Home 50 jaar geleden: J.L. Heldring over de pacifistische rede van Juliana voor het Amerikaanse Congres

50 jaar geleden: J.L. Heldring over de pacifistische rede van Juliana voor het Amerikaanse Congres

  • Gepubliceerd op: 26 maart 2002
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Shirley Haasnoot
  • 9 minuten leestijd

Op 1 april 1952, tijdens de heetste periode in de Koude Oorlog, spreekt koningin Juliana het Amerikaanse Congres toe over wereldvrede. De Nederlandse regering is in rep en roer en vreest de invloed van de religieus-pacifistische Greet Hofmans. J.L Heldring is in New York en maakt het staatsbezoek van nabij mee.


Dinsdag 1 april 1952. Koningin Juliana en prins Bernhard vertrekken naar Amerika en Canada voor een staatsbezoek van drieënhalve week. Tijdens haar rondreis houdt de koningin maar liefst tien lange en vijfentwintig korte redevoeringen. In Washington spreekt zij het Amerikaanse Congres toe.
        De Koude Oorlog heeft zijn hoogtepunt bereikt. Nederland is tot begin 1952 een dankbare ontvanger van de Marshallhulp geweest en steunt de Amerikaanse bondgenoot onvoorwaardelijk. Maar de koningin heeft zo haar eigen ideeën over de internationale politiek. In haar zelfgeschreven redevoeringen noemt ze de keus tussen Amerika en Rusland een keus tussen `twee extremen’ en pleit ze in zweverig, quasi-filosofisch taalgebruik voor wereldvrede. Het Nederlandse kabinet onder leiding van Willem Drees maakt zich ernstige zorgen en verdenkt de Amsterdamse religieus-pacifistische Greet Hofmans ervan de koningin achter de schermen te beïnvloeden.
        Tussen 1949 en 1953 werkt journalist J.L. Heldring (1917) als voorlichter op het Nederlandse Informatiebureau in New York, dat in de Tweede Wereldoorlog is opgericht om in de Verenigde Staten informatie te verstrekken over Nederland. In januari 1951 wordt hij directeur, en de komst van de koningin, ruim een jaar later, maakt hij van dichtbij mee. `Zo was het in mijn herinnering.’

Hoe bereidde u het koninklijke bezoek voor?
`In het voorjaar van 1951 wist ik dat koningin Juliana naar Amerika zou komen, nadat ze zich eerst in Londen en Parijs had gepresenteerd; ze was in 1948 koningin geworden en het was blijkbaar de gewoonte om je aan je bondgenoten voor te stellen. Ik ben op pad gegaan om Amerikaanse weekbladen en tijdschriften op het bezoek attent te maken. En op het bureau schreven we brochures en boekjes over de koningin en haar gezin, die we in grote oplages verstuurden.
        Toen ik in Amerika kennis nam van de redevoeringen die de koningin in Londen en Parijs had gehouden, vond ik die erg zweverig. Ik dacht: dat kan niet in Amerika, Amerikanen houden daar niet van, die willen boter bij de vis. Ik sprak daarover met de toenmalige Nederlandse ambassadeur Van Roijen, die het wel met me eens was. We zijn toen begonnen met het schrijven van concept-redevoeringen.’

Was u uiteindelijk verantwoordelijk voor de speeches van de koningin?
`Nee. De koningin heeft haar eigen teksten geschreven, hoewel ik in sommige redevoeringen uiteindelijk wel stukken herkende die ik had aangeleverd. Het verhaal gaat dat minister van Buitenlandse Zaken D.U. Stikker bij de koningin kwam en zei: “Hier zijn de concepten.” Toen trok zij een la open en zei: “Ik heb mijn redevoeringen al gemaakt.” Tegen die teksten heeft de regering toen grote bezwaren gemaakt. De koningin heeft het vervolgens heel hoog gespeeld. Ze dreigde niet naar Amerika te gaan als ze daar haar eigen redevoeringen niet mocht houden. Daarvoor is het kabinet gezwicht.
        Ik begrijp dat ook wel. Het was een schandaal geworden als de koningin vanwege haar pacifistische toespraken niet naar Amerika was gegaan. De internationale positie van Nederland zou sterk zijn geschaad, zeker tegenover de grote bondgenoot.’

