Duitsland kruipt uit zijn schulp. Meer dan vijftig jaar heeft het zich politiek gedeisd gehouden. Boete en bezinning was het algemeen aanvaarde motto. Liever een goede Europeaan dan een goede Duitser zijn, om de weg terug naar het kwaad te vermijden. ‘Duitsland’ werd niet groot geschreven. Patriottisme en nationalisme waren verdachte gespreksthema’s. Als aanstichter en verliezer van de Tweede Wereldoorlog beklaagde noch erkende het land het leed van zijn eigen oorlogsslachtoffers. Dat hoorde niet.
Maar ook Duitsland verjongt en verandert. Er zijn niet meer twee Duitslanden, maar één. De oorlog, de Ostpolitik en de Vergangenheitsbewältigung horen bij de levensgeschiedenis van de éminence grise: een Helmut Schmidt van de SPD of een Hans-Dietrich Genscher van de liberale FDP. Anno 2002 is het roer in handen van de generatie-’68: Gerhard Schröder en Otto Schily van de SPD, Joschka Fischer bij de Groenen. Zij riepen hun ouders ter verantwoording: ‘Vader, wat deed jij in de oorlog?’ Zij protesteerden tegen Vietnam, en… stuurden zelf troepen naar de Balkan.
Vragen hun kinderen naar hun rol in de oorlog, dan antwoorden deze vaders: ‘Welke oorlog; de Golfoorlog, Kosovo, of de strijd tegen het terrorisme?’ Voor de generatie-2002, die onderaan de Duitse politieke ladder staat te trappelen, betekent ‘de oorlog’ niet langer automatisch de beladen Tweede Wereldoorlog, maar eerder conflicten om respectievelijk de toegang tot de olie zeker te stellen, de toestroom van vluchtelingen een halt toe te roepen en greep te krijgen op de miljoenen moslims in het land.
Oorlogen kortom om de economische en culturele veiligheid van het eigen land veilig te stellen; het eigen land en de eigen burgers bleken het verdedigen waard. Duitsland staat in deze behoefte verre van alleen, maar uit respect voor het nie-wieder mocht hij lange tijd niet expliciet worden gemaakt.
Daarin is met het aantreden van de tweede naoorlogse politieke generatie verandering gekomen. De uit Tsjechië, Joegoslavie of Polen verdreven Duitsers eisen alsmaar luider schadevergoedingen en dreigen het EU-lidmaatschap van die landen te blokkeren. In Günter Grass’ nieuwste boek Im Krebsgang hebben ze hun eerste monument. Immigranten weren staat hoog op de agenda van de CDU. Al kreeg Jürgen Rüttgers met zijn Kinder statt Inder-uitspraak de hele zakenwereld die staat te springen om competente ICTers op zijn nek; er zijn meer werklozen dan zakenlieden. CDU-fractievoorzitter Friedrich Merz pleit voor het behoud van de Deutsche Leitkultur en is er trots op een Duitser te zijn.
Zelfs kritiek op de Joden is niet meer taboe. FDP-vicevoorzitter Jürgen Möllemann vergat het verschil tussen anti-Israel en anti-Joodse kritiek. Zijn achteraf als slip-of-the-tongue erkende opmerking ‘Joden bevorderen antisemitische gevoelens’ blijft rondzingen in het politieke debat. Flirtte hij met de miljoen stemgerechtigden uit de moslimgemeenschap, en/of de historisch genegeerde rechtervleugel in de samenleving? De kleine FDP koerst erop af bij de verkiezingen op 22 september de grootste partij te worden.
Judith Stalpers is correspondent in Duitsland.
Dit artikel is exclusief voor abonnees