Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Nederlandse historicus Frank Dikötter, academisch werkzaam in zowel Londen als Hongkong, schrijft in zijn zorgvuldige en op uitgebreid archiefonderzoek gebaseerde studie over China’s zogenoemde ‘Grote Sprong Voorwaarts’ hoezeer Mao in de problemen kwam door Chroesjtsjovs rede. Stalins ontmaskering leidde in China tot voorzichtig geformuleerde kritiek op de leider, die na zijn machtsgreep in 1949 toch al niet op economische successen kon bogen. Zijn beleid, dat had moeten leiden tot een ‘socialistische vloed’, bracht nauwelijks vooruitgang en ging de Roerganger zelf veel te traag.
Om de kritiek van de partijtop wind uit de zeilen te nemen, bedacht Mao de campagne ‘Laat honderd bloemen bloeien’. ‘Gewone’ Chinezen mochten hun mening geven in de hoop dat zij ‘contrarevolutionairen’ zouden bekritiseren. Maar het tegendeel gebeurde: een lading van kritiek werd over de hele partij (dus ook over Mao) uitgestort, met als gevolg dat de critici de mond werd gesnoerd.
De onvrede over de trage groei van de economie, het onbehagen over de kritiek op zijn persoon en jaloezie op de schijnbaar onstuitbare vooruitgang van de Sovjet-Unie deden Mao en zijn kliek broeden op een manier om een ‘Grote Sprong Voorwaarts’ te maken. In zijn overmoed had Chroesjtsjov eind jaren vijftig verklaard dat de Sovjet-Unie de Verenigde Staten binnen enkele decennia economisch naar de kroon zou steken. ‘Kleine broer’ China koos bij monde van Mao een kleinere economie als uitdaging: Groot-Brittannië zou binnen afzienbare tijd worden ingehaald.
Daartoe werd de hele economie op de schop genomen. Miljoenen boeren verdwenen in gigantische landbouwcoöperaties. De samenleving diende gemilitariseerd te worden volgens Mao’s adagium dat de boeren eigenlijk ‘soldaten’ waren. Dikötter maakt overtuigend aannemelijk dat de jarenlange guerrilla voor 1949 een spoor in het denken van de communisten had getrokken. Ze konden een gewone samenleving niet aanvaarden en bleven vrijwel uitsluitend denken in termen van straffe campagnes en ‘vijanden’ die bestreden dienden te worden. Die vijanden konden zelfs de vorm aannemen van het weer of dieren.
Omdat de poging de graanproductie geforceerd te verhogen op een mislukking dreigde uit te lopen, werd een campagne tegen mussen gestart: de vogels zouden het graan eten en moesten dood. Dat geschiedde op grote schaal. Bleef het maar bij mussen, zou je bijna zeggen. Van het ‘boerencommunisme’ van Mao zouden de boeren zelf het voornaamste slachtoffer worden. Dikötter beschrijft in detail tot welk geweld het partijkader overging: mannen werden stelselmatig mishandeld, vrouwen op grote schaal verkracht en kinderen aan hun lot overgelaten nadat de ouders waren vermoord of tot zoveel wanhoop waren gedreven dat ze zelfmoord pleegden.
Dikötter becijfert dat ongeveer 45 miljoen mensen het slachtoffer werden van Mao’s krankzinnige politiek. Toen die mislukte en partijleden opnieuw, net als in 1956, kritiek op hem uitoefenden, maakte de Roerganger zich op voor een nieuwe, al even bloedige campagne: de ‘Culturele Revolutie’. Het zou mooi zijn als Dikötter ook daaraan een studie zou wijden. Mao’s massamoord bewijst dat hij daartoe de aangewezen man is.
Frank Dikötter
Mao’s massamoord. De geschiedenis van China’s meest vernietigende catastrofe, 1958-1962
467 p. Spectrum, Є 29,99