Home Zeven markante vrouwelijke Kamerleden

Zeven markante vrouwelijke Kamerleden

  • Gepubliceerd op: 27 februari 2017
  • Laatste update 08 sep 2023
  • Auteur:
    Marchien den Hertog
  • 12 minuten leestijd
Zeven markante vrouwelijke Kamerleden

In 1917 kregen Nederlandse vrouwen passief kiesrecht; vijf jaar later mochten ze ook actief stemmen. Maar daarmee waren ze er niet. De afgelopen eeuw was het bikkelen voor vrouwen met politieke ambities, zo laten zeven eigenzinnige Kamerleden zien.

Het is een rumoerige dag, die 17de september 1918. De eerste zitting van de Tweede Kamer valt samen met Prinsjesdag. Het parlement telt maar liefst 42 onbekende gezichten. Eén nieuweling krijgt daverende ovaties en wordt belaagd door fotografen. De koningin heeft in haar troonrede het gebruikelijke ‘Mijne heren’ weggelaten: naast Pieter Jelles Troelstra zit de eerste vrouw in de Tweede Kamer.

Niet dat vrouwen die eerste vijftig jaar het parlement bestormen. Suze Groeneweg krijgt er in 1922, als vrouwen ook actief mogen stemmen, zes seksegenoten bij. En tijdens de crisis daalt het aantal vrouwen in de Kamer weer, tot een treurig dieptepunt van drie in 1937. Pas na 1977 (!) wordt het vrouwelijk aandeel met achttien Kamerleden groter dan 10 procent. De laatste jaren schommelt dat percentage rond de 40.

Ondertussen kunnen journalisten het zeker in de begintijd niet laten commentaar te geven op al dan niet aanwezige vrouwelijke eigenschappen; ‘een lief figuurtje, een lieve stem en bescheiden, innemende, echt vrouwelijke manieren,’ schrijft De Tijd in 1922 over CHU-Kamerlid Frida Katz. De dames hebben nog een lange weg te gaan.

Hoewel ze in de Kamer debatteren over de meest uiteenlopende kwesties, is het, zeker in de eerste decennia, onvermijdelijk dat ze hun stem laten horen over ‘vrouwenzaken’. De heetste hangijzers – de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen en het ontslag van ambtenaressen bij hun trouwen – worden pas ver na de Tweede Wereldoorlog naar tevredenheid opgelost.

Die eerste jaren trotseren de conservatieve parlementsleden nog weleens hun fractie om op te komen voor vrouwenrechten. De laatste decennia, zo stelt Erica Terpstra in 1986, is het lastiger voor vrouwen om één lijn te trekken, ondanks de instelling van een Kamerbreed Vrouwenoverleg in de jaren tachtig – een ‘informele vuist’, maar door mannen afgedaan als een ‘machteloos hobbyclubje’. Toch zijn er genoeg vrouwelijke Kamerleden die hun eigen weg volgen. Zeven markante voorbeelden.

Onafhankelijk: Frida Katz (1885-1963)

Partij: CHU, maar ‘ik twijfelde indertijd tussen liberaal of rechts’.

In de Kamer: vanaf 1922, als ze haar ‘joyeuze entree’ maakt. Ze houdt haar maidenspeech over de huwelijkswetgeving.

Stemt: als enige vrouw voor de vlootwet en roept haar linkse parlementaire zusters daarbij op hun verstand te gebruiken.

Is heel gelukkig met: haar ‘vrije beroep’ als advocate in Amsterdam: ‘Men voelt zich dan onafhankelijk. Men behoeft niemand naar de oogen te zien.’

Zit tussen 1921 en 1937 ook nog: in de Amsterdamse gemeenteraad. En vervult een schier oneindige reeks nevenfuncties in maatschappelijke organisaties: van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering van Gevangenen, de Commissie Onderwijs aan Schippers- en Kramerskinderen tot presidente van de Nationale Vrouwenraad.

Maakt zich sterk voor: reclassering en de verbetering van vrouwengevangenissen, maar stelt ook Kamervragen over excessen tijdens de ontgroening binnen studentencorpsen.

Doet dat luid en duidelijk: ‘Van de dames spreekt ongetwijfeld mevr. Mackay-Katz het aangenaamst. Haar stem is melodieus, helder, ja luid, zoo luid, dat de slechte accoustiek der zaal het gesprokene niet zelden doet “schallen”.’

Kwalificatie door de pers: ‘het uit Amsterdam welbekende aarts-reactionaire fenomeen Frida Katz’ (Sociaal-democratisch Weekblad ).

