Home Dossiers Slavernij Windhandel in slaven: de South Sea Company bubbel

Windhandel in slaven: de South Sea Company bubbel

  • Gepubliceerd op: 28 februari 2023
  • Laatste update 26 jul 2023
  • Auteur:
    Lodewijk Petram
  • 12 minuten leestijd
Allegorie op de South Sea Company.
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De Britse South Sea Company leek een lucratieve business: de onderneming had een monopolie op de slavenhandel op de Spaanse koloniën in Amerika. Beleggers staken er dan ook grif geld in. De speculatiewoede sloeg over op Frankrijk en de Republiek, en zo ontstond in 1720 de eerste internationale bubbel. Maar na een paar maanden klapten de koersen in.

Isaac Newton was een briljante wetenschapper, iemand die dingen zag en begreep die niemand voor hem had gezien en begrepen. Maar toen hij in de zomer van 1720 voor een vermogen aan aandelen in de South Sea Company kocht, moet hij zijn oorspronkelijke denkvermogen even kwijt zijn geweest. Hij ging mee in de gekte en verblinding die zich meester hadden gemaakt van veel Britten en hen deden geloven dat de fenomenale stijging van de koers van de South Sea Company-aandelen in de eerste maanden van dat jaar voorlopig geen einde kende. Algauw bleek dat Newton op de piek had gekocht. Eind augustus zette de koers een duikvlucht in. De beroemde natuurkundige verloor naar schatting 20.000 pond op zijn investering, wat gelijkstaat aan ongeveer 5 miljoen euro nu. Later zou hij gezegd hebben dat hij in staat was te rekenen met de bewegingen van hemellichamen, maar niet met de waanzin van mensen.

De South Sea Company was opgezet als een loterij

De South Sea Company bestond al een paar jaar toen in 1720 een speculatieve zeepbel ontstond. De onderneming was in 1711 opgericht op initiatief van Robert Harley, op dat moment minister van Financiën van Groot-Brittannië. De belangrijkste opgave van zijn ministerschap was de Britse staatsschuld weer beheersbaar te maken. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) had de overheid al flink veel geleend en de staatsschuld groeide tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) almaar verder. Naar moderne maatstaven viel het nog wel mee hoeveel de overheid aan schuld had uitgegeven, maar voor die tijd was het ongekend wat er gebeurde. De rekeningen van toeleveranciers van de Britse marine stapelden zich op en het zou moeilijk worden die allemaal te betalen, want investeerders werden steeds minder bereid staatsobligaties te kopen, uit vrees dat ze hun geld nooit zouden terugzien.

Harley kwam met een plan, waarbij hij zich liet inspireren door de loterijen waarmee de Britse overheid eerder geld had opgehaald, in navolging van veel Nederlandse steden. Deze waren behoorlijk succesvol geweest. Mensen hielden van het spelelement. Wie een lot kocht, had kans op een grote uitbetaling. Dit was spannender dan investeren in een staatsobligatie, die jaarlijks een bedrag aan rente oplevert en waarbij uiteindelijk, na lang wachten, de hoofdsom wordt terugbetaald. Dat je bij een loterij ook met lege handen kunt komen te staan, als het geluk niet aan jouw zijde is, namen deelnemers voor lief.

Het plan van Harley bevatte een soortgelijk spelelement. Hij stelde voor een onderneming op te richten die in de Britse staatsschuld zou investeren. Het geld dat het bedrijf hiervoor nodig had, haalde het op door aandelen uit te geven. Om investeerders zover te krijgen dat ze die aandelen gingen kopen, moest het bedrijf activiteiten ondernemen die potentieel heel winstgevend waren. Via deze onderneming zou de Britse overheid weer nieuw kapitaal kunnen aanboren. Bovendien hoefde ze over de schuld die in het bedrijf gestald was een minder hoog rentepercentage te betalen, want met het vooruitzicht op mogelijke hoge rendementen in de toekomst namen investeerders genoegen met lage vaste uitbetalingen op de korte termijn.

‘Asiento de Negros’

De onderneming uit het plan van Harley werd de South Sea Company, die van de overheid het monopolie kreeg om vanuit het Britse Rijk handel te drijven met de Spaanse koloniën in Amerika, waartoe grote delen van Zuid- en Midden-Amerika en van de westkust van Noord-Amerika behoorden. Daar kwam na het einde van de Spaanse Successieoorlog nog iets bij. Onderdeel van het Verdrag van Utrecht (1713), waarin de vredesbepalingen werden vastgelegd, was dat Groot-Brittannië van Spanje het ‘Asiento de Negros’ kreeg. Dit was een contract waarmee Spanje de levering van tot slaaf gemaakte Afrikanen aan zijn koloniën uitbesteedde. Eerder was dit ‘recht’ aan Portugese, Franse en ook een tijdlang aan Nederlandse handelaren gegund. Nu was het tot 1750 de beurt aan de Britten, die het bij de South Sea Company onderbrachten. Jaarlijks moest de onderneming 4800 slaven aanvoeren.

