Waren overzeese handel en kolonialisme intrinsiek slecht? Een antwoord op deze vraag ligt minder voor de hand dan op het eerste gezicht lijkt. Moraal en historiografie dreigen immers verstrengeld te raken. Het gebeurt nog te vaak dat historici hun antwoord kleuren met hedendaagse morele maatstaven.
Hoewel de ondertitel Wat iedere Nederlander moet weten anders suggereert, beseft Ewald Vanvugt dit goed in zijn nieuwe boek Zwartboek van Nederland overzee. Hij heeft duidelijk afstand weten te bewaren tot het publieke debat over de Nederlandse overzeese expansie. Daarmee vervalt hij als historicus niet in de rol van maatschappijcriticus of moralist.
In iets meer dan driehonderd bladzijden beschrijft Vanvugt de agressiviteit en het ongebreidelde geweld die samengingen met de Nederlandse overzeese expansie. Gedreven door geloofsijver, maar vooral door de lokroep van `goud en vrouwen’, lieten Nederlanders overal waar ze overzee kwamen dood en vernieling na.
Vanvugt begint zijn verhaal in de zeventiende eeuw met de eerste Nederlandse overzeese reizen en met de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie, en eindigt in de twintigste eeuw met de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Hoewel gestoeld op degelijk onderzoek, brengt het boek niets nieuws. Dat aan de Nederlandse expansie veel bloed kleeft, weten historici al lang. En in tegenspraak met wat Vanvugt herhaaldelijk in zijn boek suggereert, blijven die zwarte bladzijden van de Nederlandse overzeese expansie niet onbeschreven.
Zo beweert Vanvugt dat de vuige geschiedenis van de Nederlandse overzeese held bij uitstek, Jan Pieterszoon Coen, samen met de hele slavenhandel van de VOC nog steeds zit opgeborgen in de archieven. Een schromelijke overdrijving! Had Vanvugt het onderzoek naar slavernij en slavenhandel van de laatste jaren bekeken – in zijn bibliografie hiervan geen spoor –, dan had hij beter geweten. Ook de overpeinzing dat de rijkdom van het huidige Nederland is gegrondvest op zeeroof, is meer een slogan dan een historisch feit.
Ondanks die kanttekeningen heeft Vanvugt een mooi en vlot leesbaar boek geschreven. De sterkte van dit werk ligt in het breed opgezette, maar nooit vervelende feitenrelaas. Het boek kan zelfs gelezen worden als een eigenzinnige inleiding tot de geschiedenis van het Nederlandse overzeese en koloniale verleden tout-court.
Bart De Prins is verbonden aan de Universiteit van Leuven. Dit jaar promoveerde hij op `Voor keizer en koning. Leonard Du Bus De Gisignies 1780-1849. Commissaris-generaal van Nederlands-Indië’.
Dit artikel is exclusief voor abonnees