Opmerkelijk: strijder voor vrouwenrechten, maar vindt dat de plaats van de vrouw bij het gezin is: ‘Er zijn nog verstandige vrouwen die hun man de ereplaats blijven geven, ook al is die man zwak en delen ze zelf de lakens uit. Dat heeft met meerdere kennis niets te maken, maar alles met innerlijke wijsheid.’

Trotseert toch haar fractie: in het debat over verplicht ontslag van gehuwde ambtenaressen: ‘De regering hoeft niet in te grijpen in de autonomie van het gezin, maar kan gerust vertrouwen op het moederlijke en natuurlijke instinct dat de getrouwde vrouw wel de weg zal wijzen.’

Citaat: ‘Er kwamen wel dominees naar mij toe. Zij wezen mij op de Bijbeltekst: een vrouw zwijgt in de vergadering. Kom dominee, u moet dat groot zien, zei ik dan. Men moet de grondslagen van de Bijbel toepassen naar gelang van de tijd waarin men leeft.’

Vakbondsvrouw: Alida de Jong (1885-1943)

Partij: SDAP, hoewel haar vader, een Joodse diamantwerker en melkverkoper, zeer antisocialistisch is.

Ziet het levenslicht: als Aaltje de Jong in een kelderwoning in de Amsterdamse Weesperstraat.

Opgeleid: als kostuumnaaister. Wanneer Naaistersvereeniging Allen Eén ingrijpt bij een ontslag in haar atelier raakt ze betrokken bij vakbondswerk, en wordt ze de eerste betaalde vrouw in de Nederlandse vakbeweging.

Inspireert zo: de Amsterdamse stadschroniqueur Meijer Sluyser, die ‘dronken van haar woorden’ raakt tijdens een redevoering bij een staking in confectiefabriek A. Hertzberger – ‘Praten – dat kán Alida.’

In de Kamer: van 1931 tot 1933, daarna tussen 1937 en 1943. ‘Deze achtste dame-afgevaardigde in ons Lagerhuis is een vriendelijke, blozende verschijning. Zij vertoonde een page-kopje van bruine lokken en had voor deze gelegenheid gekozen voor een eenvoudig blauw japonnetje.’

Koopt van haar ‘schadeloosheidstelling’ als Kamerlid van 5000 gulden per jaar een autootje.

Is de eerste: vrouw in de Kamer met een arbeidersachtergrond.

Komt daar op voor: de rechten van huisarbeiders, arbeidsverkorting voor verplegers, horecapersoneel, tramchauffeurs enzovoort, betaald zwangerschapsverlof, betere controles van de Arbeidsinspectie.

Guilty pleasure: rookt graag een sigaartje en houdt van een borrel.

In 1940: wordt De Jong uit haar functie als hoofdbestuurster van de vakbond gezet, en in hetzelfde jaar wordt ze ontslagen als lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Een aanbod om met haar neef Loe de Jong naar Engeland te vluchten slaat ze af: ‘Ik laat mijn naaistertjes niet in de steek.’ Ze wordt in 1943 in Sobibor vergast.

Militant: Corry Tendeloo (1897-1956)

Partij: PvdA, maar afkomstig uit de Vrijzinnig-Democratische Bond zal ze zich nooit helemaal thuis voelen in de ‘rode familie’. Ze houdt niet zo van mensen met een ‘Paasheuvel-verleden’.

In de Kamer: van 1946 tot 1956.

Vooral bekend vanwege: de vrouwenwetgeving die ze eindelijk door de Kamer krijgt. Met de Motie-Tendeloo (1955) wordt het ontslag van getrouwde ambtenaressen afgeschaft. Een jaar later krijgt de getrouwde vrouw eindelijk handelingsbekwaamheid. Hoewel met een amendement van de KVP nog wel de zin ‘De man is het hoofd van de echtvereniging’ in het wetboek behouden blijft. Die wordt pas geschrapt in 1971.

Tactiek: begint een spreekbeurt in de Kamer met de mededeling vol belangstelling naar de vorige spreker geluisterd te hebben en het helemaal met hem eens te zijn – ‘Ik heb slechts een kleine aanvulling.’ Om daarna met genadeloze kritiek te komen. Haar stijl wordt omschreven als militant, soms zelfs als ‘bijna agressief’ en ‘streng en striemend’.

Met de vrouwenzaak: is ze diep geëngageerd. Tendeloo is ongetrouwd, een echte dame, en woont alleen. Ze nuttigt de maaltijd met haar huishoudster.

