De held van het verhaal verlaat huis en haard en trekt onverschrokken de wijde wereld in. Hij moet iets groots verrichten. Als hij zijn monster heeft gevonden en gedood, keert hij met de beeldschone prinses die door het monster gevangen werd gehouden terug naar huis. Ze trouwen onder trompetgeschal en leven nog lang en gelukkig…
Dat is de basisstructuur van elk sprookje of avonturenverhaal. Het is, als je er even over nadenkt, eigenlijk een wonderlijke zaak. Het verhaal houdt op als het echte leven begint. Als de avontuurlijke start heeft plaatsgevonden, komt er nog minimaal een halve eeuw, die kennelijk de moeite van het vermelden niet waard is.
Dit patroon is – zij het in een wat minder sprookjesachtige vorm – ook kenmerkend voor de narratieve structuur die ons geheugen voor ons eigen leven vervaardigt. Het menselijk geheugen wordt geactiveerd door dramatische gebeurtenissen, maar heeft niet veel met de trage, routineuze stroom van de tijd, met de duur der dingen. Zo komt het dat het verhaal dat ons geheugen van ons leven maakt wel iets te maken heeft met de daadwerkelijke ervaring van het leven, maar er bepaald niet mee samenvalt. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat dagboekaantekeningen achteraf vaak triviaal aandoen en niet lijken samen te vallen met onze herinnering.
Deze wonderlijke discrepantie wordt beschreven in de laatste vier hoofdstukken van Daniel Kahnemans fascinerende boek Thinking, Fast and Slow. Het leven wordt gewaardeerd naar en opgehangen aan zijn hoogtepunten en eventuele dieptepunten, niet naar de veel langere perioden waarin het rustig en tevreden is geleefd. Proefpersonen waarderen een kort leven waarin iets groots is verricht boven een lang en tevreden leven waarin dat niet is gebeurd. Ook in de evaluatie van het eigen leven, waarbij het herinnerde leven steeds het uitgangspunt is, spelen zaken een prominente rol die in het dagelijkse leven helemaal geen gevoelsmatige rol van betekenis hadden.
In het levensverhaal heeft ook het einde van het leven een buitenproportionele rol. Als er op een lang, rustig en aangenaam leven twee moeizame jaren van aftakeling volgen, dan werpen die laatste jaren een lange schaduw over de zeven of acht decennia die daaraan vooraf zijn gegaan. Aan vakanties, die slechts een fractie van ons geleefde leven vormen, houden we vaak levenslang een scherpe herinnering.
Ook ons collectieve geheugen, de geschiedenis, lijkt deze eigenaardigheid te vertonen. Geschiedenis gaat over opmerkelijke en dramatische gebeurtenissen, niet over het rustige, dagelijkse leven dat verreweg de meeste mensen leiden.
In de historische verbeelding zijn de jaren dertig de intens sombere jaren van de Grote Depressie en van de onafwendbaar naderende Tweede Wereldoorlog, een decennium waarin de zon zelden scheen en de merels niet zongen. Voor de overgrote meerderheid van de Nederlanders werd die tien jaar echter gekenmerkt door de kleine zorgen van het dagelijks leven. We zijn ook altijd weer verbaasd, en misschien zelfs licht verontwaardigd, als foto’s gemaakt tijdens de bezettingsjaren ons duidelijk maken dat men ook toen onbezorgd ging fietsen en picknicken op de eerste warme voorjaarsdagen.
De vraag is natuurlijk of we het triviale leven, dat zoveel omvangrijker was dan het grote drama van de geschiedenis, maar moeten laten rusten of dat wij historici moeten proberen dat kabbelende, wellicht slaapverwekkende verleden ook in beeld te brengen. Gesteld dat we dat zouden willen doen – al was het maar in een kadertje naast het bloedvergieten –, dan is de vraag waar we de informatie over al die levens zonder drama en avontuur vandaan zouden moeten halen. Alle manifestaties van de nieuwsindustrie werken immers volgens het adagium dat goed nieuws geen nieuws is.
Het grootste geheim van de geschiedenis zijn de miljarden onopmerkelijke levens waarvan we niets weten!
Dit artikel is exclusief voor abonnees