Home Column: Annegreet van Bergen over communicatie

Column: Annegreet van Bergen over communicatie

  • Gepubliceerd op: 21 juni 2020
  • Laatste update 13 okt 2022
Column: Annegreet van Bergen over communicatie

Tot ver na de Tweede Wereldoorlog onderhielden de meeste mensen contacten op afstand per brief. Telefoneren was te duur. In deze coronatijd hebben we één geluk, meent Annegreet van Bergen, en dat is onze snelle online communicatie.

 

Computerwinkels hebben tijdens de intelligente lockdown goede zaken gedaan. Computers en laptops moesten sterker en sneller, achterstallig onderhoud werd ingehaald, randapparatuur vernieuwd en nieuwe tablets werden aangeschaft. Voor zover dat nog niet het geval was, werd alles in digitale gereedheid gebracht om ondanks de lijfelijke opsluiting toch in contact te blijven met werk, school en vrienden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zo’n intelligente lockdown zou nog maar kortgeleden onmogelijk zijn geweest. Kent daarom mijn Engels-Nederlandse woordenboek uit 1989 het woord ‘lockdown’ nog niet? Hoe dan ook, zonder online werkplekken thuis (overigens alleen zinvol in een rijke witteboordensamenleving als de onze; fabrieksarbeiders kunnen er verdraaid weinig mee) was de economie binnen de kortste keren totaal geruïneerd geweest en had ook het onderwijs volkomen op z’n gat gelegen.

Ik had als student in de jaren zeventig geen kant op gekund. Ik woonde op kamers op een Amsterdamse zolder. Televisie had ik niet, alleen een radio. Telefoon had ik evenmin. Dat was bij veel mensen zo: in 1970 had slechts 45 procent van de Nederlandse huishoudens een telefoon en dat aandeel liep op in 1979 tot 83 procent. Wanneer ik mijn ouders in Enschede wilde spreken, moest ik ze vanuit een telefooncel bellen of ik moest hun vragen mij bij mijn hospita te bellen. Het merendeel van ons berichtenverkeer verliep daarom met brieven.

Waarmee wij eigenlijk voortborduurden op een eeuwenoud communicatiemiddel. De post was weliswaar effectief, maar zonder luchtverkeer tergend traag. Een tante van Joos (1948) werkte in de jaren twintig van de vorige eeuw als verpleegster in het voormalige Indië. De ouders van deze tante Anna woonden in Velsen-Noord en keken uit op de sluizen van IJmuiden. Wanneer daar de stoomboot binnenvoer met de gele schoorsteen van de maatschappij die de post tussen Nederland en Indië vervoerde, zei haar vader: ‘Kijk, daar ligt de geelpijper. Morgen hebben we een brief van Anna.’ En dat was dan ook zo.

Redding – Zonder online werkplekken was de economie totaal geruïneerd

 

In diezelfde tijd werd er op de Veluwe, bij de zandverstuivingen van Kootwijk, een kolossaal bouwwerk opgetrokken. Dit gebouw, Radio Kootwijk, staat er nog steeds. Bij de aanblik ervan knippert de argeloze wandelaar op z’n minst met de ogen of vermoedt zelfs een zinsbegoocheling. Toch staat daar in een uitgestrekt heideveld in een zo goed als onbewoond natuurgebied een rijzig grijs gebouw, dat ook wel ‘de kathedraal’ of ‘de sfinx’ wordt genoemd. Het is onderdeel van een enorm complex dat door de PTT werd aangelegd om via de lange golf radio- en telefooncontact met de overzeese gebieden in Indië te kunnen leggen.

In 1929 was het complex gereed en kon koningin-moeder Emma (in een telegraafkantoor, door telefonistes letterlijk doorverbonden met de zender in Kootwijk) tot het ontvangststation op het eiland Java in Indië de legendarische woorden spreken: ‘Hallo Bandoeng, hier Den Haag.’ Het zendstation was vooral bedoeld voor communicatie tussen Haagse ambtenaren en hun collega’s in Indië. Ook particulieren konden er echter gebruik van maken. Maar dat was alleen voor de zeer welgestelden weggelegd: elke minuut bellen kostte 11 gulden. Ter vergelijking: in die tijd betaalde je voor één liter melk een dubbeltje.

Ook na de Tweede Wereldoorlog hielden particulieren vooral per brief contact met elkaar. Het overlijden van een naar Nieuw-Zeeland geëmigreerde zwager werd aan de ouders van Jeannette (1948) per telegram medegedeeld. Maar daarna werden er alleen brieven geschreven. De brief vanuit Nederland met vragen over wat er precies gebeurd was en hoe het de weduwe en haar kinderen verging, kwam zes weken later in Nieuw-Zeeland aan. Haar antwoord over de toedracht bereikte zes weken later, drie maanden na het overlijden, de familie in Nederland.

Telefoneren met overzeese familie was in de naoorlogse jaren te prijzig. Soms legde achtergebleven familie geld bij elkaar om een geëmigreerde broer of zus op haar verjaardag te bellen. Dat liep vaak uit op een desillusie. Ook al kostte vijf minuten bellen je een rib uit het lijf, je kon elkaar eigenlijk niets vertellen. Want nadat ze jaren elkaars stem niet hadden gehoord, werden mensen door emoties overmand toen dat opeens wel het geval was. Zaten ze in die kostbare minuten alleen maar te snotteren…

Meer stemcontact werd mogelijk toen in de jaren zeventig en tachtig cassetterecorders langzaamaan gemeengoed werden. Mensen spraken hun wederwaardigheden in op cassettebandjes en verstuurden die naar elkaar. Het was eenrichtingsverkeer en dat was behelpen. Heel anders dan huidige communicatie, waarbij je elkaar niet alleen hoort, maar ook ziet. Onze huidige snelle communicatie is zonder meer een geluk bij het grote coronavirus-ongeluk.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8-2020