Home BOEKEN: Girl power

BOEKEN: Girl power

  • Gepubliceerd op: 28 november 2012
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Patrick van IJzendoorn
  • 6 minuten leestijd

Vier jonge vrouwen die in het Londen van 1952 moorden oplossen. Dat is heel kort samengevat de inhoud van de korte detectiveserie The Bletchley Circle, die onlangs te zien was op de Britse televisie. In deze unieke versie van girl power avant la lettre gaat het niet zozeer om de seriemoorden, maar des te meer over de achtergrond van de hoofdrolspeelsters. Zij hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog gewerkt als codebrekers op Bletchley Park, net boven Londen, maar raakten toen de vrede werd gesloten in vergetelheid.

In The Secret Life of Bletchley Park beschrijft historicus Sinclair McKay het leven in de oncomfortabele barakken, verscholen in de bossen van Buckinghamshire, waar honderden codebrekers, van excentrieke wiskundigen als Alan Turing tot pientere meisjes uit arbeidersgezinnen, in het diepste geheim hun gecompliceerde rekenwerk verrichtten.

De lange dagen werden afgewisseld door korte nachten, waarin het er, dankzij de cider, wild aan toe kon gaan. Grootste opgave was het ontcijferen van de Enigma-code, die door de Duitsers als onbreekbaar werd beschouwd. Dat het toch lukte was mede te danken aan een al te menselijke fout van de Duitse codemakers: sommigen hadden namen van hun vrouwen en vriendinnen als wachtwoorden gebruikt.

Mede omdat de meeste mannen naar het front moesten, werkten er bij de cryptoanalytische dienst vier keer zoveel vrouwen als mannen. Na de oorlog hervatten zij het alledaagse leven, als schooljuf, bibliothecaresse of in het huishouden. Kruiswoordpuzzels in de Times waren een schrale troost na de Enigma-code.

Terwijl de mannen spraken over hun heldendaden, zwegen de discrete Bletchley-vrouwen als het graf over hun werk tijdens de oorlog. Pas de laatste jaren zijn sommigen gaan praten, wat McKay ertoe bracht zijn kloeke boek te gaan schrijven. Het genoemde televisiedrama, deels gebaseerd op dit boek, is een verlaat eerbetoon aan de codekrakende vrouwen.

Volgens Winston Churchill, die Bletchley Park tijdens de oorlog regelmatig bezocht, hadden de codebrekers ervoor gezorgd dat de oorlog met twee jaar werd bekort. Het ontcijferwerk was bijvoorbeeld onmisbaar voor de geheim agenten van zijn privé-eenheid, de Special Operations Executive, die in bezet gebied de weg baanden voor de invasietroepen.

Over Churchills lievelingsagent, de Britse-Poolse oorlogsheldin Christine Granville, is onlangs – en decennia te laat – een hommage verschenen in de vorm van de biografie The Spy Who Loved.

Dat de titel van deze verkapte avonturenroman knipoogt naar het verfilmde James Bond-boek The Spy Who Loved Me is passend. Wat deze telg uit een familie van Pools-Joodse aristocraten en bankiers heeft gedaan tart alle verbeelding. Krystyna Skarbek, zoals ze voor de oorlog heette, skiede met geld en geheime papieren door de bergen naar bezet Polen.
Op de terugweg smokkelde ze mensen de grens over naar de relatieve vrijheid, en nam ook nog wat microfilmpjes mee, die ze in haar handschoenen had genaaid. In juli 1944 liet de Bond-brunette zich vanuit Algiers naar Vichy-Frankrijk vliegen, waar ze werd geparachuteerd.

In Frankrijk beleefde Granville, altijd gewapend met een revolver, geld, cyanide, een mes, lippenstift en sigaretten, haar meest glorieuze moment. Ze redde het leven van drie gearresteerde collega’s. Kort voor hun executie stormde ze bij de Gestapo binnen, waar ze zich bekendmaakte als geheim agente. Ze zei dat de Amerikaanse bevrijders op weg waren en dat ze een vrijgeleide kon regelen in ruil voor vrijlating. Zulks geschiedde.

