Hij begint zijn carrière als schapendief, maar beheerst algauw het noorden van Marokko. Moelai Ahmed Al-Raisoeni maakt zijn fortuin met het ontvoeren van rijke buitenlanders. Vanuit zijn roversnest in de bergen neemt hij het op tegen de sultan, maar ook tegen Engeland, Frankrijk en Spanje. Evenals Bin Laden in onze tijd speelt in het begin van de vorige eeuw één man de internationale grootmachten tegen elkaar uit.
In de lente van 1923 arriveert de Britse schrijfster en avonturierster Rosita Forbes in het bandietenbolwerk van Moelai Ahmed Al-Raisoeni. Het bastion in de bergen van Noord-Marokko is door de Spanjaarden volledig platgebombardeerd. Maar niet alleen de omgeving moet haar onaangenaam getroffen hebben. De legendarische strijder die haar zo hartelijk welkom heet is niet langer de `lange, opmerkelijk knappe’ bandiet, met `een meer Grieks dan Semitisch profiel’ over wie zij gelezen had, maar een gezette, ziekelijke man in de herfst van zijn carrière. Niettemin wenst de romantische Forbes – er wordt gefluisterd dat ze een verhouding had met Lawrence of Arabia – haar illusie te behouden: `Op ’t eerste gezicht leek hij bijna even breed als hoog,’ noteert ze in haar verslag, `maar toch is Raisoeni niet overdreven vet, zijn enorme lichaam bestaat slechts uit spieren en stevig vlees.’
Raisoeni weet dat zijn rol bijna is uitgespeeld. De uitnodiging aan Rosita Forbes om naar de bergen te komen en zijn levensverhaal op te tekenen moet dan ook gezien worden als een laatste, wanhopig charmeoffensief van de oude moedjahedien. Als geen ander in zijn tijd onderkent hij immers het belang van de media voor de politiek. Forbes raakt, ondanks haar aanvankelijke teleurstelling, gefascineerd door de man met zijn smartelijke blik en opmerkelijk ingetogen manier van doen. Gretig tekent ze zijn verhaal op.
Raisoeni is zo’n 53 jaar eerder geboren in Marokko, in die tijd een van de meest gesloten landen ter wereld. Wegen zijn er niet, en het wiel is er dan ook onbekend. De sultan beheerst alleen de centrale vlakte. Vanwege de zwakte van het centrale gezag ontstaan overal lokale dynastieën, die meestal even snel ten onder gaan als ze zijn opgekomen. De stichters van deze dynastieën zijn veelal heilige mannen, sjariefs, die hun afstamming terugvoeren op de profeet van de islam, Mohammed. Deze mannen bezitten baraka (zegening), en daarmee speciale krachten. Raisoeni komt uit zo’n aristocratische familie.
De jonge Raisoeni is een teruggetrokken, verlegen jongen, maar heeft al wrede trekjes. Vaak verlaat hij zijn geboortedorp Zinat om de top van een nabijliggende berg te beklimmen, waar hij uitzicht heeft over de gehele omgeving. Uren zit hij daar over het land uit te kijken en te dromen. `Ik zag de vrouwen in het veld werken,’ zou Raisoeni aan Forbes vertellen, `en stelde me voor dat zij “Ai, ai!” riepen wanneer de distels hun huid als naalden openreten.’
Zijn vader brengt hem naar Tetoean om opgeleid te worden tot aalim (islamitisch wetgeleerde). Maar Raisoeni houdt de studie niet lang vol en kiest voor een carrière als schapendief. In heel Noordwest-Marokko wordt zijn bende gevreesd. Van het stelen van schapen gaat hij al snel over op het afpersen van karavanen en dorpelingen, waarin hij eveneens bijzonder succesvol blijkt. Aan Forbes vertelt hij: `Iedere karavaan moest betalen naar haar waarde, en als men weigerde – wel, dan was de aanblik van een voorganger, vastgespiest zittend op een puntige paal, blijkbaar voldoende om ook bij de meest halsstarrige de beurs te openen.’
De troepen van de centrale overheid kunnen hem in zijn eigen territorium niet overmeesteren. In geval van nood verstopt Raisoeni zich met zijn volgelingen in holen in de bergen `waar een hele compagnie zich verbergen kan en de voetstappen van haar achtervolgers boven haar hoofden kan horen’. De westerse gemeenschap in Tanger voelt zich bedreigd en zet de sultan van Marokko onder druk om de jonge bendeleider aan te pakken. Met een list wordt hij gevangengenomen en opgesloten in de gevreesde kerkers van Essaouira. Daar verblijft hij enkele jaren onder mensonterende omstandigheden. Zo zit hij in de verzengende hitte van de Marokkaanse zomer enige dagen vastgeketend aan een dode medegevangene. Het zal hem niet zachtmoediger maken.
