Home Dossiers Bezetting Nederland Plaatsen van herinnering ’40-’45

Plaatsen van herinnering ’40-’45

  • Gepubliceerd op: 27 april 2010
  • Laatste update 08 nov 2022
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 17 minuten leestijd
Plaatsen van herinnering ’40-’45
Anton Mussert met NSB'ers
Dossier Bezetting Nederland Bekijk dossier

De Duitse bezetting liet geen plek in Nederland onberoerd. Op sommige plaatsen trok de oorlogsgeschiedenis zeer diepe sporen. Een rondgang langs elf lieux de memoire aan de jaren 1940-1945.

1. Rhenen: de Grebbeberg

Vijf dagen, en de vrijheid ging verloren,/ vijf jaren, en eerst werd zij herboren./ Zo moeizaam triomfeert de gerechtigheid./ Aan dit besef zij deze grond gewijd.’ Deze dichtregels van J.C. Bloem sieren een monument op de Grebbeberg. Toen de meidagen van 1940 voorbij waren werden Nederlandse en Duitse slachtoffers, die provisorische laatste rustplaatsen hadden gekregen op het slagveld op en rond de Grebbeberg, herbegraven op een officiële begraafplaats boven op de heuvel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na de bevrijding vonden autoriteiten en nabestaanden die vermenging niet erg kies meer. De stoffelijke overschotten van de Duitsers werden verplaatst naar de begraafplaats in het Noord-Limburgse Ysselstein. De bij de inval gesneuvelde militairen op de Grebbeberg hebben inmiddels gezelschap gekregen van Nederlanders die in later jaren op andere plaatsen vielen. Elders op de heuvel zijn nog delen van de fortificaties te vinden die de vijand hadden moeten tegenhouden.

De gevechten in de meidagen van 1940 zijn de geschiedenis in gegaan als een bij voorbaat verloren strijd. De Grebbeberg is er het symbool van geworden. Op de wijze waarop het Nederlandse leger hier de indringer opwachtte, viel inderdaad het nodige aan te merken: de uit- en toerusting van de militairen was niet je dat, een werkelijke verdedigingslinie had baat gehad bij het vrijmaken van het schootsveld. Niettemin kregen de Duitsers, die ter plekke hun betere troepen inzetten, juist op de Grebbeberg flink tegenstand.

2. Rotterdam: het bombardement

Bij de eerste vertoning aan het publiek in 1949 tijdens een Zadkine-tentoonstelling in Museum Boijmans kreeg De verwoeste stad, het herdenkingsmonument voor het bombardement van 14 mei 1940, veel kritiek. Na de onthulling van het beeld aan de Leuvenhaven in 1953 werd dat snel minder. Rotterdam moest even wennen aan zoveel moderniteit. Inmiddels is moderniteit het visitekaartje van de stad met de meest Amerikaanse aandoende skyline van Nederland.

Zadkines beeld symboliseert uitstekend wat er op de gewraakte dag gebeurde. In een kwartier tijd werd de tweede stad van Nederland beroofd van haar in eeuwen gevormde hart. Negentig Heinkel-bommenwerpers lieten hun lading vallen. De daaropvolgende brand duurde tot 16 mei. Zo’n 30.000 huizen en andere panden liepen schade op, bijna 80.000 Rotterdammers werden dakloos, 800 tot 900 mensen lieten het leven in de vlammenzee.

De Duitsers probeerden een versnelde capitulatie af te dwingen. Als Nederland zich bleef verzetten tegen het nationaal-socialistische buurland, zou andere steden hetzelfde lot beschoren zijn als Rotterdam. De opzet van Berlijn slaagde. Den Haag boog het hoofd.

Het monument van Zadkine komt ook terug in het logo van de lampjes die de brandgrens van toen moeten markeren: een zwart silhouet met een schreeuwend beeld, huizen en vliegtuigen. Het is de permanente uitwerking van een idee, dat bij een als eenmalig bedoelde uitvoering zoveel handen op elkaar kreeg dat het een blijvertje werd.