Wat Granville overal doorheen hielp was haar charme. Biografe Clare Mulley omschrijft haar als een flirt die op een gegeven moment drie geliefden tegelijkertijd had. ‘Willing’ was haar codenaam. Liefde, vrijheid en avontuur waren de drijfveren in haar leven.

Het einde van de oorlog viel Granville dan ook moeilijk. Terug naar haar vaderland Polen kon ze niet en in Engeland werd ze, ondanks haar roemrijke oorlogsverleden, amper welkom geheten. Ze liep een militaire onderscheiding mis omdat ze een vrouw was, en een buitenlandse bovendien. Bij de gratie Gods kon ze uiteindelijk blijven als Poolse vluchteling en kreeg ze een Brits paspoort. Ze werkte als telefoniste, verkoopster en kamermeisje.

Uit verveling ging ze als stewardess varen op een cruiseschip, waar een matroos verliefd op haar werd. Het was niet wederzijds. De man begon haar te stalken en stak Christine in juni 1952 dood in de lobby van een Londens hotel. De moordenaar werd opgehangen, zijn 44 jaar oude slachtoffer half vergeten.

Wie in Engeland nu de naam ‘Christine’ en ‘spionage’ hoort, denkt meteen aan een heel andere Christine: Christine Keeler. Deze nachtclubdanseres deelde rond de hoogtijdagen van de Koude Oorlog – de Cubacrisis en de bouw van de Berlijnse Muur – het bed met zowel (maar niet tegelijkertijd) de Britse minister van Defensie Jack Profumo als de Russische militair attaché/spion Jevgeni Ivanov.

Hiermee bracht ze niet alleen de regering-Macmillan ten val, maar zorgde ze ook voor een spannende opmaat tot de seksuele revolutie. In een officieel rapport werd het spionagedeel sterk gerelativeerd. Het ging alleen om de seks, bepaalde het establishment. Onzin, schrijft Keeler nu zelf in haar memoires Secrets and Lies.

Na een beschrijving van haar ellendige jeugd (foute vader, nog foutere stiefvader, talloze foute vriendjes) vertelt ze hoe ze als eenzaam en pienter meisje onder de hoede kwam van Stephen Ward. Deze osteopaat met vrienden in hoge kringen bracht haar in contact met genoemde mannen.

Keeler beweert dat Ward het hoofd van een groep spionnen was waarvan ook Roger Hollis deel uitmaakte, de toenmalige baas van de Britse geheime dienst. Het was haar taak om geheime documenten rond te brengen en Profumo informatie te ontfutselen over de plaatsing van Amerikaanse kernkoppen in Duitsland. Nadat ze dat laatste had geweigerd, heeft Ward haar proberen te doden door een vaarongeluk in scène te zetten.

Uiteindelijk kwam de hele affaire naar buiten toen Keeler bijna werd doodgeschoten door – hoe kan het ook anders? – een stalker en handlanger van Ward. Profumo trok zich terug uit het openbare leven, Ward pleegde zelfmoord en Keeler probeerde, na alle rechtszaken, een normaal leven te leiden.

Daarbij werd ze voortdurend achtervolgd door haar wilde verleden en de iconische foto waarop ze, naakt en achterstevoren, op een stoel zit. In deze memoires heeft ze openheid van zaken willen geven, hetgeen deels is gelukt. Het antwoord op hoe het precies zat heeft Ward echter meegenomen zijn graf in.

Bij het lezen doemt wel de vraag op wat er met de intelligente femme fatale Keeler zou zijn gebeurd als ze twintig jaar eerder was geboren. Zou ze een Granville zijn geworden, of een Bletchley-meisje?


The Secret Life of Bletchley Park. The WW II Codebreaking Centre and the Men and Women Who Worked There
Sinclair McKay

368 p. Aurum Press, € 12,95

The Spy Who Loved. The Secrets and Lives of Christine Granville, Britain’s First Female Special Agent of World War II
Clare Mulley

426 p. PanMacmillan, € 21,95

Secrets and Lies
Christine Keeler

290 p. John Blake, € 24,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.