496 p. Mouria, euro 27,50
Dit boek is geen biografie, zoals de Nederlandse ondertitel belooft. Althans, niet van Helena van Troje. Het boek gaat vooral over de schrijfster. Bettany Hughes is op de Britse eilanden een bekende persoonlijkheid als maakster van historische documentaires. Maar televisie is een vluchtig medium, daarom moest er een boek komen. Het resultaat is een pompeus geschrift van bijna vijfhonderd pagina’s.
Het is een buitensporig werk. Een bibliografie van 17 bladzijden in kleine druk en maar liefst 50 pagina’s noten moeten de lezer ervan overtuigen dat hij met een heus wetenschappelijk boek te doen heeft. In feite is het echter niet meer dan het opgeklopte filmscript van Hughes’ documentaire Helen of Troy. Als zodanig lezen de honderden bladzijden best lekker weg; als treinlectuur voldoet het drukwerk uitstekend.
In 44 hoofdstukken maken we aan de hand van Hughes uitstapjes naar allerlei antieke plaatsen en onderwerpen. Elke aanleiding om over andere dingen te praten wordt aangegrepen. Geen wonder, want de schrijfster heeft zich een onmogelijk doel gesteld: ‘een fysieke queeste naar een vrouw die bovenal befaamd was om de fysieke uitwerking die ze op de mensen om haar heen had.’ Maar daarvoor is Helena te veel een mythe.
In Sparta, volgens de traditie de woonplaats van Helena, is niet veel te vinden. Dus bezoeken we alle andere Minoïsche en Myceense locaties. Hierbij loopt de schrijfster voortdurend in beeld. Nu doen Britse presentatoren dat al veel meer dan hun continentale collega’s, maar bij Hughes heeft de zelfpresentatie narcistische trekjes. Zij doet zelf met een team experimentele archeologen een empirisch onderzoek naar strijdwagens in de streek van Troje, terwijl ze in feite natuurlijk alleen maar toekijkt. Ze bestudeert zelf manuscripten – die haar natuurlijk door een behulpzame bibliothecaris ter hand zijn gesteld.
De persoonlijke avonturen tijdens haar ‘queeste’ worden omstandig verteld. Als ze ‘op zoek naar sporen van Helena-culten’ vastzit in het stadje Ermione, heeft ze alleen haar poederdoos, veertig euro en een mobieltje. Het aanbod van een stel dronken tieners om mee te varen op een ‘zorgwekkend groot jacht’ wijst ze wijselijk af. Ze belt een telefoonnummer dat op een papier bij de haven staat en binnen acht minuten komt er een bootje aanzoemen, ‘de bestuurder zo gebruind als teer’.
In oktober 2004 gaat ze na een rondleiding door het uitgestrekte Hattusa, het centrum van de Hettieten, naar een wonderlijk ouderwets museum, ‘gesterkt door de Turkse koffie die zo dik als soep in zijn kopje staat’. Tijdens haar bezoek aan de Baden van Helena, een geneeskrachtige bron in de buurt van Korinthe, heeft de schrijfster ‘een zeldzaam gesprek over Helena met een gewezen koopvaardijman, die alleen een minimaal zwembroekje droeg’. Tja, als reïncarnatie van Helena heeft Bettany oog voor mannen. Op de foto, die op internet te vinden is, poseert ze met diep decolleté.
De informatie die ze van haar wetenschappelijke zegslieden en uit de literatuur bijeen heeft gesprokkeld, is in het algemeen correct, dat wel. Maar de lezer vraagt zich voortdurend af wat al die bijzonderheden ertoe doen. Er zijn vele losse eindjes en bruuske overgangen.
De Nederlandse editie maakt het boek er niet beter op. Vertaalster Dons Reerink heeft zichtbaar geworsteld met het vaak pretentieuze proza en ze is niet deskundig genoeg. Menigmaal zit ze er net naast. Zo wordt Helena voortdurend verkracht, terwijl het om rape in de betekenis van ontvoering gaat. Deze en andere povere vertalingen maken dit pedante boek nog irritanter.
Anton van Hooff is docent klassieke cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Nijmegen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees