Home Moderne Devotie

Moderne Devotie

  • Gepubliceerd op: 1 november 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Annemarie Lavèn
  • 12 minuten leestijd
Moderne Devotie

De Moderne Devotie geldt als de belangrijkste religieuze hervormingsbeweging uit de Nederlandse geschiedenis. Vanuit Deventer, de geboorteplaats van de grondlegger Geert Grote, verspreidde de leer zich snel tot ver buiten de huidige landsgrenzen. De navolgers, zowel leken als kloosterlingen, probeerden te leven volgens de ware kern van het christelijk geloof.

Om vier uur ’s ochtends begint de dag. Zwijgend zetten de zusters van het Gemene Leven zich aan hun gebeden en het dagelijks werk, dat vooral uit het spinnen en weven van wol bestaat. Pas zeven uur later is het tijd voor een eerste karige maaltijd. De tweede en gelijk ook de laatste volgt om vijf uur. Vier zusters delen samen één drinkbeker, iedere zuster mag er twee keer per maaltijd een slok bier uit drinken. Om acht uur ’s avonds, na eerst God om vergiffenis te hebben gevraagd, keren ze zwijgend terug naar hun britsen.

Het klinkt als een weinig aanlokkelijk leven, maar aan het eind van de Middeleeuwen was de aantrekkingskracht van de Moderne Devotie, waartoe de broeders en zusters van het Gemene Leven behoorden, enorm. De beweging, die haar oorsprong kende in Overijssel, kreeg grote invloed tot ver buiten de huidige landsgrenzen. Moderne Devotie betekende niet meer dan ‘hedendaagse vroomheid’, oftewel een vroomheid die zich afzette tegen de toen heersende religieuze normen. De idealen van de devoten zijn ondanks de naam niet zozeer vernieuwend, maar eerder nogal conservatief te noemen. Ze probeerden door kuis en in armoede te leven en door hun leven te wijden aan vroomheid de ware kern van het christelijk geloof te realiseren. Een zuiver christelijk geloof, in navolging van Jezus en zijn volgelingen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Plattegrond van Deventer, waar Geert Grote zijn beweging is begonnen, 1581.

De oorsprong van de beweging ligt in de veertiende eeuw, een periode waarin Europa werd verscheurd door elkaar in rap tempo opvolgende oorlogen en rampen. De Zwarte Dood hield genadeloos huis en velde minimaal een derde van de bevolking. In deze tijd van crisis en ellende bleek het met het spirituele baken van de middeleeuwse mens, de christelijke kerk, even slecht te zijn gesteld. Er woedde een felle strijd tussen Rome en Avignon om de pauselijke zetel en lager op de geestelijke hiërarchie was het morele leiderschap al even ver te zoeken. De kudde was dolende. Tegen deze achtergrond is het niet verbazingwekkend dat een nieuwe devote beweging voet aan de grond kreeg.

Radicale wending

Het begon, zoals wel vaker, met een dramatische bekering. Geert Grote, in 1340 geboren als enige zoon van een Deventer lakenkoopman en zijn vrouw, kon als telg uit de patriciërslaag van de Hanzestad een goede toekomst tegemoet zien. Dat hij zijn beide ouders op tienjarige leeftijd aan de pest verloor lijkt zijn carrière niet in de weg te hebben gestaan. Hij bezocht de plaatselijke kapittelschool, om vervolgens in Parijs verder te studeren en na drie jaar de magisterbul te ontvangen. Hij was inmiddels achttien jaar. De bijbehorende titel gaf hem het recht les te geven en een vervolgstudie te beginnen in theologie, rechten of medicijnen. Geert bleef nog ongeveer tien jaar doorstuderen en hengelde intussen bij de paus naar goedbetaalde baantjes. Met succes, want vanaf 1368 kreeg hij aanstellingen als kanunnik aan de Dom in Aken en die in Utrecht.

De kerk van Windesheim, afbeelding uit de Atlas Schoenmaker, 1730.

