Op 25 augustus 2012 overleed de Amerikaanse astronaut Neil Armstrong, die op 20 juli 1969 als eerste mens een voet op het maanoppervlak zette. Daarbij sprak hij de historische woorden ‘That’s one small step for man, one giant leap for mankind’, die ook nu weer allerwegen werden geciteerd.
Iedereen die ooit over die woorden heeft nagedacht, moet zich gerealiseerd hebben dat Armstrong zijn historische zinnetje verkeerd heeft geformuleerd. Het woord man zonder lidwoord betekent immers ongeveer hetzelfde als mankind, namelijk ‘de mensheid’. Armstrong zelf had willen zeggen – en dacht te hebben gezegd: a man. Hij was ervan overtuigd dat het lidwoord zoek was geraakt in de slechte, door statische elektriciteit gestoorde verbinding.
Pas nadat hij het geluidsbandje herhaalde malen had beluisterd was hij bereid toe te geven dat hij het lidwoord in de spanning van het moment was vergeten. Zo zitten we nu met dat historische tekstje, dat telkens weer lichte verbazing wekt.
Als we even afzien van deze kleingeestige bezwaren, lijkt iedereen het er wel over eens dat Armstrong daar op de maan ware woorden sprak. De maanlanding werd toen en nu beschouwd als een gebeurtenis van grote historische betekenis, met recht een grote sprong voorwaarts voor de mensheid.
Armstrong had echter met het tweede deel van zijn zinnetje ongelijk. Dat hij in 1969 dacht dat het Apollo-project het begin zou zijn van een glorieuze bemande verkenning van de ruimte valt hem, zeker ook gezien zijn directe betrokkenheid, nog wel te vergeven. Voor ons zou echter zo langzamerhand duidelijk moeten zijn dat de bemande ruimtevaart, behoudens wellicht enige kleine klusjes in een baan om de aarde, een doodlopende steeg is.
Na zes maanlandingen werd er een punt gezet achter het Apollo-project, omdat het onwaarschijnlijk duur was en heel weinig had opgeleverd. Er was een Amerikaans vlaggetje op de maan geplant en de astronauten hadden wat maanmateriaal mee naar de aarde genomen ter analyse. Die werkzaamheden hadden echter evengoed verricht kunnen worden door robots.
Sterker nog: afgezien van het vlaggetje hebben Russische robots diverse malen een zachte landing op het maanoppervlak uitgevoerd en daarna maanmateriaal terugbezorgd op aarde. Twee Russische gerobotiseerde voertuigjes hebben tientallen kilometers over het maanoppervlak gereden. De immense Apollo-missie heeft niet significant meer geproduceerd dan de oneindig veel goedkopere onbemande Russische missies.
De onbemande ruimtevaart kost ongeveer 10 procent van wat de bemande ruimtevaart kost. Eerlijkheidshalve moet daarbij gezegd worden dat ook de Russen het voornemen hadden om een man op de maan te zetten, maar dat is door allerlei tegenslag een mislukking geworden.
Het hele Apollo-project had uiteindelijk niets te maken met de ambitie om de ruimte te verkennen. Het was een puur politieke onderneming, onderdeel van de technologisch-militaire competitie van de Koude Oorlog. Nadat de Russen met de Spoetnik en latere ruimte-exercities de Amerikanen diverse malen de loef hadden afgestoken, besloot president Kennedy dat er iets teruggedaan moest worden. Vandaar zijn belofte in 1961 nog in dat decennium een man op de maan te zetten.
De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA was in eerste instantie niet gelukkig met die opdracht. Er moest geld worden overgeheveld van wetenschappelijke projecten naar het politieke prestigeproject, en dat vond de directeur van de NASA – geheel terecht – zonde.
Niet de maanlander van Armstrong was de toekomst van de verkenning van ons zonnestelsel, maar de twee Russische maanwagentjes, Lunokhod I en II. Ze doen direct denken aan de twee frappant succesvolle Mars-wagentjes van de Amerikanen, Spirit en Opportunity, die in 2004 aan hun wetenschappelijke missie zijn begonnen.
De Spirit is vastgelopen in mul zand en het contact is verloren gegaan, maar de Opportunity rijdt na al die jaren nog steeds rond. Hij heeft kortgeleden gezelschap gekregen van de Curiosity, een Mars-verkenner zo groot als een kleine middenklasse-auto. De astronauten zitten ondertussen in Pasadena achter een computerscherm.