Bridgepartijtjes
In het jaar 1900, bij de troonsbestijging van de zwakke sultan Moelai Abdul Aziz, krijgt Raisoeni gratie. Hij keert terug naar zijn geboorteplaats en terroriseert de regio rond Tanger alsof hij nooit weg is geweest. De sultan ziet zich drie jaar later genoodzaakt opnieuw een expeditieleger naar Zinat te sturen. Raisoeni’s volgelingen slaan de aanval af en krijgen, eigenlijk bij toeval, de toenmalige correspondent van The Times, de Brit Walter Harris, in handen. Raisoeni besluit hem te gebruiken als gijzelaar om concessies af te dwingen van de Marokkaanse regering. Dat lukt: enkele mannen van zijn stam, die vastzitten in de gevangenis van Tanger, worden vrijgelaten.
De beroering die de ontvoering van Harris teweegbrengt in de internationale gemeenschap van Tanger, en het succes van zijn onderhandelingen met het hof via de Engelse consul, brengen Raisoeni op een idee. Op de avond van 18 mei 1904 horen Mrs. Perdicaris en haar schoondochter Mrs. Varley, theedrinkend op de veranda van hun villa in Tanger, een plotseling kabaal achter het huis. De geschrokken dames nemen poolshoogte en zien hun beider echtgenoten, met gebonden handen achterstevoren op twee dravende ezels, nog net in de heuvels verdwijnen. Raisoeni heeft de rijkste inwoner van Tanger, de Amerikaanse miljonair Perdicaris, en zijn Britse stiefzoon ontvoerd. Het wordt een internationaal schandaal. De Amerikaanse president Theodore Roosevelt stuurt zes oorlogsbodems naar Tanger. De Britten zenden hun slagschip The Prince of Wales naar de Marokkaanse kust. Raisoeni toont zich niet onder de indruk. `Sinds wanneer komen de haaien uit de zee om de bergwolf op te eten?’ laat hij weten vanuit zijn schuilplaats in de bergen. De Fransen, die meer invloed willen in Marokko, werpen zich op als onderhandelaars. Maar ze kunnen niet anders dan Raisoeni’s eisen inwilligen. In ruil voor de vrijlating van Perdicaris en Varley wordt Raisoeni aangesteld als gouverneur van Tanger en ontvangt hij een losgeld van 70.000 dollar.
De diplomatieke gemeenschap van Tanger wordt al snel geconfronteerd met de gevolgen van haar inschikkelijkheid. Raisoeni spreekt recht op de Soko, de marktplaats in Tanger, voor het Franse consulaat. De diplomatieke vertegenwoordigers kijken uit hun ramen toe hoe de nieuwbakken gouverneur zijn persoonlijke invulling geeft aan de islamitische rechtspraak: wie niet genoeg betaalt wordt veroordeeld tot zweepslagen, amputatie of onthoofding. Het sluiten van de ramen kan het gegil en geschreeuw in de rechtbanken niet buitenhouden, en op de stadsmuren verschijnen de afgehakte hoofden van de vijanden van de gouverneur hinderlijk in het zicht. Als Raisoeni ook nog onuitgenodigd op hun bridgepartijtjes begint te verschijnen, is voor de Europeanen de maat vol.
Op 27 mei 1906 vermoorden de volgelingen van Raisoeni een jonge Fransman, vlak bij de villa van Walter Harris. Op zo’n incident hebben de Fransen gewacht. De regering in Parijs stuurt enkele oorlogsbodems naar Tanger om de sultan te dwingen de gouverneur, die naar zijn uitvalsbasis in Zinat is gevlucht, te arresteren. Onder dreiging van een invasie stemt Abdul Aziz ermee in een strafexpeditie op Raisoeni af te sturen. Met behulp van Algerijnse artillerie wordt het Adelaarsnest in Zinat vernietigd, en wordt Raisoeni de bergen in gedrongen.