3. Lunteren: de Goudsberg

Geïnspireerd door de rijkspartijdagen van Hitlers NSDAP in Neurenberg hield de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert vanaf 1936 haar jaarlijkse hagenspraken in het Gelderse Lunteren. Een even strak geregisseerd massaspektakel als het Duitse voorbeeld werd het nooit. Daarvoor ontbraken de middelen en was de NSB in haar diepste wezen ook een te burgerlijke club.

Zelf verwees de beweging overigens naar andere inspiratiebronnen. In een circulaire refereerden Mussert en de zijnen naar ‘politieke bijeenkomsten van vóór de Fransche Revolutie, welke niet door de Overheid bijeengeroepen werden, maar tot welker uitschrijving op eigen initiatief het Volk het gewaarborgd recht bezat. Het is een oeroude Germaansche instelling waardoor de volkswil zich kan doen kennen.’

Mussert had de heidegrond op de Veluwe gekocht om er een ‘nationaal tehuis’ voor zijn NSB van te maken. Het was een plek waar de nodige symboliek omheen hing. Exact hier zou het middelpunt van Nederland liggen. In de Middeleeuwen was op de Goudsberg rechtgesproken en daarvoor zou deze dienst hebben gedaan als Germaanse cultusplaats.

Een dikke maand na de Duitse inval in Nederland, op de zonovergoten 22ste juni van 1940, vond in Lunteren voor het laatst de landdag van de NSB plaats. Mussert legde er de vraag voor of Nederland in oorlog was met Duitsland. Antwoord van de aanhang: nee. Was Engeland Nederlands bondgenoot was? Nee. En beschermde Duitsland Nederland tegen Engelse luchtaanvallen? Ja. Mussert schonk als dank de luidklok van zijn beweging, goed voor drie ton brons, aan Luftwaffe-baas Hermann Göring. Na de rede vlogen – amper zes weken na Rotterdam – onder gejuich van de NSB’ers Duitse vliegtuigen over de Goudsberg.

Tegenwoordig staan daar net als elders op de Veluwe caravans en vakantiehuisjes. Een poging van de gemeente Ede om de natuurstenen muur waarvoor Mussert zijn hagenspraken hield de monumentenstatus te geven, stuitte een jaar of zes geleden op zoveel verzet dat de plannen werden afgeblazen.

4. Wassenaar: Clingendael

‘Du Trude, der Führer will, dass ich Tulpen pflanzen gehe. Stell dich darauf ein,’ zei Arthur Seyss-Inquart tegen zijn vrouw, nadat Hitler hem op 17 mei 1940 had aangewezen als de rijkscommissaris voor Nederland. Hij had al ervaring opgedaan in een soortgelijke functie, als rijksstadhouder in zijn geboorteland Oostenrijk.

Bij Seyss-Inquarts nieuwe rol paste een residentie. Met een naar Londen gevluchte koningin stond een aantal paleizen tot zijn beschikking. Maar de rijkscommissaris wilde van een intrek in Paleis Noordeinde niets weten. Baden in overdadige weelde was zijn stijl niet. Bovendien wilde hij zo veel mogelijk Nederlanders voor de Duitse zaak zien te winnen. Het volk onmiddellijk tegen zich in het harnas jagen door het confisqueren van Oranje-bezittingen stond haaks op die opzet.

Een goed alternatief werd gevonden in het van oorsprong zestiende-eeuwse landgoed Clingendael. Daar stond een huis dat niet te protserig was en toch de uitstraling had die paste bij de statuur van een rijkscommissaris. Het was daarvoor heel lang eigendom geweest van de adellijke familie Van Brienen. De laatste bewoonster, een barones, was in 1939 overleden. Een restauratie moest het pand klaarmaken voor bewoning en representatie. De Seyss-Inquarts verbleven zolang op Kasteel Oud-Wassenaar.

Eind 1940 vond de verhuizing naar Clingendael plaats. De rijkscommissaris zou er relatief sober leven. Zelfs de vele ontvangsten deden in sommige ogen wat karig aan. Veel van zijn werk verrichte Seyss-Inquart op zijn kantoor aan het Plein in Den Haag. Toen de kansen op een geallieerde invasie serieus toenamen, werd het Wassenaarse landgoed onderdeel van de Atlantikwall. In 1944 werd de grond aan de Nederlandse westkust de rijkscommissaris te heet onder de voeten en verhuisde hij naar Apeldoorn.

Tegenwoordig biedt Clingendael onderdak aan het gelijknamige instituut. Wetenschappers onderzoeken er een wereldorde waarvan Hitler en Seyss-Inquart zouden hebben gegruwd. Op de bomen in het park getuigen de ingekerfde initialen van Duitse wachters nog van het bruine verleden.

5. Sint-Michielsgestel: gijzelaarskamp

Had het woord BN’er bestaan in de jaren veertig van de twintigste eeuw, dan was het van toepassing geweest op de gijzelaars die de Duitsers tussen 1942 en 1944 interneerden in de seminaries van de Noord-Brabantse dorpen Sint-Michielsgestel en Haaren. Literatoren als Simon Vestdijk en Anton van Duinkerken, een artiest als Lou Bandy, de industrieel Frits Philips, de latere minister-presidenten Willem Schermerhorn, Willem Drees en Jan de Quay, en de prominente historici Johan Huizinga en Pieter Geyl wachtten met honderden anderen op wat komen ging.

De Duitsers hadden de bloem van de Nederlandse natie opgepakt voor het geval dat. Zolang de Nederlandse bevolking gedwee gehoorzaamde aan de bezetter, werd de gijzelaars geen haar gekrenkt. In geval van weerstand zouden – al naar gelang de zwaarte van de verzetsdaad – mannen worden geëxecuteerd. Een enkeling werd op deze manier inderdaad slachtoffer van Duitse wraak. Maar de overgrote meerderheid zou ongeschonden terugkeren in de vrije wereld.

Sommigen hadden voor hun gedwongen verblijf in Noord-Brabant al kennisgemaakt met de barre werkelijkheid van de Duitse kampen, maar ook de anderen realiseerden zich dat ze het betrekkelijk goed hadden. ‘Hitlers Herrengefängnis’ werd Sint-Michielsgestel wel genoemd. In de beslotenheid van het voormalige seminarie ontbrak het de gijzelaars aan weinig. Met zoveel kennis en cultuur binnen de muren waren er altijd voldoende organisatoren en belangstellenden voor activiteiten.

Grenzen tussen geloven en gezindten vielen langzaam weg. ‘De geest van Gestel’ kwam over de gijzelaars. Onder leiding van Schermerhorn spraken de Heren Zeventien over het Nederland van na de bevrijding, waar de zuilen plaats zouden maken voor eenheid en vernieuwing. Van die doorbraak kwam in de realiteit van de tweede helft van de jaren veertig weinig terecht. Het in Brabant ontstane netwerk bewees wel zijn nut voor de samenwerking tussen de elite van de diverse stromingen in Nederland.

Het grootste deel van het seminarie Beekvliet is inmiddels ten prooi gevallen aan de slopershamer. Alleen het hoofdgebouw staat nog overeind en houdt door zijn roomse façade goed verborgen dat hier een paar jaar lang gelovigen en ongelovigen samen plannen maakten.

6. Amsterdam: de Hollandsche Schouwburg

‘Umschlagplatz Plantage Middenlaan’ was de laatste naam die de Duitsers voor de Hollandsche Schouwburg bedachten. De Jodenvervolging mocht dan ideologisch geïnspireerd zijn, in de ogen van de nazitechnocraten die haar moesten uitvoeren was het vooral een logistieke operatie.

Het in 1892 opgeleverde theater diende aanvankelijk vooral voor het lichtere repertoire. Na een paar jaar kreeg ook het serieuzere toneel er zijn plek. Herman Heijermans’ vissersdrama Op hoop van zegen ging hier in première.

Toen Joden vanaf september 1941 elders niet meer welkom waren, werd de Hollandsche Schouwburg de Joodsche Schouwburg. Het luguberste hoofdstuk volgde een jaar later. De Duitsers zagen in het theater dé verzamelplaats voor gearresteerde Joden. Voor tussen de 15.000 en 18.000 Joden was de Plantage Middenlaan de eerste halte van de Holocaust. Alleen zo’n vijfhonderd kinderen ontkwamen, dankzij een vernuftige smokkel via de crèche aan de overkant van de straat, aan hun lot.

