Eerst verdween hier in Zutphen de afvalkalender, toen de bioscoopladder. Dat wil zeggen, sinds kort staat op internet wanneer je groenafval, oud papier enzovoort aan de straat kunt zetten en welke films er in het filmhuis draaien. In drukvorm wordt die informatie niet meer verstrekt. Gehecht als ik ben aan papier, punaises en prikbord, vind ik het maar niks dat ik daarvoor nu een schermpje moet raadplegen.
Ik mopper. Tegelijk denk ik aan de verzuchting van een pixel-liefhebber: ‘Wanneer houden we op dode bomen met inkt te besmeuren?’ Misschien moet ik met mijn tijd meegaan en me spiegelen aan Jacob van Lennep. Over het verdwijnen van het ‘eerbare ambacht van de stadsomroeper’ schreef hij in 1840: ‘De drukpers met haar duizend stemmen heeft den met slechts eenen mond voorzienen omroeper overschreeuwd. Welk nut zoude het hebben, hem op alle hoeken kennisgevingen en aankondigingen te doen uitkraaien, welke op gebouwen en wachthuisjes aangeplakt, dankzij de hoogte van het hedendaagsche onderwijs, door den minsten ambachtsman kunnen gelezen worden? […] nu talrijke en overal verspreide nieuwsbladen de gelegenheid verschaffen die aan duizenden gelijktijdig te berichten?’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Onderwijzer Autse Autsema leest de krant op de fiets
Hildebrand beschreef de revolutie die zich in de negentiende eeuw voltrok op het gebied van de vervaardiging en verspreiding van gedrukte informatie. In Geschiedenis van de techniek in Nederland laat Dick van Lent zien dat die informatierevolutie het gevolg was van een aantal ontwikkelingen. Zo groeide de afzetmarkt doordat steeds meer mensen konden lezen. Rond 1800 ging ongeveer de helft van alle kinderen tussen 5 en 14 jaar regelmatig naar school. Toen in 1900 de leerplicht werd ingevoerd was het aantal kinderen dat nóóit naar school ging al tot ver onder de 10 procent gezakt.
Minstens zo belangrijk waren technische ontwikkelingen in het drukkersvak. Tot eind achttiende eeuw was dat amper veranderd sinds Johannes Gutenberg in 1450 veelvuldig te gebruiken letters liet gieten en daarmee de boekdrukkunst had uitgevonden. Een uitvinding die volgens de in 1866 opgerichte Algemeene Nederlandsche Typografenbond overigens voor rekening kwam van Laurens Coster; waarom anders vernoemden zij hun verenigingsorgaan naar hem?
Eind achttiende eeuw, toen ijzer in steeds grotere hoeveelheden beschikbaar kwam, werden de klassieke houten drukpersen langzaamaan vervangen door ijzeren exemplaren – een vinding van de Engelsman Charles Stanhope. Deze persen waren steviger en stabieler, en hadden meer drukkracht. Daardoor kon er veel sneller mee worden gedrukt dan met hun houten voorgangers. Maar nog steeds werd er gewerkt met degels: rechthoekige metalen platen waarmee het papier tegen de letters werd gedrukt.
De echte versnelling kwam toen voor het drukken cilinders werden gebruikt en de zogeheten rotatiepers werd ontwikkeld. Die was vooral een uitkomst voor krantenuitgevers, die hun oplagen snel zagen stijgen. Ook papier werd in steeds grotere hoeveelheden vervaardigd. Tussen 1847 en 1890 vertienvoudigde de papierproductie van 4,7 naar 41,9 miljoen kilogram.
De toegenomen belangstelling voor en beschikbaarheid van het gedrukte woord is onder meer af te lezen aan het aantal boekhandels dat Nederland telde. Hun aantal groeide van een kleine 600 in 1806 tot ruim 1500 in 1896. Ook verschenen er steeds meer nieuwe titels: 2717 in 1896 tegen 240 in 1806. Merkwaardig genoeg is het aantal boekwinkels nu nog steeds even groot als eind negentiende eeuw: KVB Boekwerk telde in 2017 1350 fysieke boekwinkels en 160 webwinkels. Daarentegen is het aanbod van titels duizelingwekkend gestegen: in 2017 kwamen er in Nederland meer dan 27.000 verschillende boeken op de markt.
Ook nu maken we ons zorgen over een ‘druk en rusteloos brein’
Lezen we te veel? Dat zal niemand tegenwoordig beweren, maar de toonaangevende typograaf S.H. de Roos dacht dat het geen kwaad zou kunnen wanneer mensen wat minder gingen lezen. In 1932 schreef hij: ‘Tijd tot zelfspiegeling en overdenking wordt ons luttel gelaten en het zou dan ook zoo gek niet zijn, indien de geheele mensheid eens een tijd op drukwerkloos diëet werd gesteld, tot zuivering en ruiming van het overvolle brein.’
Ook nu maken we ons zorgen over een ‘druk en rusteloos brein’. Al dat gekoekeloer op schermpjes kan niet goed zijn, denken we. Zouden toekomstige generaties, wanneer het stof van de huidige informatierevolutie is neergedaald, net zo vertederd raken door onze zorgen als wij door die van De Roos? Ik denk van niet. Ik denk dat digitale verslaving gevaarlijker en reëler is dan leesverslaving. Het staat nu al vast dat het ronduit gevaarlijk is wanneer mensen op de fiets of achter het stuur hun smartphone checken. Nieuw is zoiets echter niet. In Gesloten huis vertelt Nicolaas Matsier over zijn onderwijzer Autse Autsema, die op de fiets naar school de krant las. Volgens Matsiers moeder was de man gek. Ik ben het helemaal met haar eens.