Hoera, een historisch boek op nummer 1 van de bestsellerlijsten! Met zijn De vergelding, (onlangs nog in dit blad voorgepubliceerd) verslaat collega Jan Brokken alle tinten grijs, alle vrouwendetectives en alle dieetboeken. Terecht, want hij maakt al jaren mooie boeken, die veel te lang onopgemerkt zijn gebleven. En nu beleeft hij op 63-jarige leeftijd alsnog zijn grote doorbraak. Wie beweerde ook alweer dat succes alleen is weggelegd voor hen die jong en sexy (liefst ook nog allochtoon of vrouw) zijn, en te pas en te onpas hun snoet op televisie vertonen?
Het zijn sowieso mooie tijden voor ons non-fictieschrijvers. De boekenwereld mag dan wel in mineur zijn en de Grote Literatuur in verval, maar boeken met geschiedenis als onderwerp lijken nog altijd niet aan te slepen. Kijk naar Geert Mak (onlangs nog hoofdredacteur van dit blad), die in november, amper twee maanden na de verschijning ervan, al het 100.000ste exemplaar van zijn Reizen zonder John in ontvangst mocht nemen en inmiddels wel ruim over de 200.000 heen zal zijn. Laura Starinks Duitse wortels (óók al onlangs in dit blad) schijnt het ook al zo goed te doen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Je zou bijna gaan denken dat je naam in Historisch Nieuwsblad de beste weg is naar een status als bestsellerauteur en een kaartje voor het Boekenbal. Maar zo simpel is het ook weer niet. Wel is er iets anders wat deze auteurs gemeen hebben: stuk voor stuk hebben ze een gedegen journalistieke achtergrond.
Ooit begonnen met de vijf W’s (wie-wat-waar-wanneer- waarom, de basis van elk nieuwsbericht), hebben ze eindeloos artikeltjes en artikelen geschreven over de meest onmogelijke en uiteenlopende onderwerpen, en onderweg geleerd de aandacht van de lezer te vangen en een eigen stijl te ontwikkelen.
Het vreemde is dat juist die schrijfstijl in de media bij ‘ons soort boeken’ steevast een ondergeschoven kindje is. Interviewers vragen vooral naar het verhaal (en laten je ook het liefst de afloop verklappen, wat ze bij een romanschrijver echt niet in hun hoofd zouden halen), en zelfs recensenten beperken zich meestal tot een samenvatting, waar alleen maar als je geluk hebt nog ergens iets over de vorm in te vinden is. Meestal iets in de trant van ‘op meeslepende wijze verteld’ of ‘levendig opgeschreven’. Alsof wij niet worstelen met structuur en toon van het boek! Alsof wij niet alles uit de kast moeten halen om het zo op te schrijven dat het de lezer in zijn nekvel pakt!
Over mezelf lees ik vaak: ‘Ze heeft een vlotte pen.’ Of: ‘Haar verhaal leest als een trein.’ Nou, ik zit, zoals dat heet, op dit moment midden in mijn nieuwe boek en ik kan u vertellen: mijn pen is niet in het minst vlot. Hij doet zelfs helemaal niets zonder dat ik het van tevoren bedacht heb. En treinen rijden er ook hoogstzelden aan mijn schrijftafel voorbij.
Er is alleen maar een verhaal, dat ik de afgelopen jaren met liefde heb uitgezocht en waarvan ik vind dat het een plaats in de wereld verdient. En waarvoor ik nu dus mijn uiterste best doe, en wil doen, om het zo vorm te geven dat het die plek ook krijgt.
Voor mij is schrijven zoiets als dansen. Zodra je de zweetdruppels, het eindeloze geoefen en geploeter dat eraan voorafging in het eindresultaat kunt zien, is de betovering verbroken. De kunst is het zo te doen dat het voor de toeschouwer volstrekt moeiteloos lijkt. De danser zweeft, het verhaal krijgt vaart. Dat is wat journalisten hebben geleerd. En dat is wat volgens mij iedere historicus in spe zou moeten leren. Want gedegen onderzoek doen is één ding, het vervolgens helder en aansprekend op papier kunnen zetten iets heel anders.
En dus begrijp ik niet waarom niet elke geschiedenisfaculteit ‘schrijfles’ op zijn programma heeft staan. Gewoon, beginnen met die vijf W’s. Daar kom je al een heel eind mee.