`Gedraag je in stijl en behoud je waardigheid. Zie het niet als verspilde tijd, want in eerste instantie verblijf je in het buitenland om in goed gezelschap te verkeren.’ Aldus schreef James Boswell in oktober 1763 in Utrecht in een notitie tot zichzelf. Hij was 24 jaar, van Schotse adel, en had enkele onstuimige jaren in Londen achter de rug. Ettelijke druipers verder was hij gezwicht voor de wens van zijn vader om rechten te gaan studeren en een fatsoenlijk man te worden. Met een jaar studie in Utrecht en een grand tour door Europa zou hij zijn opleiding afronden. Maar nog nauwelijks in Utrecht gearriveerd leed hij reeds aan een zware depressie. `Bij de gedachte de hele winter in zo’n vreselijk oord te moeten wonen, kreunde ik.’
James Boswell (1740-1795) zou de beroemde auteur worden van onder andere The life of Samuel Johnson (1791). De zogenaamde Boswell Papers (in bezit van Yale University), bestaat echter uit een collectie van zo’n 15.000 stuks brieven, dagboeken en andere persoonlijke documenten. Toch is veel, waaronder het dagboek dat Boswell in Holland bijhield, verloren gegaan. Boswell en Holland, de eerste Nederlandse vertaling van het Utrechtse materiaal, bevat een selectie van brieven, Franse en Nederlandse schrijfoefeningen, gedichten en aantekeningen.
De winter werd minder troosteloos dan voorzien. Al gauw werd Boswell dagelijks geïnviteerd voor diners en soirees van de Utrechtse beau monde. Zijn brieven en aantekeningen geven een impressie van de eindeloze conversaties over geloof, de menselijke natuur, de relatie tussen man en vrouw en bovenal zijn eigen sentimenten. Boswell en Holland bevat ook de volledige correspondentie met Belle van Zuylen alias Zélide, waar hij in Utrecht mee bevriend was geraakt. De brieven van Zélide zijn ontzagwekkend. Lucide, messcherp, ontroerend en onbegrijpelijk modern. Na zijn vertrek uit Utrecht heeft Boswell een huwelijk overwogen. Maar op de rol van een echtgenote had hij toch een iets conformistischer kijk dan Belle, die de normen en waarden van haar tijd op de hak nam, twijfelde aan alles en werd voortgestuwd door een onbeheersbare vrijheidsdrang. In 1766 schreef hij aan haar vader: `Het komt erop neer dat haar hart mij dierbaarder is dan haar hoofd, en ik verlang er meer naar te trouwen met haar zoals ze hopelijk zal worden dan zoals ze momenteel is.’ Gelukkig is het niets geworden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees