Home Beerputten, poeptonnen en stinkende privaten

Beerputten, poeptonnen en stinkende privaten

  • Gepubliceerd op: 2 november 2010
  • Laatste update 12 apr 2023
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé
  • 5 minuten leestijd

Het nieuwe boek van de Groningse hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis Auke van der Woud is lijvig en leesbaar, en staat boordevol weetjes, maar bovenal is het enigszins raadselachtig. Het meest verontrustende raadsel van Koninkrijk vol krotten is wellicht dat de gelauwerde auteur zelf niet heeft gemerkt dat zijn werk al te ambitieus begint, dan behendig maar nogal ongeordend meandert van historische anekdote naar anekdote, vervolgens ver-dwaalt in een overdaad aan materiaal, en ten slotte als een nachtkaars uitgaat.

Dit boek handelt over ‘achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw’ en wil ‘een indruk geven van hoe een sloppenbuurt eruitzag’. Daarnaast beoogt het een einde te maken aan ‘ons historische zelfbeeld’ van Nederland als een land met een ‘burgerlijke nationale cultuur’ en een ‘zindelijkheidscultus’. Van der Woud is ervan overtuigd dat ‘ons’ beeld van de vader-landse geschiedenis ‘te zacht en te zoet’ is. Dat perspectief van ‘wittebrood’ wortelt volgens hem in ‘de intuïtieve afkeer van de rijke van het arme’ en voldoet niet om ‘de werkelijkheid’ te begrijpen van de Nederlandse steden in de negentiende eeuw. Sterker nog: ‘door het ge-praat en geschrijf over het burgerlijke als nationale identiteit’, meent Van der Woud, ‘zijn we vergeten’ dat het werkvolk leefde in ‘kolossale armoede en vuilheid’.

Ik weet niet wie de ‘we’ en de ‘ons’ zijn over wie Van der Woud het heeft, maar over de meeste historici kan dat niet gaan. Speak for yourself, zou ik zeggen, maar toch niet voor de geschiedkundigen. Die zijn opgegroeid met ‘de Sociale Quaestie’ als kernprobleem van de negentiende eeuw, met I.J. Brugmans De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw uit 1925 als standaardwerk en met Alain Corbins Le miasme et la jonquille uit 1982, over de stank in het verleden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Net als in zijn bejubelde en bekroonde Een nieuwe wereld (2006) en in zijn dissertatie Het lege land (1987) behandelt Van der Woud Nederland in de negentiende eeuw. Maar Koninkrijk vol sloppen verhaalt niet over industriële of technologische vooruitgang, maar wil ‘ons’ met de neus drukken op de ellende van de lagere klassen in de grote steden. Of die schrijnen-der was dan de ellende van de bewoners der plaggenhutten in Drenthe blijft onbesproken, maar dit boek maakt wel weer duidelijk dat het bestaan in de urbane rafelrand weinig opbeu-rend was.

Van der Woud schildert hoe de steden in Nederland de bevolkingsgroei na 1850 niet aan-konden. En ja, hij weet te schetsen dat de huisvesting in de volkswijken dikwijls mensonte-rend was, en ja, hij kent zijn anekdotes over de beerputten, poeptonnen en stinkende privaten, en ja, hij biedt vele treffende bronnen over het lot der armen, over het luchtbederf, over de ranzigheid, de smurrie, de ziekte en de dood.

Zo kan men na 440 pagina’s concluderen dat Van der Woud een scherp oog heeft voor levendige details. Maar men kan even zo gemakkelijk concluderen dat hij weinig oog heeft voor context en samenhang. Koninkrijk vol krotten is een boek vol historische anekdotes, maar het is geen werk met een geschiedkundig perspectief. Integendeel, wie de bronnen nader beschouwt, kan ook een heel ander beeld ontwaren dan Van der Woud beoogt te bieden.

Het blijkt dan dat lang niet alle ‘meergegoeden’ de armen aan hun lot overlieten, zoals wordt gesuggereerd. De kritiek op de erbarmelijke omstandigheden kwam immers juist van geprivilegieerden als de ‘hygiënisten’ (een groep artsen die zich vanaf 1860 inspande voor de volksgezondheid) en van vooruitstrevende liberalen die fel pleitten voor meer staatsingrijpen, zodat Nederland onder meer werd verrijkt met ‘Geneeskundig Staatstoezicht’ voor de volks-gezondheid. Maar ook van de aloude confessionele armenzorg, die tegen staatsingrijpen was, maar wel voor welvoeglijker klassenverhoudingen. Van der Woud presenteert zijn bronnen als bewijs voor de ellende, maar vergeet grotendeels dat ze ook een bewijs zijn voor de dia-gnose en aanpak daarvan.

In ‘onze’ ogen moge die aanpak van de Sociale Quaestie te traag en te weinig zijn geweest, maar in historisch perspectief sloeg Nederland geen heel gek figuur vergeleken met het bui-tenland. Dat maakte de omstandigheden van de toen¬malige arbeidende klasse niet bij tover-slag minder miserabel, maar het maakt het wel enigszins onbegrijpelijk waarom Van der Woud nogal larmoyant vraagt ‘waarom de Nederlandse samenleving de toestanden tolereer-de’ en betoogt dat er sprake was van ‘wegkijken van de armoede’ en dat ‘de taakverdeling tussen de hogere en de lagere klassen nooit serieus ter discussie stond’.

Er staan wel meer onnauwkeurige en zonderlinge zinnen in dit boek. Bijvoorbeeld: ‘De socialistische filosoof Karl Marx schreef een driedelig socialistisch leerboek voor de staat-huiskunde, Das Kapital, maar deze theoretische inspanning voorkwam niet dat de socialisten buiten de eigen kring als totaal onrealistische lieden werden beschouwd, zwervers.’ Of wat dacht u van deze: ‘Veel verder dan deze ferme woorden kwam Eduard Douwes Dekker niet.’ Waarna Van der Woud schrijft: ‘zijn schrijversnaam Multatuli was veelzeggend: “Ik heb veel geleden.”’ Dat moet natuurlijk zijn, zoals Multatuli zelf stipuleerde: ‘Ik heb veel gedragen.’ Blijkbaar zijn de publicaties van Tom Böhm over Multatuli en de sociale kwestie Van der Woud ontgaan. Net zoals Mary Kemperinks Het verloren paradijs, over de literaire beeld-vorming van de sociale ellende. Het is ook zonderling dat Van der Woud nergens verwijst naar Abram de Swaans Zorg en de staat, dat voor een aanzienlijk deel hetzelfde onderwerp vanuit een vergelijkbaar perspectief behandelt.

Zo mist men tussen de indrukwekkende reeks bronnen die Van der Woud gebruikte verba-zend veel standaardwerken over zijn onderwerp, zoals Dirk Jan Wolfframs Leven vrij van wat neerdrukt en beklemt‘Den arme gegeven…’: Een beschrijving van armoede, armenzorg en sociale zekerheid in Nederland, 1784-1965Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeidStaat, instituties en economische ontwikkeling. Ook de studies over de negentiende eeuw van bijvoorbeeld Piet de Rooy, Niek van Sas, Henk te Velde en W.W. Mijnhardt zijn blijkbaar niet of nauwelijks geraadpleegd.

Wat rest, is een verzameling treffende anekdotes die zijn voorzien van een goedbedoelde, maar anachronistische moraal in een boek dat over het verleden gaat, maar geen geschied-schrijving wordt.

Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw 440 p. Bert Bakker, € 29,95

bestellen