Home CollectieCentrum wil het fysieke geheugen van Nederland zijn

CollectieCentrum wil het fysieke geheugen van Nederland zijn

  • Gepubliceerd op: 30 november 2021
  • Laatste update 06 dec 2021
  • Auteur:
    Teun Willemse & Amber Heemskerk
  • 7 minuten leestijd
CollectieCentrum wil het fysieke geheugen van Nederland zijn

Een gigantisch gebouw in Amersfoort is gevuld met bijna een half miljoen historische objecten: van schilderijen tot kandelaars en van hertengeweien tot koningstronen. Vier culturele instellingen sloegen de handen ineen en bouwden een gezamenlijk depot voor hun rijkscollecties. De redactie van Historisch Nieuwsblad bracht een bezoek aan dit unieke magazijn.

De opslagplaats is niet te missen. Een enorme, zilverkleurige doos torent ver boven de omliggende gebouwen uit. Hoge hekken houden pottenkijkers buiten de deur, maar voorbij die omheining ligt een uitnodigende glazen entree. ‘Een bewuste keuze’, vertelt locatiemanager Wim Hoeben. ‘Hoewel dit depot geen museum mag worden, moet het toch transparantie uitstralen. Onderzoekers moeten hier de mogelijkheid krijgen om onze objecten te bestuderen.’

In 2018 begon de bouw van het CollectieCentrum NL. Drie jaar later huizen in Amersfoort de enorme collecties van vier rijksinstellingen: het Rijksmuseum, het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis het Loo en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Door hun collecties op één plaats te bewaren, hopen ze een completer beeld van de kunst en geschiedenis van Nederland te geven en het voor professionals én amateurs makkelijker te maken om onderzoek te doen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Unieke samenwerking

Hoeben stapt als eerst de emballageruimte binnen, waar het depot kunstwerken verstuurt en ontvangt. Aan de muur hangt een lang gaasrek waar medewerkers schilderijen aan ophangen voordat deze de deur uitgaan. ‘Op sommige dagen is dit een heel duur wandje’, grapt hij.

Het oog van de musea viel op Amersfoort vanwege zijn centrale ligging. Internationale transporten zijn aan de orde van de dag, dus bevindt het gebouw zich pal naast de snelweg. Vóór hun samenwerking hadden de instellingen veertien magazijnen, verspreid over heel Nederland. Het Openluchtmuseum bewaarde zelfs spullen in een bunker; niet ideaal voor het beschermen of uitlenen van collecties. Het kostte het CollectieCentrum uiteindelijk een jaar om alle objecten naar Amersfoort te verhuizen. 900 ritten om precies te zijn.

Het is een trend dat musea hun collecties steeds vaker op afgelegen plekken onderbrengen. Vanwege overstromingsgevaar kon het Louvre bijvoorbeeld niet dieper de grond in boren, dus werd er een depot aan de Belgische grens gebouwd, 200 kilometer van het museum vandaan.

Het bijzondere aan dit centrum is de samenwerking tussen de vier rijksinstituten. Die is spannend; ze zitten immers aan elkaars kunstwerken. Het partnerschap is dan ook uniek in de wereld. ‘Musea in andere landen zijn terughoudender’, vertelt Hoeben. ‘Zij zijn bang hun autonomie te verliezen.’ Door goede afspraken te maken, onder andere over de grootte van de collecties en het aandeel van ieder museum daarin, hopen de Nederlandse instituten dat te voorkomen. Voor hen wegen de voordelen zwaarder dan de riscio’s: ze kunnen hun objecten vanuit deze opslagplaats gemakkelijker in bruikleen geven.

Door het nieuwe gebouw en de bijbehorende faciliteiten moet het eenvoudiger zijn om bruiklenen aan te vragen en de objecten daadwerkelijk vaker te tonen. Daar moet nog wel een belangrijke klus aan vooraf gaan: de collecties zijn nog niet in één database doorzoekbaar. Een digitale omgeving waarin onderzoekers de volledige beschrijving en afbeeldingen van de stukken kunnen vinden ontbreekt nog. Wel is er in het gebouw een speciale fotoruimte gebouwd om objecten duidelijk te kunnen fotograferen.

