Home Banken in bezettingstijd. De voorgangers van ABN AMRO tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode van rechtsherstel

Banken in bezettingstijd. De voorgangers van ABN AMRO tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode van rechtsherstel

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Johannes Houwink ten Cate

Enkele weken geleden werd op de gevel van het ABN AMRO-kantoor in de Amsterdamse Sarphatistraat een gedenksteen onthuld, die eraan herinnert dat in dit pand tijdens de oorlog de Liro-roofbank van de joodse vermogens was gevestigd. De steen is hoog in de gevel geplaatst, om het eventuele vandalen moeilijk te maken. 


De plaatsing van die steen, maakte onderdeel uit van het in juni 2000 tussen de banken en de beurs enerzijds en het Centraal Joods Overleg (CJO) anderzijds gesloten akkoord over de terbeschikkingstelling van 314 miljoen gulden aan het CJO. Dit geld werd hoofdzakelijk uitgekeerd als compensatie voor de handel in geroofde joodse effecten én de gebreken van het naoorlogse rechtsherstel. Het gerucht wil dat het huidige personeel van ABN AMRO tevergeefs bezwaren heeft aangevoerd tegen de spijkerharde tekst van de plaquette, die niet alleen de rovers van Liro bekritiseert, maar ook de mensen die in enigerlei vorm aan die roof hebben meegewerkt. 

Banken in bezettingstijd, het vorige maand verschenen boek van Milja van Tielhof, gaat over de zeven grote rechtsvoorgangers van ABN AMRO, die na de Tweede Wereldoorlog zijn gefuseerd. Het bewijst hoe juist de plaatsing van de gedenksteen is en hoe onterecht de bedenkingen van het huidige bankpersoneel tegen de tekst op de plaquette. Het rechtvaardigt tevens de hoge bijdrage van ABN AMRO aan de miljoenen voor het Centraal Joods Overleg. 

Dit boek, geschreven in opdracht van de directie van ABN AMRO en onder begeleiding van economisch historicus J.L. van Zanden, is een schitterend voorbeeld van bedrijfsgeschiedenis. Afgezien van enkele korte plichtmatige en overbekende passages over de financiering van het verzet en de arbeidsinzet van niet-joods personeel is het algemene beeld van de betrokkenheid van de banken bij de roof van joods privé-bezit ontluisterend en onthutsend.

Leugenaar
Hartenkreten ontbreken gelukkig, maar helder, met wetenschappelijke precisie en een scherp moreel oordeel, wordt uiteengezet hoe de roof precies in zijn werk ging en welke leugenachtige verklaringen hierover kort na de oorlog werden gedebiteerd, tot schade van de schaarse overlevende joodse gedupeerden. Dat morele oordeel is niet alleen in de conclusie, maar ook de in zorgvuldige opgebouwde tekst goed verwoord en beargumenteerd. De bankdirecties waren bang voor van alles en nog wat (de aanstelling van Verwalters, Duitse aandeelhouders, geweld tegen directeuren of medewerkers), maar niet voor de problemen van de joodse clientèle. 
     
Wel deden ze wat bankiers onder geen beding ooit mogen doen, namelijk op eigen initiatief saldi aan Liro overboeken en effecten overdragen. In Banken in bezettingstijd wordt duidelijk dat de voorzitter van de beurs, Carel Overhoff, een leugenaar en een bedrieger was. En dat de directeur van de Twentse Bank Herman van Leeuwen, die bepleitte dat de joodse effecten in Amsterdam zouden worden verhandeld en niet in Berlijn, zich totaal niet voor het lot van de joden interesseerde.
 
     
Na de oorlog deden beursleden, banken en commissionairs jarenlang hun best de ware toedracht geheim te houden ‘om schadevergoedingsacties en aantasting van de reputatie te voorkomen’. Ook hierin speelden Overhoff en Van Leeuwen een rol. Toen in 1952 grote claims dreigden, pleegden de beursleden chantage door met succes met een beursstaking te dreigen.
 
     
Onderdelen van deze onverkwikkelijke geschiedenis waren al langer bekend, blijkt uit studies van historici Johan de Vries, Ies Lipschits en Gerard Aalders. Niettemin heeft Van Tielhof een vernieuwend boek geschreven, omdat de auteur steeds beschrijft welke afwegingen door de bankdirecties werden gemaakt, en hoezeer verschillende tactieken als meegaandheid, voorzichtige protesten en ook doelbewust vertragen tegen elkaar werden afgewogen.
 
     
Uit deze geïntegreerde visie, waarin aspecten van bezettingspolitiek, jodenvervolging en bankpolitiek steeds opnieuw met elkaar worden verbonden, blijkt dat het bekende cliché van de verondersteld typische Nederlandse ‘gezagsgetrouwheid’ bij de medewerking aan de jodenvervolging in het geval van het bankwezen niet opgaat. Er werd namelijk helemaal niet bij wijze van automatisme aan de handlangers van het bezettingsbestuur gehoorzaamd. Er werd gewikt en gewogen. Voorschriften, schrijft Van Tielhof, werden ‘niet blindelings’ uitgevoerd. Integendeel, er werden in het besef van de onrechtmatigheid van de jodenvervolging bewuste keuzes gemaakt die een hard moreel oordeel achteraf rechtvaardigen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.