Toen hun logistieke operatie met veel Pünktlichkeit was voltooid, verkochten de bezettingsautoriteiten hun ‘Umschlagplatz’ aan een particulier. Die wilde het theater gewoon weer gaan gebruiken voor amusement. Het geplande Picadilly Theater kwam echter nooit van de grond. In 1949 kocht het Comité Hollandsche Schouwburg het gebouw. Een jaar later werd het doorverkocht aan de gemeente Amsterdam onder de nadrukkelijke voorwaarde dat er in de eerstkomende 25 jaar geen plaats zou zijn voor vermaak.

Begin jaren zestig werd de Hollandsche Schouwburg definitief een gedenkplaats. In de hal brandt een eeuwige vlam en zijn de 6700 familienamen te lezen van de ruim 100.000 Nederlandse Joden die tijdens de oorlog werden weggevoerd en niet meer terugkwamen. De theaterzaal bestaat niet meer. Bezoekers kunnen nu een binnenhof in lopen. Op de plek van het podium staat een gedenknaald.

7. Hooghalen: Kamp Westerbork

Het ‘Polizeiliches Durchgangslager’ was een plek van ontmenselijking, ondanks zijn relatief coulante kampcommandant Gemmeker en diens merkwaardige voorkeur voor het organiseren van amusement en sportwedstrijden. Journalist Philip Mechanicus behoorde tot de ongelukkige groep van tijdelijke bewoners en schreef in zijn dagboek: ‘Tot duizend, elfhonderd mensen in een barak, zonder elleboogruimte, zonder behoorlijke berging voor kleren, kriskras dooreen. Als mieren gaan zij langs en over elkaar, als kleine onbetekende mieren.’

Nog meer ontmenselijking op de dinsdagen, als de treinen naar het oosten vertrokken. Mechanicus: ‘De transporten blijven walging wekken. Zij geschieden in werkelijkheid in beestenwagens, die bestemd zijn voor het vervoer van paarden.’

Westerbork werd vlak voor de oorlog gesticht als opvang voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland. De aanvankelijk beoogde locatie in Elspeet was niet naar de zin van koningin

Wilhelmina (te dicht bij Het Loo) en de ANWB (de Veluwe moest hét terrein voor recreanten blijven). Onder Duits bewind zaten in Westerbork zo’n 107.000 mensen gevangen. Het waren Joden, verzetslieden en kleine groepen Roma en Sinti. Tussen 15 juli 1942 en 13 september 1944 reden de treinen naar kampen in Duitsland en Polen. Slechts 5000 ‘Westerborkers’ overleefden de oorlog daar of in het doorgangskamp bij Hooghalen.

Na de bevrijding werden in het voormalige voorportaal van de hel NSB’ers en andere collaborateurs gevangengezet. Nog later bood het kamp onderdak aan naar Nederland gekomen Molukkers.

Het originele kamp werd later grotendeels afgebroken. Veel barakken kregen een tweede leven elders in het land. In Westerbork staat buiten de woning van Gemmeker nog weinig overeind. De plek is niettemin een bezoek waard dankzij het herinneringscentrum, het monument met de omgebogen spoorrails en de 102.000 stenen die de herinnering levend houden aan al diegenen voor wie Westerbork het begin van het einde was.

8. Aalten: onderduikers

Slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking was actief betrokken bij activiteiten van de illegaliteit. Er waren uitzonderingen. Aalten was zo’n plaats die – om het vaste begin van de Asterix-strips te parafraseren – moedig weerstand bood aan de overweldigers. Zo’n 2500 onderduikers (mannen die niet in Duitsland wilden werken, Joden en verzetslieden) vonden er tijdens de bezetting onderdak. Een indrukwekkend aantal voor een plaats met goed 13.000 inwoners, waarschijnlijk zelfs een Nederlands record.

Aalten lag weliswaar vlak bij de Duitse grens, maar ook ver van de grote centra. De uitgestrekte Achterhoek met grote gezinnen, die er relatief gemakkelijk een eter bij konden hebben, leende zich er goed voor om er mensen te verbergen.

De grote bereidheid om de illegaliteit terwille te zijn had ongetwijfeld ook te maken met de religiositeit van de Aaltenaren. Orthodox-protestanten geven in de regel trouw gevolg aan de woorden van de apostel Paulus: ‘Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God aangesteld.’