Paleis van de Tranen
Toch is dit niet het einde van `de Sultan van de Bergen’, zoals Raisoeni nu bekendstaat. Op 30 juli 1907 komt de opgekropte woede onder de bevolking over de toenemende Europese invloeden in Casablanca tot een gewelddadige uitbarsting. Een furieuze menigte vermoordt een Franse machinist en negen Europese werklieden. De Franse consul in Tanger, die wil reageren voordat de overige grootmachten kunnen protesteren of interveniëren, stuurt het oorlogsschip de Galilée naar Casablanca. Wat volgt zou bekend raken als een van de grootste slachtingen uit de geschiedenis van Marokko. Onder dekking van de bombardementen dringen vijandelijke stammen de stad binnen, en rekenen af met westerlingen, joden en Arabische vijanden. Walter Harris bezoekt de `bevrijde’ stad enkele dagen later: `Het aangezicht van de stad was onbeschrijflijk: een warboel van dode mensen en paarden, terwijl de inhoud van ieder huis op straat leek te zijn gegooid en vernietigd. Uit donkere kelders kropen, veelal gewond, bleek en doodsbang, Moren en joden, die daar sinds het begin van de bombardementen verstopt hadden gezeten.’
Raisoeni sluit zich aan bij de pasja van Marrakech, die de heilige oorlog uitroept tegen de Fransen, en hun marionet in Fes, de sultan. Binnen een jaar is Fes veroverd en heeft Marokko een nieuwe heerser. Raisoeni krijgt het gouverneurschap over Asilah, waar hij een prachtig paleis laat bouwen, dat in de volksmond `het Paleis van de Tranen’ genoemd wordt vanwege het wrede bewind van de bewoner. `Als sjarief is het nooit een probleem aan voldoende gratis arbeidskrachten te komen,’ zal hij later pochen. Zoals vaker maakte hij handig gebruik van het geloof in zijn heilige krachten.
Raisoeni moet echter toezien hoe de Fransen langzaam hun invloed in Marokko uitbreiden. Hij is slim genoeg om zich te realiseren dat hij niet tegen hen op kan, en weet dat het met zijn mooie positie gedaan is als de Fransen Asilah bezetten. `Frankrijk is een machtig volk,’ zal hij aan Forbes uitleggen, `dat het land niet met ons wil delen, behalve op de manier van de boer, die zijn graan deelt met de ezels die het voor hem dorsen.’
Daarom onderneemt Raisoeni de meest gewaagde stap in zijn carrière: hij nodigt Spaanse troepen uit om het nabijgelegen Larache te bezetten. Raisoeni rekent erop dat de Spanjaarden sterk genoeg zijn om hem te helpen, maar te zwak om hem te overheersen. De Spaanse kolonel Silvestre, die in de zomer van 1911 aan het hoofd van zijn troepen op het strand van Larache landt, is echter een conquistador van de oude stempel. Hij is erop gebrand Marokko binnen korte tijd gewapenderhand te veroveren.
Aanvankelijk heeft Raisoeni veel profijt van de Spaanse inval, en de Spanjaarden voorzien hem rijkelijk van wapens. Maar de karakters en ambities van beide mannen botsen onvermijdelijk. Raisoeni vindt Silvestre een dapper man: `In elk ander land zou ik hem vereerd hebben, maar twee leeuwen kunnen niet in één bos wonen.’ Silvestre, tot het uiterste getergd door de tegenwerking en vertragingstactieken van Raisoeni, verdenkt de gouverneur van samenwerking met de Fransen. Raisoeni’s bezittingen worden geconfisqueerd en hij vlucht met zijn aanhangers opnieuw de bergen in. Uit voorzorg heeft hij het grootste deel van zijn wapenarsenaal daar al naartoe gesmokkeld.
De Spanjaarden hebben de daaropvolgende jaren geen rust meer in Noord-Marokko. De stammen die zich bij Raisoeni aansluiten raken al snel vertrouwd met de verschillende vergoedingen die ze bij het consulaat in Tanger voor hun gijzelaars – soldaten en burgers – kunnen opeisen. De Spaanse media eisen het hoofd van Silvestre, die wordt teruggeroepen naar Madrid. Er worden onderhandelingen geopend met Raisoeni, die een eigen leger en een maandelijkse toelage eist. De Spanjaarden kunnen niet anders dan toegeven: Raisoeni is opnieuw de facto dictator van Noordwest-Marokko.
