Home COLUMN: Annejet van der Zijl

COLUMN: Annejet van der Zijl

  • Gepubliceerd op: 24 september 2013
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl
  • 4 minuten leestijd
COLUMN: Annejet van der Zijl

In ieder mens zit een boek, zeggen ze, en daar ben ik het mee eens (al zitten er, toegegeven, behoorlijk saaie tussen). Maar wat minstens zo waar is: aan elke biografie kleven talloze andere verhalen, die je als schrijver moet laten voor wat ze zijn omdat je je nu eenmaal dient te beperken tot je hoofdonderwerp. Maar die je ondertussen wel voor de rest van je leven bijblijven, als kleine geesten die met je meereizen.

Zo denk ik nog weleens aan Adalbart zu Dohna, een klasgenoot van prins Bernhard toen die nog gewoon als anonieme schooljongen door het feestende Berlijn van de jaren twintig fietste. ‘Berti’ was wat je noemt een golden boy: knap, hartelijk, atletisch en geliefd bij iedereen. Zowel zijn vader als zijn oom, de legendarische ‘Möwe-Kapitän’ graaf Nicolaus zu Dohna, was als oorlogsheld uit de Wereldoorlog gekomen. De familie bezat een idyllisch landgoed, Buckow geheten, waar Bernhard, toen een nogal ziekelijk en niet al te populair ventje, bijna elke zomer met grote gastvrijheid werd onthaald.

Vanzelfsprekend waren Adalbart en zijn oudere broer Fabian van de partij toen hun schoolvriend in 1936 vrij plotseling trouwde met de Nederlandse kroonprinses. Was de reputatie van het Hollandse koningshuis tot op dat moment bepaald saai – het hoogtepunt van frivoliteit was, zo werd gezegd, de sjoelbak –, de feesten die eind december op Paleis Noordeinde werden aangericht waren dat zeker niet.

Vuren laaiden hoog op, champagnekurken knalden en vrolijk poseerden de Zu Dohna’s in Arabierenkledij op het gemaskerde Oudejaarsbal. Op dat moment leek niet alleen Bernhards toekomst, maar ook die van hen zonovergoten. Onder de charismatische Adolf Hitler ging het immers voor het eerst sinds de Wereldoorlog weer echt goed met Duitsland.

In contrast met al deze vrolijkheid des te hartverscheurender zijn de brieven die Berti precies zes jaar later aan zijn moeder schreef. Oudejaarsavond 1942 vierde hij niet in een paleis, maar in een koude, donkere bunker bij Stalingrad, waar hij en zijn kameraden al maanden letterlijk lagen te creperen. De politicus Hitler was, in de woorden van Sebastian Haffner, inmiddels vervangen door massamoordenaar Hitler, en na zijn eerste grote nederlaag aan het oostfront had hij domweg geweigerd om het ingesloten deel van zijn troepen te ontzetten.

‘Alles gaat over, alles gaat voorbij, na elke december komt weer een mei,’ schreef Berti eind december aan zijn moeder. ‘Dat zingen wij hier voortdurend; onze humor is er nog, zij het niet veel anders meer.’ Het dagelijks broodrantsoen was op dat moment 75 gram. In een volgende brief, gedateerd op 6 januari, schreef hij nog magerder te zijn geworden – ‘maar ook daar wen je aan’ – en de hele dag in de vrieskou te dromen van ‘het mooie Buckow’. Hij maande zijn moeder zich geen zorgen te maken: ‘Ik red me wel.’

Het zouden Berti’s laatste woorden aan haar zijn. Eind januari gaven de uitgehongerde en halfdoodgevroren restanten van het ingesloten leger zich over. Een kameraad zou later schrijven dat de voormalige atleet, optimistisch tot aan zijn bittere eind, begin april bezweek in het gevangenkamp Oranki bij Gorki, na een wekenlange marteltocht door het bevroren Rusland. Hij werd begraven in een anoniem massagraf.

Berti’s moeder zou het nieuws van haar zoons dood pas in 1950 horen. Haar jongste zoon was ondertussen omgekomen tijdens zijn vlucht voor de Russische Furie in 1945, haar enige broer bezweken in een Russische gevangenkamp een jaar later. Maar Elly zu Dohna mocht niet klagen, zoals haar schoonzus Lali Horstmann later schreef in het indrukwekkende Nothing for Tears. Zij was Duits, en Duitsers hadden, als grote schuldigen aan de Tweede Wereldoorlog, nu eenmaal geen recht op lijden of verdriet.

Ondertussen had haar voormalige logé ‘Berni’ de oorlog grotendeels in grote luxe en ledigheid doorgebracht in Londen. Aan het einde was hij, praktisch zonder ooit een schot te lossen, uitgegroeid tot een alom bewonderde en vereerde geallieerde oorlogsheld. ‘Das Schlachtenglück [krijgsgeluk] ist veränderlich,’ schreef Berti in een van zijn laatste brieven aan zijn moeder. Maar, denk ik als ik weer eens een documentaire over Stalingrad op de televisie zie, nog niet zo veranderlijk en onrechtvaardig als zijn eigen lot.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.