Wat waren de verschillen in de teksten van de koningin en de teksten waaraan u had gewerkt?
`Het was het hoogtepunt van de Koude Oorlog. De Verenigde Staten waren in oorlog met Korea. Ook Nederlanders vochten mee aan Amerikaanse zijde en hadden zware verliezen geleden. Ik neem aan dat de sfeer en tendens van onze redevoeringen meer in de lijn van de Koude Oorlog lagen. De verdediging van onze vrijheid tegen het communisme – dat soort taal. Niet de semi-pacifistische sfeer die uit de rede van de koningin sprak.
        Zij had het veel over vrede – in zeer vage termen, want ze wist dat ze niet te ver kon gaan. Het was geen mening die overheerste in NAVO-landen. Haar ideeën leidden dan ook tot verontrusting in regeringskringen. In 1952 dacht bijna iedereen in Nederland dat de Russen elk moment konden komen. Ook een partij als de Partij van de Arbeid was in de naoorlogse jaren zeer militant en ongelofelijk anticommunistisch.’

De belangrijkste toespraak van de koningin was op donderdag 3 april voor het Amerikaanse Congres. Was het niet uitzonderlijk dat zij hiervoor sprak?
`Nu zou het ondoenlijk zijn, het Congres zou dan elke dag bijeen moeten komen. Maar in 1952 was de situatie heel anders. Amerika had naast de NAVO-landen nauwelijks bondgenoten. Het zou vreemd zijn geweest als het staatshoofd van Nederland níét voor het Congres had gesproken. Bovendien had Nederland oude banden met Amerika. New York was Nederlands geweest, en Nederland was een van de eerste landen die de onafhankelijke Verenigde Staten financieel hadden gesteund, met particuliere leningen van de Amsterdamse bankiers.
        Het was wel uitzonderlijk om in die tijd voor het Congres een dergelijke pacifistische rede te houden. Maar ik geloof niet dat die enige indruk heeft gemaakt op de toehoorders.’

Toch werd de koningin maar liefst acht keer onderbroken door applaus. Waarom werden haar woorden met zoveel enthousiasme ontvangen?
`Juliana was een vrij jonge vrouw – ze was 43 -, die bevlogen sprak. Kennelijk waren haar toehoorders onder de indruk van haar oprechtheid. Ze was in elk geval geen stijve hark. Mijn vrouw en ik hebben één redevoering bijgewoond, aan Columbia University. Dat was ook echt haar eigen werk, voorzover ik me dat herinner. Ik vond haar niet echt charismatisch; ze las haar tekst voor. Toch deed ze het niet slecht. Inhoudelijk hebben haar redevoeringen echter niet veel effect gehad. Voorzover ik weet ging alleen een artikel in The New Yorker vol bewondering in op de inhoud van haar ideeën.
        Als pr-man heb ik daaruit wel een les getrokken. Ik dacht dat de Amerikanen niets zouden voelen voor de zweverige ideeën van de koningin. Maar blijkbaar luisteren mensen niet zo kritisch. Juliana’s bezoek was een groot succes. Voor de publiciteit van Nederland was het gunstig, ook al was het niet wat het kabinet zich ervan had voorgesteld. Achteraf kun je zeggen dat het verstandig is geweest dat het kabinet de vorstin haar gang heeft laten gaan.’

Er werd gezegd dat de de koningin onder invloed stond van Greet Hofmans.
`De zaak-Hofmans speelde vier jaar later, in 1956. In 1952 was de invloed van juffrouw Hofmans geen bekend gegeven. Ik wist het toevallig wel, maar kende de naam Hofmans niet. In het najaar van 1950 sprak ik mr W.H. Fockema Andreae, de staatssecretaris van Defensie, toen hij een bezoek bracht aan Amerika. Hij vertelde mij dat de koningin onder invloed was van een bepaalde vrouw en dat de regering zich daar grote zorgen over maakte. Ik weet nog dat hij tegen me zei dat het kabinet hoopte dat die vrouw toevallig onder de tram zou komen. Liever vandaag dan morgen.’