Zijn opwaartse carrière kreeg een radicale wending toen hij in 1374 ernstig ziek werd tijdens een verblijf in Deventer. Hoewel hij de dood in de ogen keek, weigerde de pastoor van de Bergkerk hem de laatste communie. Grote kon niet waardig voor Gods rechtbank verschijnen terwijl hij boeken over de zwarte kunst in zijn bezit had, was zijn argument. Inderdaad bezat hij een grote privéverzameling boeken, waaronder enkele werken over magie. In het openbaar, op de Brink, verbrandde Geert zijn collectie magieboeken, en warempel: tegen alle verwachtingen in herstelde hij direct.

Innerlijk bewogen nam Grote afstand van zijn beide kanonikaten, trok zich als gast terug in een kartuizer klooster en leefde voortaan op een dieet van haring en snert. De riante patriciërswoning die hij van zijn vader had geërfd schonk hij aan de stad, met de wens dat die als huis voor vrome vrouwen zou gaan dienen. Een paar kamers hield hij zelf, want zijn verblijf in het klooster diende vooralsnog om zich te bezinnen en een nieuwe levenskoers te overdenken.

Geert Grote leefde op een dieet van haring en snert

Geert Grote vond een nieuwe roeping in de prediking. Hij was een uitmuntend spreker en trok fel van leer tegen het morele verval van de geestelijkheid. Hij preekte tegen zedeloosheid en simonie. Hij zetten zich fel af tegen geestelijken die in strijd met de gelofte van armoede leefden of die openlijk met een vrouw samenwoonden, de zogeheten focaristen. Gekleed in een oude wollen jas en een vilten muts trok hij als boeteprediker het land in. Volgens de overlevering waren de kerken te klein voor alle toehoorders die op zijn donderpreken afkwamen en trad hij daarom liever op in de openlucht.

Net zomin als de geestelijkheid spaarde hij de magistraat, en doordat hij de zondaars in zowel zijn preken als zijn felle brieven bij naam en toenaam aan de schandpaal spijkerde, kon het niet uitblijven dat hij vele vijanden maakten. Zij bewerkstelligden met succes een preekverbod en hoewel een pauselijke toestemming om zijn levenswerk voort te zetten onderweg was, kwam die voor hem te laat. Op 44-jarige leeftijd overleed Geert Grote, net als zijn ouders aan de pest.

Het boek van Thomas van Kempen op een zeventiende-eeuws schilderij.

Ook al was de scherpzinnige, juridisch goed onderlegde en zeer devote Geert Grote er zelf niet meer, zijn gedachtegang zou eeuwenlang doorleven. Zijn strijd voor innerlijke vernieuwing van de mens, en voor herstel van de kernwaarden van de kerk, en dan vooral het kloosterleven, raakte bij velen een gevoelige snaar. De kiem die hij heeft gezaaid bleek bijzonder vruchtbaar. Gedurende de vijftiende eeuw kende de op zijn ideeën en geschriften gestoelde bekeringsformatie een ware expansie, zowel binnen als buiten de kloostermuren.

Afstand van de eigen wil

Kort na de dood van Geert Grote richtte een kleine groep volgelingen in de buurt van Zwolle een klooster op, waar zij teruggetrokken en in navolging van de kartuizers in armoede, soberheid en devotie hun dagen vulden. Dit initiatief kreeg al snel navolging, diverse kloosters volgden. Om de discipline te behouden en een eenvormige leefwijze in de geest van de Moderne Devotie zeker te stellen, verenigden de kloosters zich. Onder de naam de Congregatie van Windesheim waren op het hoogtepunt 97 kloosters aangesloten, verspreid over Noordwest-Europa.

Ondanks de slechte naam die kloosters in de veertiende eeuw hadden, te wijten aan hun zedeloosheid, buitensporige bezittingen, handel in baantjes en ander commercieel gewin, gold het kloosterleven nog altijd als de meest volmaakte levensvorm. Hoewel hij de meeste orden als vervallen zag, was Geert Grote zelf diep geraakt door de innerlijke hervormingen die hij bij de strenge kartuizers had aangetroffen. In een brief aan een jonge novice die kennelijk worstelde met zijn motivatie drukte Grote hem op het hart dat het grootste goed is om afstand te doen van de eigen wil, want elk gedrag dat op onwil is gebaseerd, wordt veroorzaakt en gevoed door de duivel. Doe afstand van je eigen gevoel, je eigen oordeel, je eigen innigheid en zelfs van je eigen geestelijke oefeningen, had hij de jonge aanstaande monnik toevertrouwd.