Mannelijke collega’s: kunnen zich nog steeds horkerig opstellen. Bij de verwerping van Tendeloo’s amendement over de ouderlijke macht zegt PvdA-voorzitter Koos Vorrink tegen CHU-collega Christine Wttewaal van Stoetwegen. ‘Jullie vrouwen zijn toch eigenlijk niet geschikt voor de politiek. Moet je Corry Tendeloo nou zien zitten in de zaal. Ze huilt bijna. Ga jij haar nu maar eens troosten.’

Compromisloos: Anneke Goudsmit (1933)

Partij: D’66, vanaf het eerste uur.

In de Kamer: van 1967 tot 1974.

Entree: Memorabel, omdat ze eerst de microfoon bijna omvertrekt en daarna een glas water omgooit. Toch is heel Nederland ‘getroffen door haar charmante verschijning en manier van optreden’ en besluit de KVP-fractie unaniem dat ze de mooiste ogen van de Kamer heeft.

Grote opponent: Dries van Agt. Goudsmit staat recht tegenover hem in zijn abortusbeleid en in 1972 in het debat over de vrijlating van de Drie van Breda. Ze haalt daarbij fors uit naar de katholieken.

Berucht: ‘Hans, ik heb een leuk broekpak gekocht. Eigenlijk zou ik dat gewoon in de Kamer willen dragen. Vind jij dat dit kan?’ Hans van Mierlo belegt een fractievergadering om een besluit te nemen. Het ‘modieuze pak’ wordt voorpaginanieuws.

Opmerkelijk: Speelt in 1971 met Hans Wiegel de balkonscène uit Romeo en Julia in het NCRV-programma Eenmaal Andermaal. Voor het goede doel.

Succesje: dient in 1972 met Hans van den Doel (PvdA) een initiatiefwetsvoorstel in tot wijziging van de Zondagswet (verplichte zondagsopenstelling van door gemeenten gesubsidieerde sportaccommodaties). Dit voorstel wordt in 1975 door het parlement geloodst.

Bedankt voor de Kamer: in 1973, als haar ‘volstrekt ouderwetse partij’ geen motie wil indienen tegen sluiting van abortuskliniek Bloemenhove. Eerder heeft ze ook afgezien van het staatssecretariaat van Justitie. Goudsmit verfoeit stemmen uit partijpolitieke overwegingen en heeft daarover al menig conflict gehad met partijleider Van Mierlo.

Citaat: ‘Politieke belangstelling is niet alleen voor vrouwen noodzakelijk. Politiek is voor alle burgers. Ik heb me er nooit in verdiept of er nu meer of minder vrouwen in de politiek zitten.’

Kleurrijk: Wijnie Jabaaij (1939-1995)

Partij: PvdA.

In de Kamer: tussen 1971 en 1989.

Overtuigd feministe: maar naar eigen zeggen ‘altijd gehuld in een wolk van Chanel’. Draagt tijdens de kabinetten-Lubbers I en II uit protest rouwkleding in de Kamer.

Haar ‘speelsige kleren’: zijn sowieso een dingetje: ‘Als ik het land in ga voor een spreekbeurt, wordt vaak gedacht dat ik de secretaresse van het Kamerlid ben. Van politici verwacht men kennelijk niet, dat ze er aardig uitzien. Ik vind dat politici moeten leren hoe ze kleding als expressiemiddel kunnen gebruiken.’

Staat bekend als: kleurrijk, emotioneel, strijdbaar.

Houdt zich bezig met: de rechten van minderheden, milieu, ontwikkelingssamenwerking en vooral de Nederlandse Antillen. Verzet zich daarbij tegen Nederlandse hulpverleners die vooral op het strand liggen en de bouw van een peperduur ziekenhuis op Curaçao. Pleit voor het tegengaan van armoede, de rechten van Antilliaanse vrouwen en lagere KLM-tarieven, en is een goede vriendin van de Antilliaanse president Don Martina.

Opmerkelijk: voert actie voor gezonder eten in de kantine van de Tweede Kamer; ze vindt haar collega’s veel te dik. ‘Wij krijgen hier dezelfde chocolademelk als de koninklijke familie drinkt. Verrukkelijk. Alleen zit er wel minstens ’n klontje of drie suiker per glas te veel in. Hét accent zou moeten liggen op groentesappen.’

Moeder van: Ronald en Karin Giphart, die respectievelijk Ik omhels je met duizend armen en afgelopen jaar het kinderboek Wijnie. Een familiesprookje aan hun moeder wijdden.
Citaat: ‘Ik ben in de politiek terechtgekomen, als raadslid, uit woede. En dat is nog steeds een heel goede motivatie: kwaadheid.’

