Home Column: Annegreet van Bergen over reizen

Column: Annegreet van Bergen over reizen

  • Gepubliceerd op: 22 mei 2020
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Annegreet van Bergen
Column: Annegreet van Bergen over reizen

In de loop der eeuwen wisten mensen afstanden steeds sneller en goedkoper te overbruggen. Heel handig, meent Annegreet van Bergen, behalve in het geval van een besmettelijke ziekte.

De mens is de onvrijwillige gastheer voor het raadselachtige, venijnige coronavirus. Doordat diezelfde mens zich sneller dan ooit kriskras over de aardbol verplaatst, kon een ziekte vanuit een verre Chinese provincie razendsnel overslaan naar Loon op Zand, Hasselt en Heerde. Een lokale epidemie groeide binnen een paar maanden uit tot een pandemie, een zich over de hele wereld verbreidende ziekte.

In de derde week van maart, de week dat we getuige waren van een ongekende run op toiletpapier, zaten naar schatting nog 200.000 vakantie vierende Nederlanders in het buitenland. Halsoverkop keerden zij terug. Volkskrant-verslaggeefster Nel Westerlaken beschreef hoe zij na een vliegreis van 36 uur vanuit Australië op Schiphol landde. Australië?! In de jaren vijftig gingen daar alleen ‘landverhuizers’ naartoe. Die reisden per boot en waren zes weken onderweg.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dankzij steeds snellere verbindingen telt afstand niet meer. Toen wij in 1971 met de vijfde klas van het gymnasium naar Rome gingen, was dat iets bijzonders. Een tekenleraar van wie wij verder geen les kregen ging ook mee. ‘Die kans krijg ik nooit weer,’ zei hij. Rome was héél ver weg. Vliegen was te duur. Wij reisden per trein en kwamen na meer dan 24 uur in Rome aan.

Tot in de jaren tachtig was vliegen iets uitzonderlijks. Mijn generatie (ik ben van 1954) was al dik in de twintig toen we voor het eerst vlogen. In maart 1979 kreeg ik mijn luchtdoop. We gingen met de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam op studiereis naar China. Toen ik hoorde dat ik naar China zou gaan, had ik het gevoel dat ze zeiden ik naar de maan mocht.

35 euro voor de Thalys –Voor de prijs van een leuk truitje kun je met de trein naar Parijs

 

Het is mensen in de loop der eeuwen gelukt om afstanden in steeds kortere tijd te overbruggen. Vooral stoomkracht heeft voor de eerste grote versnelling gezorgd. Duurde per postkoets de reis tussen Liverpool en Manchester acht uur, dankzij de treinverbinding die in 1829 tussen beide steden tot stand kwam, werd de reis tot twee uur ingekort.

In combinatie met de opening van het Suezkanaal in 1869 zorgde de stoomboot er ook voor dat de reis vanuit Nederland naar Nederlands-Indië beduidend sneller ging. In de Gouden Eeuw waren zeilschepen vanaf de rede van Texel zeker zeven maanden onderweg voordat ze Batavia bereikten. Eind negentiende eeuw was de reistijd teruggebracht tot één maand.

Stoomschepen waren niet alleen sneller, reizen werd ook voorspelbaarder dan toen zeilschepen nog afhankelijk waren van de wind. Omdat de windrichting onder andere door de moesson wordt bepaald, konden zeelui niet zomaar het hele jaar door de Indische Oceaan oversteken. Maar ook in het goede seizoen bleef de wind een onzekere factor.

Ook binnenslands waren zeilschepen belangrijk voor het transport. In Jacobs Vlucht beschrijft Craig Harline dat dominee Jacob Rolandus in 1627 vanuit Amsterdam naar Leiden verhuist om daar met collega’s aan de Statenvertaling van de Bijbel te werken. Zou hij voor zijn zondagse preek misschien vanuit Leiden naar Amsterdam kunnen reizen? ‘Zo ver was het nu ook weer niet (…), heen en terug hooguit vijf of zes uur bij goede wind. Dat klinkt makkelijk, tot je beseft dat de wind ook te goed kan waaien over het onvoorspelbare en verraderlijke Haarlemmermeer. Dan kon de reis veel langer duren dan die vijf tot zes uur, om nog maar te zwijgen van het grotere gevaar.’

Anderhalve eeuw later spelen paarden de hoofdrol bij een vliegensvlugge reis vanuit Parijs naar Brussel. Het verhaal daarover staat in Boswell en Holland: brieven van en naar de Schotse schrijver en advocaat James Boswell (1740-1795). In de zomer van 1763 krijgt Boswell een zenuwinzinking. Vanuit Brussel schrijft hij dat aan zijn goede vriend Dempster in Parijs. Dempster reist spoorslags per postkoets naar Brussel, maar de ongedurige Boswell is alweer vertrokken. Dempster: ‘Ik kwam aan, na een reis van tweehonderdzeventig kilometer in dertig uur. Ik kan je niet vertellen hoe teleurgesteld ik was toen ik je niet hier trof.’ Daarna schrijft Boswell in brieven aan diverse vrienden over Dempsters ‘zielenadel’, ‘zijn edelmoedige daad’ en ‘het bewijs van zijn achting voor mij’, en als een soort mantra heeft hij almaar over die ‘reis van tweehonderdzeventig kilometer in dertig uur’.

Nu brengt de Thalys je in één uur en drie kwartier van Parijs naar Brussel. Parijs-Amsterdam duurt drie uur en twintig minuten. Niet zo lang geleden adverteerde Thalys dat je voor de prijs van een leuk truitje – 35 euro – naar Parijs kunt reizen. Zo klein is de wereld. Zo goedkoop is reizen. En zo was Covid-19 geen lokaal virus meer, maar een virus zonder grenzen.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6-2020