Home Afghanistan: speeltuin voor spionnen

Afghanistan: speeltuin voor spionnen

  • Gepubliceerd op: 17 september 2021
  • Laatste update 14 aug 2023
  • Auteur:
    Christ Klep
  • 9 minuten leestijd
Afghanistan: speeltuin voor spionnen

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Afghanistan is van oudsher een plek waar invloedssferen tegen elkaar botsen. In de negentiende eeuw was het onderdeel van The Great Game: een wrede geopolitieke strijd tussen Rusland en Groot-Brittannië.

In het altijd roerige Afghanistan behartigde de diplomaat William Hay Macnaghten in de jaren dertig van de negentiende eeuw de belangen van het Britse moederland. Macnaghtan was arrogant, maar de ingewikkelde koloniale diplomatie ging hem duidelijk boven de pet. Hij probeerde de Afghaanse stamhoofden rustig te houden door rijkelijk met geld te strooien; de schatkist was al snel leeg.

Een bloedige opstand in november 1841 was het gevolg. Een woedende menigte hakte Macnaghtans getalenteerde assistent Alexander Burnes aan stukken in Kaboel. Macnaghten probeerde te redden wat er te redden viel. Hij onderhandelde apart met de stamhoofden en met Akbar Khan, de zoon van emir Dost Mohammed. Khan was not amused over dit dubbelspel en nam Macnaghten gevangen. Twee dagen voor Kerstmis hing zijn verminkte lichaam aan een vleeshaak in de bazaar.

Het Britse leger passeert de Bolan-pas, tijdens de eerste Brits-Afghaanse oorlog in 1842. Schilderij door James Atkinson.

Intussen was het belegerde Britse garnizoen in Kaboel ontaard in een ordeloze bende. In die chaos besloot de zwakke en zieke generaal-majoor William Elphinstone begin januari 1842 zich terug te trekken richting de militaire basis in Jalalabad. Een desastreus besluit. Van de 16.000 militairen en burgers bereikten welgeteld één legerarts en een paar Indiase hulptroepen de basis. Alle anderen werden onderweg gedood of gevangen door het leger van de emir. Elphinstone zelf stierf in gevangenschap. In de herfst van 1842 maakte een Brits ‘wraakleger’ een groot deel van Kaboel met de grond gelijk. Maar de vernedering van de rampzalige terugtocht was onuitwisbaar.

Op sommige plekken in de wereld schuren de geopolitieke tektonische platen knarsend langs elkaar. Afghanistan is zo’n schuurplek: vanouds een kruispunt van beschavingen, handelsroutes en invloedssferen. Het grootste deel van zijn geschiedenis is Afghanistan speelbal geweest van vreemde mogendheden. Vooral de strategische ligging was daar debet aan.

Na eeuwen van invasies kreeg Afghanistan in de achttiende eeuw voorzichtig vorm als een zelfstandige, maar fragiele natiestaat onder Ahmad Shah Durrani. Maar veel stabiliteit was Afghanistan niet gegund: als schakel tussen Centraal-Azië en het Indiase subcontinent lag het simpelweg te ongelukkig. Alleen al de Khyber-pas was een strategische hoofdprijs. Schrijver Rudyard Kipling noemde deze vitale doorgang van Afghanistan naar Pakistan treffend ‘a sword-cut through the mountains’.

Geld, baantjes en status

Twee rivaliserende wereldrijken maakten Centraal-Azië in de negentiende eeuw tot speeltuin van hun imperialistische machtspolitiek: het Russische tsarenrijk en Victoriaans Groot-Brittannië. Rusland rukte op naar het zuiden. Al in 1801 plande tsaar Paul I een Russisch-Franse invasie van Brits-India. Maar nog voor het avontuurlijke voornemen echt op gang kwam, maakten samenzweerders een einde aan het leven van de tsaar. Toch was de kiem van het Britse wantrouwen jegens de Russische bedoelingen met India geplant.

In de daaropvolgende decennia bleken de Russen alsnog behoorlijk succesvol in het gestaag uitbouwen van hun invloed in de regio. De meeste moslimvolkeren in Centraal-Azië moesten zich onderwerpen. Deze opmars verontrustte het Ottomaanse Rijk, Perzië, Afghanistan, Brits-India en zelfs het Chinese keizerrijk. De Britse East India Company, de facto machthebber in India, luidde alle mogelijke alarmbellen. Met enig succes. Voor de Britten was één overweging allesbepalend: bescherming van ‘kroonjuweel’ India. Groot-Brittannië hoopte het Ottomaanse Rijk, Perzië en Afghanistan tot een bufferzone te kunnen uitbouwen. De Britten vreesden dat de Russische ambities zelfs reikten tot de verwerving van warmwaterhavens aan de Middellandse Zee en de Perzische Golf. Of tsaristisch Rusland na Paul I daadwerkelijk serieus overwoog India te veroveren is overigens de vraag.

Voor de Britten draaide alles om bescherming van ‘kroonjuweel’ India

Deze Brits-Russische rivaliteit is bekend komen te staan als The Great Game. De term verwierf overigens pas echt populariteit door Rudyard Kiplings roman Kim uit 1901: ‘When everyone is dead, the Great Game is finished. Not before.’ Maar al in de negentiende eeuw zweefde de benaming rond. Als geestelijk vader wordt vaak verwezen naar de Britse kapitein en spion Arthur Conolly. Die schreef in 1840 aan een superieur ronkend over het beschavingswerk dat de Britten wachtte in de regio: ‘You have a great game, a noble game, before you.’ Op hun beurt spraken de Russen van het sinistere ‘toernooi der schaduwen’, een veelzeggende naam bedacht door minister van Buitenlandse Zaken graaf Karl Robert Nesselrode.

The Great Game was een luilekkerland voor spionnen, dubbelspionnen, intriganten, avonturiers, ontdekkingsreizigers, kaartmakers en wat dies meer zij: een fascinerende collectie Great Gamers. Sterker nog: het Britse beleid lijkt in hoge mate beïnvloed te zijn door berichten van officiële, semi-officiële en particuliere avonturiers. Die smukten hun rapporten gretig op of verzonnen feiten om de vermeende Russische machinaties en twijfelachtige loyaliteit van lokale heersers aan te tonen. Zo vielen geld, baantjes en status te winnen. Een vermomming als moslimgeestelijke of paardenhandelaar maakte standaard deel uit van het spionnenrepertoire.

Bloedige oorlogen

Tragisch was The Great Game in elk geval. Het lot van kapitein Connolly staat symbool voor de vaak bloedige intriges van het grote machtsspel. In de jaren 1830 was hij een van de meest gedreven inlichtingenofficieren in Afghanistan. Deze gedrevenheid had diepe wortels in zijn religieuze fanatisme. Hij geloofde heilig in de Britse missie om Centraal-Azië te beschaven door het hele gebied te bekeren met ‘muscular Christianity’. De emir van Boechara voelde zich geschoffeerd door Connolly’s gebrek aan respect voor de lokale cultuur: hij wierp de onfortuinlijke Brit in een put, martelde hem maandenlang en besloot uiteindelijk over te gaan tot onthoofding. Exit Connolly.

Ook buitenlandse huursoldaten droegen een enerverend steentje bij aan The Great Game, zoals de flamboyante Italiaanse avonturier Paolo di Avitabile (1791–1850), die voor de Britten Peshawar bestuurde van 1835 tot 1843. Het kon natuurlijk niet uitblijven dat Britse en Russische geheime expedities elkaar bij tijd en wijle omstandig beloerden. Zo kreeg majoor Henry Rawlinson in 1837 een Russische delegatie onder leiding van de enigmatische Pools-Litouwse ontdekkingsreiziger Jan Witkiewicz in het oog. Die laatste was op weg naar Kaboel om vorst Dost Mohammed in te palmen. Onmiddellijk haastte Rawlinson zich naar Kaboel – 1200 kilometer verderop – om het Britse gezantschap een voorwaarschuwing te geven.

Een vermomming als moslimgeestelijke of paardenhandelaar hoorde bij het spionnenrepertoire

Veel spionagewerk was gericht op verkenning van landroutes voor eventuele militaire operaties. De Royal Geographical Society (opgericht in 1830) en het Russisch Geografisch Genootschap (1845) waren feitelijk niet meer dan dekmantels voor spionage-expedities in Azië. In welke mate precies is onbekend, maar dat Russische spionnen en vrijbuiters onrust stookten in India staat wel vast. De Russische meesterspion in The Great Game was ongetwijfeld de briljante graaf Nikolai Pavlovitsj Ignatjev (1832–1908). Volslagen meedogenloos en sluw besteedde hij het grootste deel van zijn carrière aan het opporren van anti-Britse gevoelens in India en omstreken.

Een starre wens om overal greep op te houden kenmerkte het Britse koloniale beleid. Deze starheid droeg bij aan een reeks bloedige en deels onnodige oorlogen, met name twee Brits-Afghaanse oorlogen (1842 en 1878-1880), twee oorlogen tegen de sikhs (1845-1846 en 1848-1849) en de Indiase Opstand (1857-1858). Zo kwam The Great Game te staan voor een zeer complexe rivaliteit – gelardeerd met oorlogen, aanslagen, moorden en spionage – tussen Groot-Brittannië en Rusland, met als inzet de invloedssferen van Centraal-Azië en van Afghanistan in het bijzonder.

De gevechten tussen enerzijds de Britten en hun koloniale hulptroepen en anderzijds de Afghaanse stammen en jihadi waren ongekend wreed. Krijgsgevangenen wachtte een afschuwelijk lot. Britse soldaten kregen het advies zich een kogel door het hoofd te jagen als ze in handen dreigden te vallen van de tegenstander.

Brits onvermogen

Speelden de Britten The Great Game met goed resultaat? Ja en nee. Kundigheid en incompetentie vochten om voorrang, zoals de fatale blunders van William Hay Macnaghtan lieten zien. Hoe dan ook bleken het Ottomaanse Rijk en Perzië niet bereid om naar het pijpen van de Britten te dansen. Afghanistan werd nooit echt een Britse cliëntstaat, hoewel het in de praktijk tot op zekere hoogte wel fungeerde als een buffer tussen India en Rusland.

Op hun beurt hadden de Russen snel door dat inmenging ‘op afstand’ en clandestiene operaties meer opleverden dan grootschalige militaire expedities. Rusland slaagde er zelfs in verschillende gebieden blijvend te annexeren. Uiteindelijk lagen sommige Russische buitenposten op slechts enkele kilometers van de Indiase grens. Het Britse onvermogen om Afghanistan tot een echte cliëntstaat te maken betekende eigenlijk dat The Great Game niet kon worden gewonnen. In 1889 stelde de latere onderkoning van India Lord Curzon onomwonden dat de relaties met Afghanistan tussen 1838 and 1878 werden gekenmerkt door ‘blundering interference’ en ‘unmasterly inactivity’. Zo was het maar net.

Akbar Khan, zoon van emir Dost Mohammed, neemt wraak op de Britten en vermoordt diplomaat William Hay Macnaghten, 1841.

Aan het einde van de negentiende eeuw klaarde de situatie wel enigszins op voor de Britten. In de eindfase van het bewind van tsaar Nicolaas II (1868–1918) verloor Rusland aan macht en invloed in de regio. De Britten verwierven nu zelfs een licht diplomatiek overwicht in de niet-Russische gebieden van Centraal-Azië. Daarmee was ook de basis voor een diplomatieke uitweg gelegd, hoe kwetsbaar ook. Langzaamaan verpieterde The Great Game.

In 1895 tekenden Rusland en Groot-Brittannië een protocol dat de Russisch-Afghaanse grens vastlegde. De Brits-Russische conventie van 1907 verdeelde Perzië in respectievelijk een door Rusland beheerste noordelijke zone, een onafhankelijke centrale zone en een door Groot-Brittannië gecontroleerde zuidelijke zone. Na een korte derde Brits-Afghaanse oorlog in 1919 gaven de Britten hun protectoraat over Afghanistan op.

Sindsdien geldt 19 augustus als de Afghaanse onafhankelijkheidsdag. Afghanistan heeft trouwens nooit de door de Britten in 1893 opgelegde Durand Line – die geen rekening hield met etniciteit of stamverbanden – als zuidgrens erkend. Tot op de dag van vandaag levert deze omstreden grens stevige en soms gewelddadige spanningen op tussen Afghanistan en Pakistan.

Meer weten

  • The Great Game (2006) door Peter Hopkirk gaat over het optreden van de Britse geheime dienst in Azië.
  • Kim (1901) door Rudyard Kipling is een roman over een jongen die door India trekt.
  • Afghanistan: The Great Game (2012) door Rory Stewart is een BBC-documentaire, die nog te bekijken is op YouTube.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2021