Home BAUDOLINO

BAUDOLINO

  • Gepubliceerd op: 11 juli 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marco Mostert
  • 6 minuten leestijd

door Umberto Eco, 478 p. Bert Bakker, ƒ 55,00


In september 1986 werd te München een groot congres georganiseerd over vervalsingen in de Middeleeuwen. Organisator was het gerenommeerde en geleerde genootschap dat sinds 1819 de Monumenta Germaniae Historica uitgeeft, een enorme, volumineuze verzameling middeleeuwse bronnen. Belangrijk onderdeel van het onderzoek van de Monumenta was altijd geweest uit te maken welke teksten echt waren, en welke vervalst. Vandaar het thema van het congres. Vier dagen lang werd gesproken over middeleeuwse literaire vervalsingen, over vervalste rechtsteksten en oorkonden, gefingeerde brieven, vervalsingen uit vroomheid, en de bestraffing van vervalsers.
        De eerste spreker was de bekendste mediëvist van het moment: Umberto Eco. Zes jaar eerder, in 1980, had hij zijn roman De naam van de roos gepubliceerd. In Italië was de auteur, ooit gepromoveerd op de grootste middeleeuwse wijsgeer Thomas van Aquino, ook buiten kringen van vakgenoten bekend. Hij publiceerde over de semiotiek, de leer van de tekens, maar veel belangrijker nog voor zijn bekendheid waren zijn cursiefjes in het weekblad L’Espresso. Buiten Italië brak hij echter pas door met zijn in de late Middeleeuwen gesitueerde roman, die ook nog eens verfilmd zou worden.
        Collega’s van Eco namen De naam van de roos zeer serieus, en publiceerden zelfs boeken over het historische gehalte van de roman en de betekenis die de hype rond Eco had voor de bestudering van de Middeleeuwen. Er deed zich namelijk, mede door Eco’s boek en de werken van de Franse historici Georges Duby en Jacques Le Goff, een ware middeleeuwenhype voor. Opeens leken de Middeleeuwen, vaak verguisd als obscuur zo niet reactionair zwart, de lezers van de westerse wereld voor zich gewonnen te hebben. En de mediëvisten moesten zich beraden over de vraag of die belangstelling wel gezond was.

Schelmenroman
In 1986 was het mode geworden om de hele geschiedbeoefening te reduceren tot één grote vervalsing. De arbeid van de historicus zou bedrog zijn, de geschiedenis helemaal niet bestaan. De term postmodern was toen nog niet gemeengoed geworden, maar het ermee verbonden gedachtegoed was dat al wel. Als de taal waarin we spreken voortdurend verandert, zo redeneerde men, hoe is het dan mogelijk met onze huidige idioom over het verleden te praten? Hoe is het mogelijk het verleden te analyseren als je in het heden leeft?
        Verhalen zijn opgebouwd uit losse elementen, en hun betekenis verandert wanneer je die losse elementen op een andere manier met elkaar verbindt. Dat geldt voor verhalen die uitdrukkelijk als fictie gepresenteerd worden, maar ook voor rechtbankverslagen en verhalen over het verleden, geschiedschrijving. Er is, zo redeneert men soms, geen verschil tussen de ‘waarheid’ van een wetenschappelijke studie over het verleden en een historische roman. Beide vragen verbeeldingskracht, beide construeren een werkelijkheid die tot dan toe nog niet bestond.
        Voor het forum was Eco, die sommigen sindsdien het etiket ‘postmodern’ hebben opgeplakt, uitgenodigd om over vervalsingen in het algemeen te spreken. Op briljante wijze behandelde hij de vraag, of de Middeleeuwers zich er wel van bewust waren dat ze zoveel vervalsingen produceerden. Daartoe ontwierp hij een typologie van de vervalsing. Op wat voor manieren kon men in de Middeleeuwen verifiëren of iets echt of vals was? Dat was stukken moeilijker dan tegenwoordig. Eco concludeerde dat de middeleeuwer vervalste om het vertrouwen in een zaak – een auteur, een instelling, een idee, een theologische waarheid – te bevestigen en zo een ‘orde’ te bewaren. Tegenwoordig denken we bij vervalsingen aan leugens, en leugens zijn altijd verkeerd. In de Middeleeuwen werd daar anders over gedacht. `Misschien heeft geen enkel tijdperk het recht andere tijdperken de moraal voor te schrijven’, zo eindigde Eco zijn voordracht.

