Het heeft een paar jaar geduurd, maar niet alleen het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, ook de rest van de Nederlandse historische gemeenschap kan weer met de borst vooruit over straat. Geschiedschrijvend Nederland kreeg de afgelopen jaren ongeveer alle vooroordelen die er over het vak bestaan voor de voeten geworpen, om te beginnen in 1996, toen het kabinet in een historisch onderzoek een redelijk alternatief zag voor een parlementaire enquête naar de val van Srebrenica. Een chique doofpot, oordeelden de critici. Want geschiedkundig onderzoek kon alleen een oeverloze brij opleveren van nuances, mitsen en maren, slagen om de arm en andere subtiliteiten waardoor de regering haar verantwoordelijkheid zou kunnen ontlopen. Om nog maar te zwijgen van de traagheid van historisch onderzoek.
Wat dat laatste betreft hebben Hans Blom en de zijnen aan de cynische verwachtingen voldaan. Herhaaldelijk werd het rapport uitgesteld, tot grote frustratie van vooral de direct betrokkenen. Maar de wraak van Blom bleek groots: het kabinet wist de presentatie van de 3500 pagina’s nog geen week te overleven, waarmee het NIOD-rapport aantoonde dat een reconstructie waarin gepoogd wordt alle verantwoordelijkheden in kaart te brengen, niet noodzakelijk leidt tot een pacificerend ‘iedereen was verantwoordelijk, dus niemand’.
De politieke impact van een rapport mag goed zijn voor het ego van de betrokken onderzoekers en de beroepsgroep, het is nog geen bewijs van kwaliteit. Welbeschouwd is het rapport een in omvang en zorgvuldigheid indrukwekkend werkstuk, dat aantoont wat de geschiedwetenschap vermag als het gaat om reconstructie en groepering van feiten. Daartegenover staat dat het NIOD weinig nieuws aan de oppervlakte heeft gebracht en dat de conclusies van het rapport niet allemaal even overtuigend zijn. Dat geldt vooral voor de inmiddels ook bekritiseerde welwillende beoordeling van de Dutchbat-commandanten.
Alleen mildheid is dat echter niet. Want door Dutchbat vrij te pleiten, kunnen de politici zich niet meer achter de schutterende soldaten verschuilen en komt het volle gewicht van de kritiek op hun schouders terecht, met de kabinetscrisis als onvermijdelijk gevolg. Dat is inhoudelijk en staatsrechtelijk te verdedigen, maar ook tactisch briljant. Want het enigszins met zijn missie worstelende NIOD had er, juist door het imago van traagheid en onuitgesprokenheid dat in politieke kringen aan historici kleeft, alle belang bij dat het rapport een zo groot mogelijke klap zou geven. Wie dacht dat de politieke affaire-Srebrenica door het NIOD-rapport met een sisser had kunnen aflopen, rekende niet alleen buiten het belang van de feiten, maar ook buiten het vernuft van de moderne historicus, en Hans Blom in het bijzonder.
Arjen Fortuin is redactioneel medewerker van Historisch Nieuwsblad.
Dit artikel is exclusief voor abonnees