Home Borduren tegen slavernij

Borduren tegen slavernij

  • Gepubliceerd op: 25 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Saskia Jansens

Maatschappelijk betrokken burgers die in de negentiende eeuw vanuit ‘geloof, gevoel en geweten’ ageerden tegen sociale misstanden, veranderden de politiek ingrijpend. Morele issues werden politiek en omgekeerd, waardoor een ‘nieuwe politieke praktijk’ ontstond, zo stelt Maartje Janse in haar proefschrift De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880.

Rode draad in haar verhaal is de verandering van de politiek en een radicale ommekeer in de publieke opinie vanaf het midden van de negentiende eeuw. De Afschaffers beschrijft hoe geëngageerde burgers van diverse pluimage zich vanaf 1840 voor het eerst verenigden in ‘verrassende clubjes’. ‘Verenigingen zijn lang als vanzelfsprekend beschouwd, maar dat waren ze niet: ze speelden een eigen, zelfstandige, creatieve rol in het maatschappelijk proces.’ De initiatieven waren nieuw, zowel in vorm (verenigingen) als in hun geloof in de maakbaarheid van de wereld.

Janse, nu verbonden aan de Universiteit van Leiden, baseerde haar conclusies op een aantal casestudies. Daarin komen we de activisten tegen, hun drijfveren en daden: borduren tegen de slavernij, dichten tegen de drank, oeverloos vergaderen of er nu wel of niet een petitie moet komen. Het waren bevlogen, bevoogdende en ook behoudende burgers die de strijd aanbonden tegen slavernij, belasting op kranten of het lijden der Javanen. Keurige lieden ageerden tegen de gruwelen van het drankmisbruik en stortten zich in de schoolstrijd.

Ons beeld van hun tijd is vertekend, na een eeuw van gepolariseerde partijpolitiek en strijdbare sociale bewegingen. De periode tussen ca 1840 en 1866, na de invoering van de grondwet en voor het ontstaan van moderne politieke partijen,was wel degelijk een dynamische tijd, sterker nog: ‘Er zijn parallellen met de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Het was een hele experimentele tijd,’ aldus Janse.
Neem de zo bespotte drankbestrijders, actief tussen 1842 en 1882. Aanvankelijk wilden ze niets van de staat weten en streefden ze naar bekering van individuele gebruikers. Janse: ‘1848 was het jaar van de nieuwe grondwet, maar ook het jaar van De Flesch, een immens populair verhaal over een gezin dat door drank ten onder gaat.’ De door de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank verspreide gruwelverhalen moesten mensen inspireren tot geheelonthouding. Deze club, die het midden hield tussen een ‘vereniging tot volksopvoeding, een zelfhulpgroep en een politieke strijdorganisatie’, wisselde voortdurend van koers, onzeker over de vraag of ‘de man van het glas of het glas van den man moet worden gehouden?’

Tot schande van de leiders hielden heel wat leden zich niet aan hun gelofte nuchter te blijven. Het roer moest om. Arbeiders moest andere ‘afleiding’ worden geboden en de staat moest voor drooglegging zorgen. Jarenlange lobby leidde uiteindelijk tot de repressieve drankwet (1881) ‘ter beteugeling van de openbare dronkenschap’ en de regulering van drankverkoop.

De traagheid van het politieke proces temperde hooggespannen verwachtingen, zoals blijkt uit het verloop van de antislavernijbeweging. Pas in 1863 werd in Nederland de slavernij afgeschaft, terwijl al langer consensus bestond dat slavernij zowel moreel verwerpelijk als economisch onjuist was. Niet alleen politici maar ook de afschaffers zelf worstelden met de vraag hoe de slaven te bevrijden zonder de slaveneigenaars te duperen.

Janse nuanceert de traditionele marxistische afwijzing als waren de liberale politici alleen uit op eigenbelang: ‘Ze worstelden echt met dat dilemma.’ Respectvol beschrijft ze hoe, hangende een definitieve oplossing, christelijk geïnspireerde dames biddend en bordurend politiek bedreven en geld inzamelden om slaven vrij te kopen. Een praktische aanpak met het wrange resultaat dat sommige vrijgekochte slaven hun vrijkoopsom moesten afbetalen, jaren na de wettelijke afschaffing van de slavernij.

Sneller succes hadden de ‘dandy’s’, ‘flamboyante, ongeduldige, Quote-achtige jongens’ van het Anti-Dagbladzegel-Verbond (1867-1869). Drie jonge honden van goede komaf realiseerden binnen twee jaar de afschaffing van de gewraakte belasting op papier, die kranten onbetaalbaar maakten en het publieke debat beperkt bleef tot een kleine elite. Janse: ‘Hun naam alleen al: ‘anti’, was aanstootgevend. Hun toon was dwingend – heel anders dan de andere clubs’.

De biografieën van de oprichters maken het overigens aannemelijk dat hun vereniging niet alleen effectief was voor hun goede zaak, maar ook voor de loopbanen van de oprichters zelf: het levend bewijs van de maakbaarheid van de wereld.

Maartje Janse, De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880. 400 p. Wereldbibliotheek, euro 29,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.