Afrekening
Na de Eerste Wereldoorlog lijkt het Raisoeni opportuun zich bij de overwinnaars aan te sluiten. Op 14 juli 1919 stuurt hij een bericht naar Walter Harris in Tanger, die ondanks zijn ontvoering met Raisoeni bevriend is geraakt. Raisoeni feliciteert Frankrijk en Engeland met de overwinning op Duitsland en stelt voor gezamenlijk een einde te maken aan een andere vijand: Spanje. Frankrijk en Engeland negeren de felicitatie wijselijk; de Spaanse publieke opinie schreeuwt om een afrekening met Raisoeni, die met miljoenen peseta’s is ondersteund, maar geen enkele wederdienst heeft geleverd – integendeel. De regering in Madrid stuurt hem nog een ultimatum, maar Raisoeni negeert dit. Daarop sturen de Spanjaarden een legermacht de bergen in. Die wordt gedecimeerd door Raisoeni’s volgelingen, gekleed in Spaanse uniformen en voorzien van Spaanse en Duitse handgranaten en chemische wapens.
Voor het geschonden Spaanse prestige is het noodzakelijk deze nederlaag te wreken. Silvestre wordt terugggehaald om definitief met Raisoeni af te rekenen. De Spanjaarden verschepen vliegtuigen, tanks, artillerie, geweren en ammunitie naar Marokko. Op 27 september 1919 gaat de wraakcampagne van start. Twaalfduizend manschappen naderen Raisoeni’s uitvalsbasis in Wad Ras. Het is nutteloos tegenstand te bieden aan zo’n overmacht. Vanaf een heuveltop ziet Raisoeni toe hoe de Spaanse vliegtuigen en artillerie de dorpen bestoken. Ook Walter Harris kijkt toe: `Vanaf de heuvels boven Tanger kon ik de ontploffende granaten en de vallende bommen zien, de meedogenloze vernietiging van dorpen door het vuur – de ondergang van honderden families en de ontvolking van tientallen woonplaatsen, die de introductie van de beschaving in dit gedeelte van Marokko vergezelden.’ Raisoeni wordt opnieuw de bergen in gedrongen, ditmaal voorgoed.
In handen van de koloniale machten is Ahmed Al-Raisoeni nooit gevallen. In januari 1925 loopt de Sultan van de Bergen in een hinderlaag van zijn veel jongere tegenstrever Abd Al-Karim, die de strijd tegen de Spanjaarden in het oosten heeft voortgezet. Hij wordt voorgeleid voor een tribunaal. Zijn baraka lijkt hem uiteindelijk verlaten te hebben: hij wordt veroordeeld wegens zijn samenwerking met de Spanjaarden en gefusilleerd.
Ahmed Al-Raisoeni wordt in de officiële Marokkaanse geschiedschrijving voorgesteld als een vrome moslim die op jonge leeftijd als een soort Robin Hood de bergen in trok om de zwakken tegen de sterken te verdedigen. In de gevangenis van Essaouira zou hij besloten hebben zijn leven te wijden aan de strijd tegen de koloniale grootmachten. Al tijdens zijn leven ontstond al legendevorming onder Raisoeni’s aanhangers. Hij zou in alle eenvoud leven en altijd vooropgaan in de strijd. Hij werd daarbij beschermd door zijn baraka. Degenen die naast hem stierven, kwamen direct in de hemel. Forbes en Harris beschrijven Raisoeni daarentegen als een romantische `nobele wilde’ en deden daarmee de Europese vrouwenharten sneller kloppen. Aan een dergelijke figuur had het gedemoraliseerde Europa van na de Grote Oorlog kennelijk behoefte. Hun boeken, die in de jaren twintig verschenen, waren een enorm succes en verschaften de Marokkaan een cultstatus in Europa.
Raisoeni was echter geen nobele wilde of nationalistische Robin Hood, maar veeleer een cynische machtspoliticus, die bij het opbouwen van zijn macht slim gebruik wist te maken van het heersende religieuze bijgeloof en de onderlinge concurrentie tussen de toenmalige grootmachten. In die zin toont hij overeenkomsten met moderne geestverwanten als Saddam Hoessein en Osama Bin Laden. En net als zij moest Raisoeni onderkennen dat het westen een vrijgevige bondgenoot is, die wat de mensenrechten betreft graag een oogje dichtknijpt in het smeden van haar allianties, maar net zo snel in een Engel der Wrake verandert als de beschermeling zijn hand overspeelt.
