Home ‘Als hij meer had verteld, hadden we het makkelijker voor hem kunnen maken’

‘Als hij meer had verteld, hadden we het makkelijker voor hem kunnen maken’

  • Gepubliceerd op: 26 februari 2019
  • Laatste update 07 apr 2023
  • Auteur:
    Lola Bos
  • 4 minuten leestijd
‘Als hij meer had verteld, hadden we het makkelijker voor hem kunnen maken’

Dat kinderen last kunnen hebben van oorlogstrauma’s van hun ouders, ondervond journalist Ivo Weyel aan den lijve. Aan de hand van het oorlogsdagboek van zijn vader schreef hij Oorlogszoon. Over dit boek sprak hij tijdens Helden en Schurken op 20 februari met psycholoog Inez Schelfhout van Stichting Centrum ’45, dat mensen met psychotraumatische klachten behandelt. Clairy Polak leidde het gesprek, dat onderdeel is van de lezingenserie Helden en Schurken, een initiatief van Historisch Nieuwsblad, Verzetsmuseum Amsterdam, NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de VPRO.

GZ-psycholoog Inez Schelfhout is gespecialiseerd in de behandeling van mensen die lijden aan zogeheten tweedegeneratieproblematiek. De veerkracht van haar grootouders, die de oorlog meemaakten in Indië, fascineerde haar en zo kwam ze uiteindelijk terecht bij de problemen van kinderen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

Ivo Weyel is na de bevrijding van Nederland geboren. Na de dood van zijn vader vond hij diens dagboek terug. Dit was voor hem de aanleiding om Oorlogszoon te schrijven. Het boek werd een dubbeldagboek: het bevat fragmenten uit het dagboek van Weyels vader, maar laat ook de invloed daarvan zien op zijn eigen leven. In tegenstelling tot Schelfhout, die met haar grootouders altijd goed kon praten over de oorlog, heeft Weyel nooit echt met zijn vader over gesproken over deze tijd. ‘Waarschijnlijk voelde je als kind aan dat je het er beter niet over kon hebben,’ redeneert Schelfout.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Onderduikverleden

Direct schetst zij een tweedeling die daarmee verband houdt. ‘Als het om de Tweede Wereldoorlog gaat, heb je grofweg twee soorten gezinnen. Of er wordt thuis heel veel over de oorlog gepraat, of het wordt verdrongen.’ Weyels gezin is duidelijk onder die tweede groep te scharen. Zijn vader was een blije man. Over zijn onderduikverleden werd niet gepraat. Zijn beroep als huisarts gaf hem de mogelijkheid om zijn gedachten over de oorlog kwijt te kunnen door anderen te helpen met hun problemen. Ondertussen stond zijn dagboek in de grote boekenkast, zonder dat Ivo Weyel er ooit in had gekeken.

Weyels vader heeft nooit aangegeven wat hij wilde dat er met het dagboek zou gebeuren. De publicatie van zijn boek bracht voor Weyel daarom schuldgevoelens met zich mee. ‘Dat is een wijdverbreid fenomeen,’ zegt Schelfhout. ‘Het wordt ook wel de conspiracy of silence genoemd. De ouders praten niet over hun oorlogstrauma’s en het doorbreken van deze stilte leidt bij de kinderen tot een schuldgevoel. Toch is het heel goed als zo’n in wezen destructief patroon wordt doorbroken. Tentoonstellingen organiseren en boeken schrijven zijn goede manieren om ermee out in the open te gaan.’

Wat trof Weyel het meest in zijn vaders dagboek? Buiten de eruditie die er vanaf straalt was dat vooral zijn voorspelling over hoe het leven met kinderen zou zijn. ‘Mijn vader schreef op zijn negentiende al dat het zijn oorlog was, dat hij zijn kinderen er niet mee wilde lastigvallen. Het fascineert me dat hij dit echt heeft nageleefd.’

Eigen identiteit

Schelfhout brengt tijdens het gesprek herhaaldelijk kenmerken aan het licht die bij veel kinderen van getraumatiseerde ouders terug te vinden zijn, ook bij Weyel. Kinderen van oorlogsslachtoffers ontzien hun ouders en zijn erg loyaal aan hen. Weyel herkent dat en voegt toe: ‘Als hij meer had verteld, hadden we het makkelijker voor hem kunnen maken.’

Daarnaast hechten kinderen van de tweede generatie zich vaak zo sterk aan hun ouders dat hun eigen identiteitsontwikkeling vertraging oploopt. Weyel geeft aan dat dat bij hem ook het geval was. ‘Mijn eigen identiteit kreeg gek genoeg pas de ruimte toen mijn beide ouders overleden waren. Op een vreemde manier was dit bevrijdend voor mij. Puber ben ik nooit echt geweest, ik heb me niet afgezet tegen mijn ouders. Nu pas kom ik aan mijn eigen identiteit toe.’

Bannerafbeelding: Koningin Wilhelmina zet weer voor het eerst voet op Nederlandse bodem in Eede (13 maart 1945).