Bij de politie Rotterdam-Centrum klagen agentes over seksisme en grensoverschrijdend gedrag. In 1911 was Rotterdam juist de eerste Nederlandse stad die een vrouw opsporingsbevoegdheid gaf, vertelt historicus Nelleke Manneke. Pas na de Tweede Wereldoorlog verschenen de eerste geüniformeerde agentes op straat, maar ook zij hadden moeite om te integreren in de mannelijke politiewereld.
De eerste vrouw bij de Nederlandse politie was Dina Sanson, die in 1911 politie-assistente werd bij het gemeentekorps Rotterdam. ‘De snelgroeiende stad kampte met problemen als prostitutie en kinderverwaarlozing,’ zegt Manneke, die een boek schreef over de geschiedenis van vrouwen bij de Nederlandse politie. ‘De politie kreeg weinig grip op zogenoemde “engeltjesmakers”, die kinderen van ongehuwde moeders voor weinig geld opvingen, maar hen verwaarloosden en soms niet in leven hielden.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Rotterdamse hoofdcommissaris toog naar het buitenland om advies te vragen. ‘In Duitsland, Scandinavië en Engeland bleken vrouwen specifieke rollen te vervullen bij de politie op het gebied van prostitutie. Vrouwen konden zich namelijk makkelijker bewegen in die schimmige wereld.’
Sansons aanstelling kreeg navolging in andere steden, maar pas in 1953 werden de eerste geüniformeerde agentes aangesteld. ‘Zij mochten nog geen wapen dragen en kregen alleen specifieke taken toebedeeld, zoals toezicht houden op het verkeer of baldadige kinderen. Ze surveilleerden bij bioscopen en danszalen om jongeren buiten de deur te houden. Dat moesten ze bovendien in een onhandige uitrusting doen, met een rok en een handtas.’
Eerste vrouw in uniform
Trees Keultjes (1926-2022) was de dochter van de politiehoofdcommissaris van Oss. Ze deed administratief werk op haar vaders politiebureau, totdat ze in 1953 in Heerlen werd aangesteld als eerste vrouwelijke agent van Nederland. Ze werkte vooral als verkeersbrigadier en hield kinderen in de gaten die zich aan de leerplicht onttrokken; ze vatte spijbelende kinderen in de kraag en bracht hen op haar fiets terug naar school. Na enkele dienstjaren in Heerlen keerde ze terug naar Oss, waar ze nog veertig jaar als brigadier bij de kinder- en zedenpolitie werkte.
De integratie van vrouwen in het korps verliep moeizaam en leidde tot problemen waar vrouwen bij de politie nog steeds mee kampen. ‘De eerste agentes ervoeren veel tegenstand door de machocultuur bij de politie. In de eerste jaren mochten mannen en vrouwen bijvoorbeeld niet samen surveilleren, want dan kon een mannelijke collega in de verleiding komen.’ Pas in de jaren zeventig kwam er aandacht voor de sekseongelijkheid en werden steeds meer functies opengesteld voor vrouwen.
Openingsbeeld: Beediging eerste vrouwelijke politie Den Haag, 1957. Bron: Joop van Bilsen / Anefo.