De kolonisatie van Marokko
Marokko was een van de laatste Afrikaanse landen die gekoloniseerd werden. Dat was niet omdat de buitenlandse mogendheden niet geïnteresseerd waren; integendeel, het land lag zo strategisch dat iedereen het wel wilde hebben. Maar bij een militaire bezetting lag altijd het gevaar van een Europese oorlog op de loer. De westerse grootmachten pakten de kolonisatie van Marokko daarom buitengewoon voorzichtig en diplomatiek aan. Door herstelbetalingen te eisen, handelsconcessies af te dwingen en enorme leningen aan te bieden (die Marokko toch nooit terug kon betalen) probeerden ze de Marokkaanse staat geleidelijk onder controle te krijgen. De Fransen bedachten voor deze politiek een speciale term: `vreedzame penetratie.’
Dit constante gevecht om invloed aan het hof had ook komische kanten. Zo zond Frankrijk een zekere dokter Jaffari uit Toulouse naar Fes om daar de concurrentie aan te gaan met de – bij het Marokkaanse hof bijzonder populaire – Britse dokter Verdon. Niet veel later ontving de Franse vertegenwoordiging in Tanger een triomfantelijke brief van Jaffari: `Ik heb zojuist zetpillen voorgeschreven aan twee van Zijne Majesteits zwarte concubines,’ schreef hij daarin. `Het is een grote overwinning voor de vreedzame penetratie!’
1856 Marokkaans-Brits handelsverdrag. De Marokkaanse markt wordt opengegooid voor wWesterse industriële goederen; de inheemse handarbeidsindustrie stort ineen.
1859-’69 Tetoean-oorlog tussen Spanje en Marokko. Na de overwinning eist Spanje herstelbetalingen van Marokko. De schatkistreserves en de buitenlandse-deviezenvoorraad nemen af. Tegelijkertijd ontstaat een groot tekort op de handelsbalans. Economische recessie.
1892 Spaanse-Marokkaanse oorlog bij Melilla. Marokko verliest en wordt gedwongen tot nog meer herstelbetalingen.
1894-1908 Regeringsperiode van sultan Abdoel Aziz, tot 1900 onder de hoede van regent Ahmed Ibn Moesa, die hervormingen doorzet. De nauwe banden van de nieuwe sultan met de westerse grootmachten bezorgen hem de bijnaam `christenkoning’.
1900 De Fransen bezetten twee oases aan de grens met Algerije. Eerste verlies van Marokkaans grondgebied.
1904 Brits-Franse entente: Groot-Brittanië geeft zijn aanspraken op Marokko op; Frankrijk ziet af van aanspraken op de Soedan. Een Frans bankenconsortium verstrekt de sultan een grote lening. In ruil daarvoor krijgt Frankrijk invloed op het Marokkaanse financiële beleid en een aanzienlijk deel van de invoerrechten.
1906 Na de Conferentie van Algeciras krijgen Frankrijk en Spanje in feite Marokko toebedeeld. Franse bankiers besturen de staatsbank; Franse en Spaanse officieren leiden de havenpolitie.
1907 Economische malaise in heel Marokko. De moord op westerse arbeiders bij Casablanca leidt tot Franse represailles en de bezetting van de Marokkaanse havenstad. De oppositie tegen de Fransen mondt uit in een heilige oorlog. Abdoel Hafiz wordt in Marrakech tot sultan uitgeroepen.
1908 Abdoel Aziz wordt verslagen. De Fransen bezetten Oudjda en de Chaouia-provincies.
1909 De Fransen en Britten erkennen Abdoel Hafiz als sultan nadat deze de jihad heeft herroepen en een nieuwe lening heeft geaccepteerd.
1911 Rebellie van stammen rond Fes. Franse militaire interventie en bezetting van het binnenland. De Spanjaarden landen, met toestemming van Raisoeni, in Larache.
1912 Verdrag van Fes: Marokko wordt officieel Frans protectoraat, met uitzondering van de noordelijke gebieden, die onder Spaans toezicht komen te staan. De Fransen stellen een nieuwe sultan aan. Opstanden in Fes en Marrakech worden neergeslagen. Begin van de `pacificatie’ van het binnenland.
1914-’18 Eerste Wereldoorlog. Spanje blijft officieel neutraal, maar laat Duitse agenten op zijn grondgebied toe, die Raisoeni van moderne wapens voorzien.
1922-’27 Rif-oorlog: Abd Al-Karim leidt een opstand tegen de Spanjaarden, die de hulp inroepen van Duitsland en Frankrijk.
1934 Officiële pacificatie van het Marokkaanse binnenland door Frankrijk.
Dit artikel is exclusief voor abonnees