, liep vervolgens vast op het Republikeinse establishment en stelde zich in 1912 kandidaat voor de nieuwe Populist Party. Als lachende derde kwam echter de Democraat Woodrow Wilson aan de macht, een man die hij intens haatte en publiekelijk afviel.

Morris schetst hoe het vervolgens snel bergafwaarts ging met Roosevelt, die nooit heeft kunnen verwerken dat het land het ook zonder hem afkon. De oud-president werd voor de rechtbank gesleept wegens smaad, raakte lichamelijk uitgeput door tropische koortsen en ontstekingsreumatiek, en bleek politiek definitief uitgerangeerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd zijn aanbod om met een regiment vrijwilligers tegen Duitsland op te trekken smadelijk afgewezen, en toen zijn jongste zoon in 1918 sneuvelde was het voorgoed met de oorlogsromantiek gedaan.

Roosevelt stierf op zestigjarige leeftijd aan hartfalen, gesloopt door een tomeloos leven. Een megabiografie van een slordige 2500 pagina’s lijkt wel een passend monument voor deze hyperactieve president, al dringt zich bij lezing onvermijdelijk weleens de vraag op hoeveel een lezer moet willen weten. Maar mede doordat Morris ook een scherp oog houdt voor de duistere kanten van zijn onderwerp, fascineert deze karakterschets met literaire kwaliteiten tot de laatste pagina’s.

Als Theodore Roosevelt een metafoor is voor onbesuisd leiderschap, vormt Jimmy Carter zijn natuurlijke tegenpool. Carter is dan ook een even tragische als lachwekkende antiheld in de geschiedenis van de jaren zeventig van de Engelse historicus Dominic Sandbrook. Zoals wordt aangegeven door de titel Mad as Hell beschrijft dit boek de populistische woede die werd opgeroepen door de revolutie van de jaren zestig en de economische en politieke malaise die daarop volgde.

Het boek heeft de structuur van een klassieke rampenfilm. Terwijl de argeloze presidenten Gerald Ford en Carter het land op koers proberen te houden, krijgt de lezer te zien hoe ondertussen in de samenleving heftige stormen opdoemen, waarop het liberale vooruitgangsgeloof en de Amerikaanse droom roemloos stranden.

Sandbrook schetst niet alleen de politieke mobilisatie van de moral majority, de opkomst van antihomo-propagandist Anita Bryant en televisiedominee Jerry Falwell, en het volksreferendum over Proposition 13 in Californië, maar laat daarnaast zien hoe ook in de populaire cultuur wordt afgerekend met de idealen van de jaren zestig. Hij illustreert dit aan de hand van reactionaire televisieseries als Charlie’s Angels en All in the Family, de volkse muziek van Bruce Springsteen, cynische Hollywood-films als The French Connection en The Godfather, en vele andere kleurrijke uitingen van het rechtse volksgevoel.

Zo ontstaat onvermijdelijk een raillerend contrast tussen de idealen van het Witte Huis en de realiteiten op straat. Hoewel Sandbrook zich ook vrolijk maakt over de klungelige Ford, zet hij vooral Carter neer als een naïeve blunderaar.

Het contrast met Theodore Roosevelt is treffend in de anekdote waarin Carter wordt bezocht door de geest van de oud-president, die hem vraagt hoe de wereld sinds zijn tijd is veranderd. Als Carter moedeloos bekent dat hij de Sovjetinvasie van Afghanistan slechts heeft beantwoord met een boycot van de Olympische Spelen en de gijzeling in Iran met ‘diplomatieke terughoudend’, valt de geest van Roosevelt even stil. Om dan in luid gelach uit te barsten: ‘Ik heb het door, je houdt me voor de gek. Zo meteen ga je me ook nog vertellen dat je het Panamakanaal hebt weggegeven!’

De jonge en multimediale Sandbrook is wel omschreven als een hoodie historian, die een nieuwe, conservatieve generatie vertegenwoordigt. Hij is thuis in de populaire en literaire cultuur, en put enthousiast uit de vele internetbronnen en digitale krantenarchieven over deze periode. Maar dat leidt bepaald niet tot eigenzinnigheid. Uitgerekend in de conservatieve Wall Street Journal werd onlangs uiteengezet dat Sandbrook naast inzichten ook zoveel letterlijke bewoordingen ontleent aan de historici van deze periode dat hij wel wat meer aanhalingstekens had mogen plaatsen.

Ook het intrigerende, maar complexe boek Cultures of War van John W. Dower kan een studie in presidentieel leiderschap genoemd worden. Dower heeft eerder gepubliceerd over de Tweede Wereldoorlog in Azië en won een Pulitzer Prize voor zijn boek Embracing Defeat, over de Amerikaanse bezetting van Japan.

Na 9/11 raakte hij gefascineerd door de parallellen die werden getrokken tussen de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor en de even onverwachte terroristische aanslagen door Al Qaida op Amerikaanse bodem. Dower betoogt dat beide aanvallen door de president werden aangegrepen voor krachtig ingrijpen, in het geval van Franklin Delano Roosevelt ten goede, bij George W. Bush ten kwade. Hoe is dat verschil te verklaren?

In het eerste deel schetst Dower het falen van de inlichtingendiensten en het tekort aan voorstellingsvermogen van beleidsmakers in de aanloop naar de aanval. In het tweede deel vergelijkt hij de Amerikaanse ‘terreurbombardementen’ op Japan en de beslissing een atoombom af te werpen op Hiroshima met de evenzeer door kruistochtdenken ingegeven terroristische aanval op 11 september 2001. En het derde deel contrasteert de Amerikaanse bezetting van Japan – waarbij geen enkele dode viel – met die van Irak.

In dit comparatieve drieluik roept Dower talloze morele en polemologische vragen op, bijvoorbeeld over de retoriek van vijandsbeelden, de rechtvaardiging van oorlogen, de inzet van massavernietigingswapens, asymmetrische oorlogvoering en het onderscheid tussen soldaten en burgerbevolking. Dat leidt soms tot verrassende uiteenzettingen, zoals zijn analyse van de wijze waarop na 9/11 de door FDR op het laatste moment bedachte uitdrukking ‘a date which will live in infamy’ is hergebruikt. Daarnaast is Dower sterk als verzamelaar van inschattingsfouten, irrationele illusies en beleidsmatige stommiteiten.

Minder overtuigend is zijn centrale these dat al deze historische missers – en ook de recente financiële crisis – zijn terug te leiden tot ‘the faith-based thinking and organizational pathologies associated with Washington’s war culture’. Die ahistorische observatie lijkt eerder ingegeven door politieke woede dan door dit vergelijkende onderzoek.

De boeken uit deze rubriek zijn geselecteerd door The American Book Center in Amsterdam en Den Haag, en zijn verkrijgbaar via abc.nl of 020-62 55 537 / 070-36 42 74.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.