Eenvoudige jongens en meisjes konden nu ook het klooster in

En zoals Grote zijn eigen huis had afgestaan aan devote vrouwen, zo ontstonden er binnen een aantal decennia meer dan vijftig huizen, bevolkt met broeders en vooral zusters van het Gemene Leven. De meeste zusterhuizen kwamen voort uit bestaande begijnenhuizen, maar waar de begijnen een eigen woninkje hadden en eigen goederen en inkomsten, deelden de zusters alles. Ze leefden in gemeenschap van goederen, want eigen bezit keurden de devoten ten strengste af. Om de zusters te behoeden voor de aantrekkingskracht van de huwelijkse staat, mochten ze geen bakerdiensten doen. De verantwoordelijkheid voor een onberispelijke levenswandel van de zusters en voor hun zielenheil lag in handen van de rector, meestal een priester afkomstig uit een naburig broederhuis of klooster. Geroddel moest natuurlijk voorkomen worden; daarom bleven de zusters – soms woonden er wel 150 zusters in één huis – en de rector streng van elkaar gescheiden.

Het leven moet er sober en streng zijn geweest. De lange dagen werden gevuld met handenarbeid, vooral spinnen en weven, waarmee ze in hun eigen levensonderhoud moesten voorzien. Liefdadigheid en schenkingen vulden hun inkomen aan. De meeste zusters konden lezen en schrijven in de volkstaal, en sommigen schreven zelf ook boeken.

Dreigementen

De broederhuizen leken sterk op die van de zusters, maar waren minder wijdverspreid. Priesters, klerken – vaak jonge mannen die hun middelbare studies hadden doorlopen en in afwachting waren van hun priesterwijding – en leken woonden er gezamenlijk. De leken stonden het laagst in rang en werkten in huis als kok, kleermaker of bakker. De broeders vulden hun dagen in een vast ritme van bidden, contempleren, studeren en handenarbeid. Die laatste bestond hoofdzakelijk uit het reproduceren van teksten, want religieuze teksten overschrijven was bij uitstek een meditatieve oefening. En in de huisregels van de broeders stond ook: ‘Broeders preken niet met woorden, maar met geschriften.’ De teksten uit de scriptoria van de broeders, waarvan vele in de volkstaal, bereikten een grote groep lezers.

Schedels en botten van Floris Radewijns en Geert Grote zijn bewaard als relieken.

Ook ontfermden de broeders zich over jonge scholieren; al gaven ze zelf geen onderwijs, ze faciliteerden een goede educatie door kost en inwoning aan te bieden. De beroemde humanist Erasmus bracht zijn jeugdjaren door bij de broeders, en ageerde later fel tegen hun systematische pogingen karakters te breken. Volgens hem probeerden de broeders met fysieke en mentale dreigementen de jongens op het juiste ascetische pad te krijgen. Erasmus zal zijn bij de broeders verloren gegane jeugdjaren wellicht wat dik hebben aangezet, maar een gezellig studentenhuis zal het zeker niet zijn geweest.

De wereldlijke autoriteiten was de wildgroei aan broeder- en zusterhuizen een doorn in het oog. Het was geenszins de bedoeling dat er tal van gemeenschappen ontstonden die buiten de strikt gereguleerde kloostergemeenschappen een eigen invulling gaven aan hun geloof. De huizen leken in hun opzet – gemeenschappelijk bezit en gehoorzaam aan een rector – op kloosters. Aangezien alleen met toestemming van zowel de kerkelijke als de wereldlijke overheid een nieuwe kloosterorde opgericht mocht worden, stuitte de gemeenschap op flinke weerstand. De broeder en zusters werden eind veertiende, begin vijftiende eeuw herhaaldelijk verdacht en vervolgd wegens ketterij. En de fiscale uitzonderingspositie die de semireligieuze gemeenschappen hadden irriteerden de stadsbesturen. Met name de zusterhuizen zwichtten uiteindelijk voor de druk en gingen veelal op in een kloosterorde of sloten zich aan bij de tertiarissen, die leefden volgens de derde orde van Sint-Franciscus en zich wél binnen de kerkelijke kaders begaven.