Maar als een overheid zich overduidelijk niets meer aan datzelfde Opperwezen gelegen laat liggen, kan die een zware dobber aan orthodox-protestanten hebben. Dan gaan de woorden van de profeet Jesaja op: ‘Verbergt de verdrevene en meldt de omzwervende niet.’ Ze staan op een raam dat na de bevrijding door dankbare onderduikers aan de Aaltense bevolking werd geschonken.

Op het adres Markt 12 vertelt een klein museum het verhaal van de gewone Nederlander tijdens de bezetting en die van de mensen in de Achterhoek in het bijzonder. Op de begane grond van het pand huisde tijdens de oorlogsjaren de Ortskommandantur, terwijl op zolder onderduikers verborgen zaten.

9. Putten: razzia

Een gedenksteen langs de weg van Putten naar Nijkerk markeert de plek waar de verschrikkingen begonnen. ‘Op deze brug vond de aanslag plaats, die aanleiding gaf tot de razzia’s van Putten op 1 en 2 oktober 1944.’ Hier nam het plaatselijke verzet op de avond van 30 september 1944 een passerende wagen onder vuur. Het verwondde twee Duitse officieren, van wie een het uiteindelijk niet zou overleven. Twee korporaals sloegen op de vlucht.

De bezettingsautoriteiten waren woedend en begonnen vrijwel onmiddellijk aan hun wraakactie. In de vroege ochtend van 1 oktober legden militairen een ring om Putten. De overgrote meerderheid van het dorp had nog geen idee wat er de avond tevoren was gebeurd, maar de wijze van optreden van de Duitsers maakte duidelijk dat het hun menens was. In de anderhalve dag die volgde, knaagde de onzekerheid.

Nadat mannen, vrouwen en kinderen apart waren verzameld in publieke gebouwen, gingen de mannen uiteindelijk door naar Kamp Amersfoort. Daar werden 59 mannen vrijgelaten. Van de 601 Puttenaren die op transport werden gezet naar Duitsland keerden er na de oorlog slechts 48 terug. Op 2 oktober staken de Duitsers ook 110 huizen in het dorp in brand.

Voor de Oude Kerk van Putten staat De treurende weduwe, een in 1949 door koningin Juliana onthuld monument van de hand van beeldhouwer Mari Andriessen. Een boerenvrouw met een zakdoek in de hand kijkt met zo goed als gesloten ogen naar de grond. Het is een poging om het verdriet van het dorp in steen te vangen. De littekens blijven. De gebeurtenissen in Putten zetten bovendien aan tot denken over de verlies- en winstrekening van sommige, goed bedoelde verzetsactiviteiten, wat alles nog pijnlijker maakt.

10. Arnhem: een brug te ver

Behalve oneindig veel literatuur heeft de Nederlandse taal ook nieuwe uitdrukkingen en spreekwoorden aan de Tweede Wereldoorlog overgehouden. ‘Een brug te ver’ is er zo een. Een zeer gedurfd strijdplan, operatie Market Garden, moest er in september 1944 voor zorgen dat de geallieerde strijdkrachten in een paar dagen tijd zouden doorstoten van de Belgische grens naar het Nederland van boven de grote rivieren. Sommigen hadden hun twijfels over dit waagstuk. ‘We might be going a bridge too far,’ zei de Britse luitenant-generaal Frederick Browning tegen veldmaarschalk Bernard Montgomery.

Hij kreeg gelijk. De beoogde corridor Eindhoven, Veghel, Uden, Nijmegen en naaste omgeving werd veroverd. Arnhem bleef buiten bereik. Britse luchtlandingstroepen onder leiding van John Frost bereikten de brug over de Neder-Rijn in die stad, maar wisten hem niet vast te houden doordat versterkingen te lang uitbleven. De geallieerden besloten uiteindelijk de brug op te blazen. Zo voorkwamen ze dat de Duitsers een route zouden hebben om hun strijdkrachten ten zuiden van de stad te versterken.

Het mislukken van Market Garden betekende dat een groot deel van Nederland tot het voorjaar van 1945 op de bevrijding moest wachten en een hongerige winter tegemoet ging.