Verlaat de Kamer: vanwege de ziekte MS, en overlijdt in 1995 door euthanasie in het bijzijn van haar familie. Op haar begrafenis zingt VVD-collega Erica Terpstra de Internationale.

Sociaal bewogen: Erica Terpstra (1943)

Partij: VVD

In de Kamer: van 1977 tot 1994 en van 1998 tot 2003.

8321 dagen: maar liefst, en daarmee is Terpstra, inmiddels vooral bekend door haar spirituele reisprogramma’s, een van de vrouwen die het langst in de Kamer hebben gezeten.

Trekt bovendien: enorme hoeveelheden voorkeursstemmen (860.000 in 1984), wat Frits Bolkestein de uitspraak ontlokt: ‘In Tanzania, waar ik woonde, zou men zeggen: deze vrouw is wel vijftig koeien waard.’

Gaat al bij haar aantreden: ‘jubelend door het leven’.

Is de eerste: die een hoed draagt op Prinsjesdag (in 1977), en creëert zo een traditie. Haar hoeden zijn beschreven als ‘ufo, teletubbie, kachelpijp, geïmplodeerde fez en rode kernreactor’.

Is als Kamerlid al: niet weg te slaan van de televisie. Als vast lid van het Sterrenslag-politiciteam, of als Alison Moyet in de Soundmixshow (voor het goede doel).

Maar: oprecht en intens sociaal bewogen. Maakt zich in de Kamer sterk voor de zorg voor gehandicapten (geen achtergrondmuziek op postkantoren, bredere voordeuren), bejaarden (geen betutteling in tehuizen. Wel huisdieren). Loopt regelmatig een week mee om te ervaren wat er in de zorg gebeurt.

Opmerkelijk: tekent in 1978 met een collega als enige van de VVD-fractie op persoonlijke titel een brief waarin de KNVB wordt gevraagd terughoudendheid te betrachten tegenover het militaire regime in Argentinië. Stelt zich ook op voor een boycot van de Olympische Spelen in Moskou in 1980, maar het Comité Olympische Spelen en Mensenrechten heft zich zelf uiteindelijk op wegens politieke meningsverschillen.

Incidentje: schampt in 1982 onder de invloed van alcohol (‘bovendien oververmoeid en bezig met een vermageringskuur’) een stilstaande auto. Mag aanblijven, maar mag een jaar geen autorijden.

Neemt: tijdens een urenlange verhandeling van Jaap de Hoop Scheffer een prullenbak mee de Kamer in om de post te sorteren.

Citaat: ‘Het was zó zalig, ik heb zó genoten, het was zó leuk, die malle ballonnetjes van Pronk door te prikken…’

Surinaamse adel: Kathleen Ferrier (1957)

Partij: CDA

In de Kamer: van 2002 tot 2012.

Dochter van: de eerste Surinaamse president Johan Ferrier, en daarmee van ‘Surinaamse adel’.

Zendingsdrang: voor ze in de Kamer gaat actief in christelijke organisaties en ontwikkelingswerk. Haar achterban van christelijke migranten maakt haar waardevol voor het CDA.

Veel saamhorigheid dus: vooral op haar terrein ontwikkelingssamenwerking: ‘Je leeft niet voor jezelf. Ik heb van mijn vader een besef mee gekregen dat mensen met elkaar verbonden zijn en dat samenwerking ons verder brengt. Zeker nu.’

Maar: het ‘liefste Kamerlid’ (aldus een bewaker) kan behoorlijk dwarsliggen.

In mei 2004: bijvoorbeeld wordt Ferrier met D66-collega Boris Dittrich aangehouden op het vliegveld in Cuba, waar zij met dissidenten willen praten. De Kamerleden mogen Cuba niet in.
En: dissidenten – zo worden Ferrier en CDA-fractiegenoot Ad Koppejan genoemd vanwege hun consequente verzet tegen een gedoogcoalitie met de PVV in 2010 – ‘Deze regering is niet goed, niet goed voor ons land, niet voor onze partij.’ Enkele dagen na het beruchte CDA-congres waarin 68 procent van de partij vóór samenwerking stemt, leggen ze zich er toch bij neer.

En dan is er nog: de kwestie-Mauro. Weer gaan Ferrier en Koppejan tegen de rest van de fractie in en pleiten ze tegen de uitzetting van de minderjarige asielzoeker Mauro Manuel. Een compromis wordt bereikt met de aanvraag van een studievisum.

Afscheid: van de Kamer neemt Ferrier op 21 mei 2012. Dat ze dan op de dag af tien jaar in de Kamer zit en daarmee recht heeft op wachtgeld tot haar pensioen, wordt haar door menig reaguurder niet in dank afgenomen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2017