Home Competitie om ouderdom fossielen

Competitie om ouderdom fossielen

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2022
  • Laatste update 08 nov 2022
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 4 minuten leestijd
Competitie om ouderdom fossielen

‘Zuid-Afrika is weer in de race als plaats waar de mens is ontstaan,’ kopte persbureau Bloomberg deze zomer. Wetenschappers hadden geconstateerd dat resten van mensachtigen uit Sterkfontein, bij Johannesburg, dateren van 3,4 tot 3,6 miljoen jaar geleden. Dat maakt ze ouder dan bijvoorbeeld Lucy, een vrouwelijke mensachtige van 3,2 miljoen jaar oud, uit Ethiopië. Wellicht lagen de vroegste wortels van de mens dus niet in oostelijk Afrika – zoals vaak gedacht –, maar in Zuid-Afrika. In de berichtgeving leek het of Zuid-Afrika een voorsprong had op de rest, alsof het een landenwedstrijd is. Zo’n competitie zie je vaker, zegt wetenschapshistoricus Oliver Hochadel.

 

Bij verhalen over fossielen van verre voorouders gaat het al snel om de vraag welk land de oudste heeft. Waarom?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Menselijke fossielen en nationalisme zijn altijd verweven geweest. Dat gaat terug tot het begin van dit soort onderzoek. Het speelde al toen in de jaren 1920 in Zuid-Afrika de schedel van het “Taung-kind” werd gevonden, een vroege mensachtige. Toen was er al competitie over de vraag waar de mens vandaan kwam. En dat werd nog duidelijker in de jaren 1960 en 1970. Toen deden bijvoorbeeld de Britse Mary Leakey, de Keniaanse Louis Leakey en hun zoon Richard grote ontdekkingen in oostelijk Afrika.’

Waarom vinden auteurs het zo belangrijk waar de eerste mensachtigen leefden?

‘Het kan gaan om het idee dat mensen zelf direct afstammen van de oude mensachtigen. Dat zij leven op de plaats waar de mens is ontstaan. Maar in bijvoorbeeld Zuid-Afrika in de apartheidsperiode was dat lang niet het punt. De onderzoekers daar waren wit en zij zagen zichzelf niet als de directe nakomelingen van de mensachtigen die daar hadden geleefd. Hun ging het meer om wetenschappelijke trots – om het feit dat zíj de ontdekkingen hadden gedaan.’

Dit bericht gaat verder onder de afbeelding.

Model van een vrouwelijke Australopithecus, gebaseerd op vondsten bij Sterkfontein.

Deze vorm van nationalisme speelt ook in Europa. Waar bijvoorbeeld?

‘Ik heb veel onderzoek gedaan naar Atapuerca, een vindplaats bij Burgos in Spanje. Daar liggen ook resten van mensachtigen. Veel jonger dan die in Sterkfontein, maar voor Europese begrippen heel oud. Laatst werd daar een stuk schedel gevonden, en nog voordat het uitgebreid was onderzocht, kwam er een persconferentie met de mededeling dat het oudste mensengezicht van Europa was gevonden. Dat kreeg veel aandacht. Daar zijn ze bij Atapuerca goed in: aandacht creëren voor hun vondsten.’

Maar die vondsten zijn toch ook echt bijzonder?

‘De fossielen zijn spectaculair, en in Atapuerca wordt ook goed onderzoek gedaan. Maar het gaat me om de nationalistische omgang ermee. De fossielen zijn ingezet als ambassadeurs van Spanje: in 2000 waren ze te zien op de wereldtentoonstelling in Hannover en in 2010, in Shanghai, begon het Spaanse paviljoen met uitleg over Atapuerca. Het was de bedoeling zo mensen naar Spanje te halen, vanwege de bijzondere vondsten en de geweldige wetenschap.’

Het gaat bij de nationalistische omgang met fossielen dus ook om geld.

‘Ja. Burgos, de stad waar Atapuerca vlakbij ligt, heeft een heel centrum gebouwd rond het onderzoek, inclusief een museum, dat veel toeristen moet trekken. Daarvoor is aandacht in de pers belangrijk, en journalisten zijn vaak geneigd om te schrijven over “de oudste Spanjaard” enzovoort.’

Terwijl de kans groot is dat Spanjaarden van nu niet van die mensen afstammen.

‘Inderdaad. En wetenschappers weten dat, en veel journalisten volgens mij ook. Maar toch is de verleiding groot om er zo over te berichten. Omdat het lezers aantrekt.’

 

Oliver Hochadel is wetenschapshistoricus aan CSIC in Barcelona. Hij deed onder meer onderzoek naar wetenschappelijk nationalisme in berichtgeving over menselijke resten in het Spaanse Atapuerca, naar de geschiedenis van de bliksemafleider en naar de rol van steden in wetenschapsgeschiedenis.

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2022