In de loop van de vijftiende eeuw ging de beweging zich centraler organiseren. Bovendien werden de kapellen van de broederschappen omgevormd tot collegiale kerken, wat veel voordelen met zich meebracht. De broederschappen werden nu als legale kerkelijke organisaties gezien en konden terugvallen op het kerkelijk recht. Maar tegelijkertijd werd voor de gewone mens het onderscheid tussen de devote broeders en de losbandige reguliere kloosterbewoners moeilijker.

Individuele godservaring

Johan Huizinga typeerde de Moderne Devotie als ‘het knusse geestelijk verkeer in stille intimiteit van eenvoudige mannetjes en vrouwtjes, waar al het sterke ruisschen van den tijd aan voorbij streek’. Vergeleken met het intellectuele vuurwerk van de humanisten in de vijftiende en zestiende eeuw valt er wel wat voor deze observatie te zeggen, maar die doet de beweging als geheel tekort. De invloed op het leven en denken in de vijftiende eeuw is enorm geweest, omdat de hervormingsleer van de Moderne Devotie binnen het bereik kwam van devote leken zonder intellectuele opleiding. Eenvoudige jongens en meisjes konden toetreden zonder een inkoopsom mee te brengen, zoals dat bij intrede in het klooster gebruikelijk was. Door de noeste handschriftenproductie circuleerde er een grote hoeveelheid devote teksten in de volkstaal.

Rijk geïllustreerd gebeden- en getijdenboek, circa 1460-1470.

Een ander belangrijk element was dat de Moderne Devotie zich toelegde op een individuele godservaring, te bereiken door gebed, studie en meditatie. De meeste huizen verdwenen in de zestiende eeuw, door de invloed van de Reformatie. Ook de kloosters van Windesheim raakten snel in verval. Voor het eerst kwamen misbruiken aan het licht, zoals het niet meer naleven van de gelofte van armoede en soberheid. De kloosters in Duitsland werden het eerst opgeheven, en in de zeventiende en achttiende eeuw waren ook de laatste 18 van de 52 oorspronkelijke kloosters in de Nederlanden gesloten. De kracht van de Moderne Devotie was weggeëbd, de innerlijke roeping klonk steeds zwakker. Er waaiden nieuwe religieuze winden door de samenleving.

–              Annemarie Lavèn is hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad.

Gangmaker Florens Radewijns

De belangrijkste volgeling van Geert Grote was Florens Radewijns. Hij was getroffen door de prediking van Grote en sloot zich bij hem aan. Aangespoord door de meester koos hij voor het priesterschap. Van zijn ambtswoning in Deventer maakte hij het eerste huis van de broeders van het Gemene Leven, waar hij als rector aan het hoofd kwam te staan. Na het overlijden van Grote nam Florens Radewijns het spiritueel leiderschap van hem over. Onder zijn leiding werden er diverse nieuwe broederhuizen gesticht en kreeg de beweging structuur.

Religieuze bestseller

Een van de meest gelezen boeken wereldwijd is De navolging van Christus van Thomas van Kempen. Thomas was als jongeman onder de hoede gekomen van Florens Radewijns en later tot priester gewijd in het klooster van Windesheim. Op latere leeftijd schreef hij zijn Navolging, dat ook lezers van nu nog weet te beroeren door de toegankelijke manier waarop hij hen op de gevaren van het leven wijst en leidt naar de juiste weg naar God. Reformatorische lezers sloegen eenvoudigweg het derde deel over, waarin Thomas het mystieke verlangen beschrijft, de wens om zo dicht mogelijk bij Christus te komen, en waarin de communie centraal staat.

Meer weten:

The Modern Devotion. Confrontation with Reformation and Humanism (1968) door R.R. Post geldt als een standaardwerk.

De Moderne Devotie. Spiritualiteit en cultuur vanaf de Middeleeuwen (2018) biedt een overzicht.

Vernieuwde innigheid (2008) door Koen Goudriaan (red.) behandelt de Moderne Devotie, Geert Grote en Deventer.

 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2021