Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden bijna 63.000 Amsterdamse Joden gedeporteerd. De documentaire Verdwenen stad laat zien hoe zij met de tram naar het Centraal Station, Muiderpoortstation of de Hollandse Schouwburg werden gebracht. De kosten van het vervoer factureerde het collaborerende vervoerbedrijf bij de Duitse bezetter.
Noem het een gruwelijke vorm van ironie: vanaf 20 juni 1942 was de tram voor Amsterdamse Joden verboden, maar op 8 augustus 1944 zat Anne Frank in de tram. Samen met haar familie en de andere onderduikers die op Prinsengracht 243 waren opgepakt. Ze werden met negentig andere Joden naar het Centraal Station gereden, waar een trein klaarstond om hen naar Westerbork te brengen. Het was de laatste tram die Amsterdamse Joden naar hun ondergang vervoerde.
Meer filmrecensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Willy Lindwer en Guus Luijters onderzoeken in het boek Verdwenen stad en in de gelijknamige film de rol van de tram bij de deportatie van Amsterdamse Joden. In de film rijden ze met de tram waarin Anne Frank haar laatste tramrit maakte de route die de trams met opgepakte Joden reden. Al pratend met elkaar tonen ze zich verbijsterd over de bureaucratische efficiëntie en medewerking van het vervoerbedrijf aan de deportatie. Op 15 juli 1942 reed de eerste tram met Joden naar het Centraal Station. Een goed jaar later, eind september 1943, werd Amsterdam Judenrein verklaard. Zonder slag of stoot was 10 procent van de Amsterdamse bevolking verdwenen. Lindwer en Luijters stappen tijdens de tramrit uit bij ‘schuldige plekken’. Zoals de tramhalte in de Beethovenstraat, waar bijna 20.000 Joden op een deportatietram zijn gestapt. De kosten van het vervoer bracht het vervoerbedrijf bij de bezetter in rekening.
Verdwenen stad plaatst de feiten over het infame optreden van het vervoerbedrijf met getuigenissen van overlevenden in het bredere kader van de Amsterdamse Jodenvervolging. Wat er verloren is gegaan, is te zien op archiefbeelden van het vroegere Amsterdamse Joodse leven. Een navrant detail tot slot: directeur W.B.I. Hofman van het vervoerbedrijf behield na de oorlog zijn baan.