Home COLUMN Jaap Scholten over ondergedoken kinderen

COLUMN Jaap Scholten over ondergedoken kinderen

  • Gepubliceerd op: 22 april 2016
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Jaap Scholten
COLUMN Jaap Scholten over ondergedoken kinderen

Tijdens de oorlog wisten studenten honderden Joodse kinderen te redden. Ze smokkelden hen naar het platteland, waar de kinderen onderdoken bij grote boerenfamilies. Een van die verzetshelden was Ankie Stork, een tante van Jaap Scholten.

Lemele is een dorpje vlak bij de Lemelerberg, aan het Pieterpad, met een natuurcamping en het centraal gelegen eetcafé De Driesprong. In de oorlog reed een verre tante, Ankie Stork, regelmatig op de fiets van het station van Nijverdal of Holten naar Lemele, met achterop een kind, dat ze enkele uren eerder op het Centraal Station in Amsterdam had opgepikt. Ankie was 22 jaar oud en haar schuilnaam luidde Ankie van Delden.

In Lemele fietste ze naar een van de vijf leidende boerenfamilies die deel uitmaakten van het ‘Lemels Convent’, en overlegde daar bij welk gezin in Lemele ze het kind kon brengen. In het destijds 790 zielen tellende dorp zijn op die manier tientallen kinderen ondergebracht. Soms moesten de haren gebleekt worden als het kind te donker was.
 

Opstandig Lemele. In het dorpje werden tientallen kinderen opgevangen

Voor mijn boek Horizon City vroeg ik haar hoe het mogelijk was dat één dorp zoveel onderduikers opnam. Het was volgens Ankie te danken aan de dominee van de Nederlands-hervormde kerk, die zijn opleiding voor de oorlog in Berlijn had gehad en daardoor tijdig begreep wat de nazi’s van plan waren. In een volle kerk vertelde hij de Lemelers dat het je plicht was de medemens in nood bij te staan.

De kinderen die Ankie in de oorlog in Lemele of elders in Salland of Twente onderbracht waren aanvankelijk afkomstig uit de crèche in het gebouw van de Talmoed Torah tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. In die crèche zaten de jonge kinderen van ouders die in de schouwburg op transport wachtten en kinderen wier ouders zoek waren – die zaten in Westerbork of in een vernietigingskamp in Polen, waren ondergedoken of al vermoord.
 

Vier verzetsgroepen redden kinderen uit de Hollandse Schouwburg

Voor de treinen die om tien uur ’s avonds naar Westerbork vertrokken pakten de nazi’s meestal meer Joden op dan in de wagons pasten. Het teveel werd in de Hollandsche Schouwburg opgesloten tot het volgende transport. Als er te weinig mensen waren om de treinen te vullen, haalden de nazi’s kinderen uit de crèche. Een sliert kinderen liep dan met rugzakjes om naar de overkant van de straat de Hollandsche Schouwburg in, de dood tegemoet.

Vier verzetsgroepen – het Utrechts Studenten Comité, de Amsterdamse Studenten Groep, de Trouwgroep en de Naamloze Vennootschap – legden zich toe op het redden van kinderen uit de crèche. Die keuze was pragmatisch: je kon ze veel makkelijker laten onderduiken, ze konden in een groot gezin opgaan. Je hoefde geen persoonsbewijzen te vervalsen en je kon ze met minder risico vervoeren – per trein en achter op de fiets.
 

Vervoer van kinderen naar de provincie

Ze pasten zich snel aan en leverden minder vaak problemen op binnen gastgezinnen. En de kinderen konden relatief eenvoudig uit de crèche worden gesmokkeld: via de tuin van het naburige weeshuis en door de voordeur – baby’s in een rugzak of een bundeltje wasgoed, grotere kinderen onder dekking van een voorbijrijdende tram die de voor de schouwburg geposteerde SS’er het zicht ontnam.

Eén ploeg haalde de kinderen uit de crèche, een tweede ploeg vervoerde de kinderen de provincie in. Net als bij een professionele kidnapbende wist de uitsmokkelploeg niet wat het verdere plan was. Ze troffen elkaar onder de klok van het Centraal Station in Amsterdam; daar werd het kind overgegeven. Een derde team stond in de provincie op het station klaar onder de klok en zorgde dat het kind bij een onderduikgezin werd ondergebracht. In 1943 moest Ankie vaak de rol van team 2 en 3 combineren.
 

Persoonslijsten verstopt in het aartsbisschoppelijk paleis

Er werd een gescheiden administratie gevoerd: de ene op straatnamen, de andere op huisnummers en namen van de kinderen. Deze lijsten waren cruciaal om na de oorlog familieleden te zoeken die de oorlog overleefd hadden. De gevoeligste helft van de administratie werd verstopt in het aartsbisschoppelijk paleis in Utrecht aan de Maliebaan, pal naast de kantoren van de SD, de SS en de NSB.

Bert Jan Flim, zoon van een vader die hielp de kinderen onder te brengen, schreef een dissertatie en een boek over de vier verzetsbewegingen. In Onder de klok schrijft hij over het Utrechts Kinder Comité en de Amsterdamse Studenten Groep: ‘Samen verborgen de twee studentengroepen omstreeks achthonderd Joden. […] Het is zeer moeilijk een schatting te geven van het aantal Joodse kinderen dat uiteindelijk in het Overijsselse filiaal van het Utrechts Kinder Comité is verborgen. Het zullen er in de buurt van de honderd zijn geweest. Ankie Stork, inmiddels stokoud, onderhoudt nog steeds met velen van hen contact.’
 

Eerbetoon aan tante Ankie

Op 23 november 2015 overleed Ankie, 93 jaar oud. In Israël zijn tien bomen ter ere van haar geplant. Tijdens de Boekenweek, vier maanden na haar dood, trok ik rond en gaf lezingen. Eén avond was ik in de buurt van Lemele, in het oosten van het land, en vertelde over Ankie. Na de lezing kwamen mensen naar me toe om boeken te laten signeren, maar vooral om over zaken die ik had aangekaart te spreken. De laatste in de rij was een vieve dame met donkere krullen. Het zaaltje was al bijna leeg. De mevrouw boog zich naar me toe, plaatste voorzichtig een stapeltje van mijn boeken op de tafel, keek me aan en zei: ‘Ik ben één van die kinderen.’
 
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2016