Herkende u haar invloed in de redevoeringen van de koningin?
`Ik kan me niet herinneren dat ik dacht: daar heb je de invloed van Greet Hofmans. Ik heb dat pas naderhand geconcludeerd. De invloed van juffrouw Hofmans op de koningin was waarschijnlijk groot. Maar of die zo groot was dat ze tegen de koningin zei: dat en dat moet je tegen het Congres zeggen… Het is best mogelijk dat de redevoeringen helemaal uit de eigen koker van de koningin kwamen. Ze was een zelfbewuste dame met een sterke persoonlijkheid en eigen ideeën. Iedereen die met haar te maken had, zegt dat ze een hardnekkige, koppige vrouw was. Dat zeggen ze trouwens van alle Oranjes.’

Ging de koningin constitutioneel buiten haar boekje door zich tegen het kabinet te verzetten en de teksten van minister Stikker naast zich neer te leggen?
`Ze heeft het op een crisis laten aankomen, maar dat is op zich niet onconstitutioneel. Er zijn meer crises geweest. De crisis in 1956 was veel erger. Toen hield het kabinet voet bij stuk en is de koningin door de knieën gegaan. Greet Hofmans en W.J. baron van Heeckeren van Molecaten, de particulier secretaris van de koningin, en zijn echtgenote hebben het paleis moeten verlaten. Dat was een groot offer voor de koningin.
        Juliana had natuurlijk haar eigen meningen, en die mocht ze binnenshuis en tegenover haar ministers verkondigen. Het is aan de minister of hij wel of geen gehoor geeft aan de wil van de koningin. Als een minister zwak in zijn schoenen staat en toegeeft, is dat zijn eigen verantwoordelijkheid. Het geklaag over invloed of bemoeienis van het staatshoofd vind ik niet terecht.’

Wat was uw indruk van de koningin en prins Bernhard?
`De koningin heb ik tijdens haar bezoek aan Amerika twee keer een handje gegeven, maar ik heb niet met haar persoonlijk gesproken. Bernhard kende ik al. Hij kwam vrij vaak alleen naar New York. Ik heb zelfs twee keer een lunch gegeven voor hem en mijn contacten – journalisten van bladen zoals The New York Times en Newsweek. Dat waren geen kleine jongens. Ze vonden het wel leuk om een prins te ontmoeten. En ze waren onder de indruk omdat Bernhard zijn zaakjes op militair gebied goed kende. Hij kon een goed gesprek voeren over dingen die toen speelden.
        Een intellectueel was hij natuurlijk helemaal niet, maar wel een aardige vent. Hij deed volstrekt niet uit de hoogte, maar was toch een man van de wereld. Heel anders dan zijn vrouw. Zij was altijd een beetje ongemakkelijk, onhandig, in het sociale leven. De koningin was geen wereldse vrouw; ze was niet mondain, en dat was hij natuurlijk wel. Ik denk dat ze veel op hem heeft gesteund.’

Hebt u iets gemerkt van de huwelijksproblemen tussen de koningin en prins Bernhard, die tijdens en na de reis sterk toenamen?
`Die waren mij onbekend. Wij wisten niet hoe de prins en de koningin onderling waren. Dat drong nooit door tot de pers. Toen de zaak-Hofmans in 1956 bekend werd door een artikel in Der Spiegel, wilde de Nederlandse pers daar zelfs, op uitdrukkelijk verzoek van de minister-president, helemaal niet op ingaan. Achteraf kun je zeggen dat de pers nooit zo had moeten reageren, maar het tekent de sfeer van die tijd: particuliere zaken rond de Oranjes, daar bemoeien we ons niet mee. En een groot deel van het publiek geloofde de geruchten rond de invloed van Greet Hofmans helemaal niet. Dat was roddel uit het buitenland. Het koningshuis was heel populair. Nu staat men daar veel nuchterder tegenover.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.