Sporthistorici en journalisten hebben het begrip `Ard en Keesie-effect’ uitgevonden om op een mooie manier te zeggen dat een goed voorbeeld doet volgen. Toen Ard Schenk en Kees Verkerk zo’n dertig jaar geleden de internationale schaatswereld aan hun voeten hadden liggen, heerste er in Nederland een enorme geestdrift onder de bevolking om hetzelfde te bereiken. De schaatssport kreeg een grote stimulans, want eindelijk waren sommige landgenoten in staat alles te winnen wat er te winnen was.
Helaas hield hierna de belangstelling op, want maar heel weinig van de nieuwe enthousiastelingen waren in staat om ook zelfs de voetnoten in de sportgeschiedenis te halen. Al snel belandden de meesten met hun schaatsen op de vuilnisbelten van de geschiedenis, vol kleine herinneringen en grote frustraties. Eigenlijk heeft alleen de beroepsgroep van de psychiatrie voordeel van het `Ard en Keesie-effect’. Het levert uiteindelijk meer ellende op dan successen. En dat is in feite het hoofdonderwerp van de Franse film Le Velo de Ghislain Lambert, die binnenkort in Nederland te zien is.
`Ard en Keesie’ is in deze film de Belgische wielrenner Eddy Merckx; in de jaren zeventig onaantastbaar – in elk geval in de herinnering. Zijn bijnaam was `de Kannibaal’, en dat zegt voldoende over zijn status in het peloton en bij de wielerliefhebbers. Als groot voorbeeld voor de cyclisten dwong hij zowel bewondering af als enorme afgunst en wanhoop. Ghislain Lambert is in de film een kleine Belgische wielrenner. Woedend loopt hij weg als Eddy Merckx in een televisie-interview achteloos opmerkt dat hij zo goed is omdat hij zichzelf blijft. Lambert zit namelijk net in een sportieve crisis, juist omdat hij net zo goed wil worden als Merckx.
Lambert, uiterst gedreven maar minder getalenteerd, raakt zichzelf in feite kwijt als hij uitkomt voor de tweederangs wielerploeg Magicrème, die louter in dienst staat van de topman. Voor een buitenstaander is de hiërarchie ondoorzichtig, maar ongetwijfeld gebaseerd op waarheid: hoewel Lambert als eerste zijn hotelkamer betreedt en dus eerste keus heeft bij het uitzoeken van het mooiste bed, dondert zijn kamermaatje hem er onbarmhartig af. Als de kopman lek rijdt, moet Lambert zijn voorwiel inleveren, opdat de overwinning van de ploeg verzekerd blijft. Het is begrijpelijk dat Lambert heel gefrustreerd is wanneer de kopman na afloop de overwinning claimt als een puur individuele prestatie.
Natuurlijk komt in een wielerfilm ook doping aan de orde. Niet ten onrechte: in Duitsland woedde enkele jaren geleden een discussie over het hoge aantal sterfgevallen onder Duitse oud-renners; vanaf 1990 overleden er twintig. Wellicht vanwege doping, of de enorme eisen die aan de sporters worden gesteld en die zich naderhand uiten in verslaving of een te vroege dood.
Wie Lambert ziet ploeteren in deze film, kan zich daar iets bij voorstellen. Er is altijd wel een ploegleider met een foute leren jas en een dubieuze zonnebril die de renner tijdens een sportief dipje een flesje met onduidelijke inhoud overhandigt: `Maak je geen zorgen, jongen, hierna is alles goed.’ Om de gedrogeerde renner na de finishlijn zo snel mogelijk te ontvoeren naar een ruimte zonder dopingcontroleurs en vervelende journalisten.
Le Velo de Ghislain Lambert heeft niet het doel om dergelijke waarheden eens en voor altijd bloot te leggen. Hij is gemaakt als een eerbetoon aan alle minder geslaagde wielrenners, die u nu vergeten bent, tenzij ze toevallig een familielid van u waren. Hun ambities en de macht van de sponsors, die andere belangen hebben dan al die mindere renners, hun pijn en puberale pogingen om midden in de nacht een stiekem bezoek te brengen aan de plaatselijke schone staan in de film centraal. Scherp gefilmd met een aangename humor, die zowel mild als cynisch is. Treurige momenten worden daarmee grappig, maar de boodschap blijft: één zege van iemand als Ard Schenk kan voor het leven van duizenden onaangename gevolgen hebben.
Dit artikel is exclusief voor abonnees