‘Groot magazijn’

Hoeben leidt de weg door lege gangen van vijf meter breed en zes meter hoog. De collecties zijn verdeeld over vier verdiepingen en 39 compartimenten, die schuilgaan achter loodzware manueel te bedienen schuifdeuren: vanwege de brandveiligheid maakt het depot zo min mogelijk gebruik van elektriciteit.

Achter iedere deur bevinden zich honderden historische objecten. In het CollectieCentrum staan de bezienswaardigheden kriskras door elkaar. In plaats van een informatiebordje zijn ze alleen voorzien van een sticker met een barcode. ‘Eigenlijk is dit gewoon een groot magazijn’, zegt Hoeben.

Achter rieten stoelen en oude tafels vang je een glimp op van de troon van Willem I. Verderop staat een kinderwagen waar prinses Beatrix ooit in lag; een afgesloten ijzeren buggy die de kroonprinses moest beschermen tegen een mogelijke gasaanval.

In een tweede ruimte haalt Hoeben gaasrekken vol schilderijen tevoorschijn, van zeventiende-eeuwse kunstwerken tot moderne schilderingen. Zelfs eeuwenoude lege lijsten krijgen in dit depot hun eigen muur.

Kringloopparadijs

Op de eerste verdieping blijkt hoe het komt dat het depot bijna 500.000 objecten telt. Daar opent Hoeben de deuren die leiden naar een soort kringloopparadijs. Tientallen kasten staan vol met duizenden stukken servies, rieten manden, vogelkooien, asbakken en vaasjes. De doodgewone voorwerpen zijn afkomstig uit de collectie van het Openluchtmuseum. ‘Eigenlijk zijn deze objecten veel sprekender dan de schilderijen van zojuist’, zegt Hoeben terwijl hij langs een oud poppenhuis loopt. ‘Hier bewaren we de geschiedenis van het alledaagse leven.’

De spullen die het Openluchtmuseum uit oude huizen en boerderijen ophaalt, dragen wel een risico met zich mee. Ze kunnen schadelijke stoffen of bacteriën bevatten die de rest van de collectie aantasten. Het CollectieCentrum heeft daarom speciale quarantaineruimtes laten bouwen. Bij twijfel over de veiligheid van een collectiestuk wordt het 24 dagen in een vriescel of lagezuurstofcel geplaatst, zodat het daarna ‘schoon’ in een van de compartimenten kan worden gezet.

Ook voor eventuele herstelwerkzaamheden zijn aparte ruimtes gebouwd. Twee ateliers zijn omringd met glazen muren en grenzen aan een binnentuin, zodat er voor restauratoren genoeg daglicht naar binnen valt om hun werk te doen.

Orgels en stoommachines

Het grootste en zwaarste deel van de collectie staat op de begane grond. ‘Allemaal geschoten of in het bos gevonden.’ Hoeben wijst naar een muur die volhangt met hertengeweien van Paleis het Loo. Aan de rest van de wand hangen honderden verschillende soorten scheppen en schoffels.

In het midden van het magazijn staan koetsen, caravans en oude machines. Het grootste object binnen de vier rijkscollecties is De Blauwe Mortier, een draaiorgel van het Openluchtmuseum. Het instrument van 5,40 meter hoog past maar nét onder het plafond. ‘We hebben de hoogte van de vier verdiepingen bepaald op basis van dit orgel, omdat we wisten dat dit het grootste object zou zijn’, aldus Hoeben.

Het gigantische orgel ontrekt het zwaarste collectiestuk aan het zicht: de stoommachine Tarzan. Om ervoor te zorgen dat het gevaarte van 7200 kilo geen deuken in het beton maakt, staan de wielen op aparte ijzeren platen.

Wie door deze grote opslagplaats dwaalt voelt zich een museumbezoeker. In verband met de veiligheid van de rijkscollecties is het onmogelijk om het grote publiek toe te laten in het CollectieCentrum. Maar interesse van professionals en amateuronderzoekers is er genoeg. ‘Er heeft zich al eens iemand gemeld die naar eikenbomen op zeventiende-eeuwse schilderijen wilde kijken, op zoek naar boomafwijkingen uit die tijd.’

Voorlopig wordt er niets tentoongesteld, maar het CollectieCentrum sluit educatieve rondleidingen in de toekomst niet uit. Dat is maar goed ook, want het grasduinen in de geschiedenis van Nederland gun je iedere schoolklas.