In Noord-Brabant en Gelderland wemelt het van de beelden, gedenkplaten en begraafplaatsen die verwijzen naar de cruciale septemberdagen in 1944. De herstelde brug over de Neder-Rijn werd in 1978, kort na het succes van het boek en de film A Bridge too Far, vernoemd naar John Frost.

11. Wageningen: capitulatie

Jarenlang speelden prins Bernhard en het Wageningse Hotel De Wereld een glansrol in de herdenking van de Duitse capitulatie op 5 mei. Maar de ondertekening daarvan vond plaats in een verlaten boerderij buiten Wageningen op 6 mei 1945, zonder de prins.

In Hotel De Wereld vonden een dag daarvoor wel de onderhandelingen plaats. De belangrijkste aanwezigen waren de Canadese generaal Foulkes en de Duitse generaal Blaskowitz. Ook de echtgenoot van kroonprinses Juliana gaf acte de présence. De Duitse troepen hadden zich de avond tevoren al onvoorwaardelijk overgegeven aan de geallieerden. Blaskowitz vroeg niettemin vierentwintig uur bedenktijd voordat hij zijn handtekening zette onder een document, en kreeg die.

In 1951 onthulde prins Bernhard in Wageningen een bevrijdingsmonument: een bronzen beeld dat de armen ten hemel heft. ‘Verlos mij uit des leeuwen muil,’ luidt een deel van de psalmtekst op de sokkel.

Hotel De Wereld is na een recente opknapbeurt weer een plaatje. Het in 2004 ernaast geplaatste monument, dat moet herinneren aan de capitulatie, was al snel omstreden. De uitschuifbare paal met vlam in top deed velen denken aan een fallus en kreeg in de volksmond de naam ‘de paal van Bernhard’. Het kunstwerk ligt alweer enkele jaren op de gemeentewerf en krijgt een nieuwe plek, iets verder van Hotel De Wereld af.

Meer weten?

1. Op www.grebbeberg.nl is een documentaire uit 2001 te zien van ruim een uur over de slag in de meidagen van 1940.

2. Koos Hage onderzoekt in Rotterdam. De brandgrens van 14 mei 1940 (2008) de omvang van de verwoestingen door het Duitse bombardement.

3. Jan Meyers biografie Mussert. Een politiek leven (1984) gaat kort in op de activiteiten op en rond de Goudsberg. Een vervolg op De NSB (2009) van Robin te Slaa en Edwin Klijn zou meer licht kunnen werpen op dit ‘nationaal tehuis’.

4. Victor Laurentius schreef in het Vierde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (2002) vijftig pagina’s over ‘De residentie van Seyss-Inquart’. Hij geeft een beeld van de Nederlandse jaren van de rijkscommissaris, met veel aandacht voor het huis.

5. Madelon de Keizer publiceerde al ruim dertig jaar geleden De gijzelaars van Sint-Michielsgestel. Een eliteberaad in oorlogstijd (1979).

6. Op de website van Andere Tijden is de aflevering van 16 maart 2003 te zien over het redden van Joodse kinderen via de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg.

7. Behalve Philip Mechanicus’ In depot (1964) verslaat ook Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum (1981) het dagelijks leven in Westerbork.

8. Oorlogsdagboek van Peter van Essen (2002) is een verslag van dag tot dag van een in Aalten ondergedoken man.

9. Marleen van Westing beschrijft de razzia in De kinderen van Putten. De razzia en zijn gevolgen (2008) door de ogen van kinderen van de weggevoerde mannen.

10. De film A Bridge too Far (1977) is niet altijd waarheidsgetrouw, maar droeg wel het nodige bij aan de mythische status van de Slag om Arnhem. Het acteursbestand is indrukwekkend, met onder anderen Sean Connery, Robert Redford, Anthony Hopkins en Michael Caine. Maar ook Peter Faber en Erik van ’t Wout (een van de twee Q’s uit de serie Q & Q) draven op.

11. Leo Kleps Hotel De Wereld. De geschiedenis van het ‘huis eerste rang ter plaatse’ (2004) beperkt zich niet tot de 5de en 6de mei 1945.