Kersen, rode bessen, sinaasappels en ananas. Tegenwoordig hebben we het hele jaar fruit van over de hele wereld op ons bord, zo constateert Annegreet van Bergen met genoegen. De overvloed is te danken aan moderne bewaartechnieken.
In de zomer breekt de kersentijd aan. Een verrukkelijke tijd. Gedurende een maand of twee zijn er de heerlijkste Nederlandse kersen te koop. Ik kan me niet herinneren dat er in mijn jeugd zo lang kersen waren en al helemaal niet dat ze zo lekker smaakten.
Volgens Henk Makkink (1951), de fruitteler in Gorssel bij wie ik ’s zomers kersen koop, waren de kersen uit de boomgaard bij de boerderij van zijn ouders minstens zo lekker als nu, misschien nog wel lekkerder. Zeker als ze net geplukt waren. ‘Alles wat verder weg is dan de boom waarvan je ze plukt kost smaak.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Maar inderdaad: de laatste jaren zijn er ongekend dikke kersen op de markt. Die kosten je klauwen met geld, maar o, o wat smaken ze goed. Nadat de kersenteelt eind vorige eeuw steeds verder was weggekwijnd, zit de bedrijfstak sinds 2000 weer in de lift. Die opbloei is te danken aan plastic overkappingen die de kersen beschermen tegen wind, hagel, regen en vogels. ‘Het begon in pakweg 1985 met de rode bessen,’ aldus Makkink. ‘Daarna werden de overkappingen voor de buitenteelt van steeds meer kwetsbare fruitsoorten zoals aardbeien, frambozen én kersen gebruikt.’
Zonder die overkappingen waren fruittelers veel kwetsbaarder voor de grillen van het weer. ‘Eén onweersbui en alles was weg. Directe regen op een kers is funest, want dan knapt-ie. De regen valt tussen de bomen en omdat de wortels wijdvertakt zijn, nemen ze het hemelwater nog steeds op,’ aldus Makkink. Ook houden de overkappingen hongerige spreeuwen op afstand. ‘Als kind liep ik met een ratel door de boomgaard om ze te verjagen.’
Onder de overkappingen groeien de kersen langzamer. Dus moeten de telers ze langer laten hangen, wat in die beschermde omgeving ook mogelijk is. Hierdoor produceren de kersen meer suikers en daardoor worden ze dikker én smaakvoller. Omdat telers tegenwoordig diverse rassen met een verschillende draagtijd hebben – Makkink heeft er tien – is de kersentijd langer geworden.
De overkappingen zijn een van de vele innovaties die voor de huidige permanente beschikbaarheid van vers fruit zorgen. Nog niet zo lang geleden was dat heel anders. Zo bracht de vader van Reinie (1950) ’s zomers weleens een kistje kersen mee. Dan kreeg ze twee schoteltjes. De rest was voor de weck. Reinie: ‘In de winter kreeg ik heel af en toe een bloedsinaasappel. En met kerst lagen er mandarijntjes onder de kerstboom. Goudrenetten waren de laatste appels. Als je die netjes tussen een laagje stro in de kelder bewaarde en daar in januari nog van kon eten, schoot je al aardig op. Pas in juni kwamen de eerste nieuwe appels, de Yellows. Peren kon je nog moeilijker bewaren. Dat ging alleen door ze te wecken.’
De overkappingen zijn een van de vele innovaties die voor de huidige permanente beschikbaarheid van vers fruit zorgen.
Tegenwoordig zijn er peren – conferences – tot in mei. Als je die koopt zijn ze keihard en smakeloos, maar na een paar dagen in de fruitschaal worden ze sappig en zoet. Nadat ze in september waren geplukt, hebben deze peren in een Controlled Atmosphere als het ware geslapen. Deze CA-techniek – een mengeling van koeling, laag zuurstofgehalte en hoge luchtvochtigheid – is ontwikkeld in de tweede helft van de twintigste eeuw en wordt steeds verder vervolmaakt.
Door deze en andere bewaartechnieken hebben wij in Nederland het hele jaar rond fruit van over de hele wereld op ons bord. Het meest spectaculair vind ik de ananas. Bij ons thuis werd er begin jaren zestig vlak voor kerst één exemplaar bezorgd, een relatiegeschenk voor mijn vader. In het leuke boek Ananas – Een geschiedenis in opzienbarende verhalen en onverwachte ontmoetingen vertelt Lex Boon dat daarmee werd voortgeborduurd op een oude traditie.
In het achttiende-eeuwse Engeland was de ananas een statussymbool bij uitstek. Aristocraten die in hun kas een ananas hadden weten te kweken, zeulden de vrucht mee naar feesten en diners. Niet om te eten, maar om te laten bewonderen. In Amerika werden de uit de Cariben geïmporteerde ananassen toen al wel gegeten. De eerste president, George Washington (1732-1799), schreef in zijn dagboek dat niets zijn smaak meer behaagde dan de ananas. Ananas werd aan de belangrijkste gasten geserveerd.
Boon: ‘Waarschijnlijk werd door deze gewoonte de ananas, naast het symbool van rijkdom en goede smaak, ook het symbool van gastvrijheid.’ Met dit in het achterhoofd mag het een klein wonder heten dat deze ooit zo elitaire vrucht tegenwoordig overal in Nederland, van Middelburg tot Delfzijl, in de rijk gevulde schappen van de groenteboer ligt en dat hij een voor ieder betaalbare delicatesse is geworden.