Vorig jaar verscheen er opnieuw een historische roman van Eco’s hand over de Middeleeuwen, Baudolino. Na De slinger van Foucault (1988) en Het eiland van de vorige dag (1994) nu dus een vierde roman, die ogenblikkelijk in het Nederlands werd vertaald en inmiddels al weer boven in de bestsellerlijsten te vinden is. Net als De naam van de roos is ook deze roman op verschillende niveaus te lezen. Het gekozen genre is dit keer de schelmenroman: de hoofdpersoon, Baudolino, zwerft over de wereld en beleeft als aangenomen zoon van keizer Frederik Barbarossa allerlei avonturen. Hij neemt deel aan de strijd tussen het Rijk en de Italiaanse steden, aan de derde Kruistocht, en andere gebeurtenissen die het gezicht van Europa aan het einde van de twaalfde en het begin van de dertiende eeuw bepaalden.
        Op voortreffelijke wijze wordt zo een beeld geschetst van een tijdperk. Veel zaken die voor moderne lezers niet of nauwelijks bekend zijn worden in een enkele alinea helder en verantwoord uitgelegd, zonder dat die uitleg – steevast door een van de romanpersonages – de loop van het verhaal onderbreekt. In deze historische roman strookt het beeld dat wordt opgeroepen met het beeld dat in de geschiedwetenschap gangbaar is.
        
Leugenaar
En dat ondanks het feit dat Baudolino een grote leugenaar is: hij zegt dingen waarvan hij weet dat ze niet waar zijn én hij heeft de intentie met zijn verhalen veranderingen te bewerkstelligen. Zonder Baudolino zou de wereldgeschiedenis anders gelopen zijn: de universiteit van Bologna, de briefwisseling van Abelard en Heloïse, de legende van de graal ontspruiten aan zijn verbeelding. Hij en zijn vrienden ontwerpen de mythische brief van Priester Johannes, waarin een legendarisch christelijk koninkrijk in het Verre Oosten wordt beschreven. Tenslotte gelooft iedereen dat er inderdaad zo’n koninkrijk bestaat,
inclusief Baudolino. Hij overreedt Frederik Barbarossa om dat koninkrijk te gaan zoeken, maar de keizer overlijdt in 1190 onder mysterieuze omstandigheden.
        Het hele verhaal is, afgezien van het eerste hoofdstuk, geschreven door een Byzantijns historicus, Nicetas. Baudolino weet hem te redden tijdens de verwoesting van Constantinopel in 1204. Het eerste hoofdstuk van de roman bestaat uit een door Baudolino op veertienjarige leeftijd begonnen autobiografie, geschreven in zijn eigen dialect op perkament gestolen van Otto von Freising. Een historicus die – zoals de meeste personages – echt bestaan heeft, en van wiens wereldgeschiedenis de eerste versie inderdaad mist.

Het is net of Eco bij het schrijven van zijn boek de zesdelige (!) uitgave van de bijdragen aan het congres van 1986 bij de hand heeft gehad. Vervalsingen in de geschiedschrijving, fictieve graven, onwaarheden, genealogische en cartografische vervalsers en mythomanen, brieven die niet echt zijn, scherts en ernst, satire, de vervalsing van de werkelijkheid – al deze thema’s en nog meer komen we zowel in Fälschungen im Mittelalter als in Baudolino tegen. De roman is overigens geenszins een apologie van de leugen, zelfs niet van het creatieve gebruik van de leugen. Het gaat Eco om een apologie van de utopie, van de bedenksels die de wereld bewegen.
        Nicetas publiceert zijn tekst over Baudolino uiteindelijk niet. Hij laat zich overtuigen door het argument dat anders wie weet hoeveel gekken aan het zwerven zullen gaan. Hij vindt het jammer van het mooie verhaal. Maar hij weet dat hij niet de enige geschiedschrijver is. ‘Vroeg of laat zal iemand het verhaal vertellen, iemand die nog leugenachtiger is dan Baudolino.’ Die voorspelling is uitgekomen. Lezen, dit boek, en tot het einde, al was het maar op het niveau van de schelmenroman.

Marco Mostert is verbonden aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in middeleeuwse schriftcultuur.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.