Slavenhandel zorgde voor de South Sea Bubble
Afrikanen in het ruim van een Europees slavenschip. Sommigen zijn ziek. Lithografie door Johann Moritz Rugendas, circa 1830.

Groot-Brittannië had eerder geen rol van betekenis gespeeld in de trans-Atlantische slavenhandel. Nu het land zich daarmee bezig ging houden, klonken er bedenkingen. Maar die waren niet van morele, maar van financiële aard: er werd gevreesd dat het contract met Spanje in de praktijk niet zoveel voorstelde, omdat het aan alle kanten door handelaren uit andere landen zou worden omzeild.

De opbrengst van de handel van de South Sea Company viel inderdaad tegen. Dit was een probleem voor Harley. Om investeerders toch enthousiast te maken, haalde hij alles uit de kast om een gunstig beeld van het bedrijf neer te zetten. Het hoofdkantoor werd gevestigd in een groot en statig pand aan Threadneedle Street, midden in de Londense City. Dit was vlak bij de beurs en de koffiehuizen in Exchange Alley, waar veel in aandelen en andere financiële instrumenten werd gehandeld. Ook verschenen er allerlei publicaties over de South Sea Company, waarin gerenommeerde auteurs als Daniel Defoe en Jonathan Swift hun vertrouwen in de toekomst van de onderneming uitspraken. Wat de meeste lezers niet wisten, was dat beide schrijvers eerder in hun carrière door Harley waren geholpen en dat hun artikelen mogelijk als vriendendienst gezien moesten worden.

Kuddegedrag en verblinding

Kort nadat de zeepbel van 1720 uiteen was gespat, verscheen in Amsterdam Het groote tafereel der dwaasheid. Tot 1780 werden verschillende edities van dit bijzondere boek gemaakt. Behalve een overzicht van alle ondernemingen die in 1720 in de Republiek waren opgericht, bevat het een fascinerende collectie van prenten, pamfletten en gedichten die het verloop van het speculatiejaar in Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië uitbeelden en waarin de spot wordt gedreven met zaken als kuddegedrag en financiële verblinding.

Een onderneming die met slavernij moest helpen om de staatsschuld van een land beheersbaar te maken, dat is al een verhaal op zich. Maar tot nu toe was er niet meer dan een klein kiempje geplant voor de bubbel die in 1720 met de aandelen van de South Sea Company tot stand kwam en kort daarna alweer uiteen zou spatten. Wat de ontwikkelingen in een stroomversnelling bracht, was de dood van koningin Anne in 1714. Zij werd opgevolgd door George I. In zijn kielzog kwam er een andere politieke factie aan de macht in Groot-Brittannië: de Whigs. Robert Harley was een Tory en moest het veld ruimen. De South Sea Company kreeg een nieuwe directie met aan het hoofd de zoon van de koning, de latere George II. Alsof de band tussen de kroon, de regering en de South Sea Company hiermee nog niet voldoende bekrachtigd was, besloot koning George I in 1718 zelf het boegbeeld van de onderneming te worden.

Gunstige voorwaarden

Een jaar later trof de nieuwe directie voorbereidingen om nog wat extra staatsschuld bij de South Sea Company te stallen. Tegelijkertijd werden er in Parijs plannen beraamd die sterk leken op wat er bij de South Sea Company gebeurde, maar nog iets wilder. Het brein hierachter was John Law. Deze Schotse econoom had in Frankrijk faam gemaakt met de oprichting van de Banque générale, die als een van de eerste banken in de wereldgeschiedenis papiergeld uitgaf.

Verder hielp deze bank de Franse staat zijn overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat was hard nodig na de lange heerschappij van Lodewijk XIV, waarin vele kostbare oorlogen waren gevoerd. Nu had Law een nieuw plan, mogelijk geïnspireerd door de South Sea Company. Hij stelde voor om de Compagnie du Mississippi, een onderneming met handelsmonopolies in Louisiana, het grote gebied in Noord-Amerika dat onder Franse heerschappij viel, tegen gunstige voorwaarden geld te laten lenen aan de Franse staat. Net als de South Sea Company zou de Compagnie du Mississippi aandelen uitgeven om de investering in de staatsschuld te bekostigen.

Gekte rond de South Sea Company.
Burgers verpatsen hun sieraden om aandelen te kopen. Een illustratie van de gekte rond de South Sea Bubble in ‘Chance Alley’. Door Edward Matthew Ward, negentiende eeuw.

Maar wat er anders was aan het plan van Law, was dat investeerders in de Compagnie du Mississippi hun inleg in termijnen mochten betalen. Wie intekende op een aandeel, hoefde aanvankelijk maar 15 procent van het verschuldigde bedrag te voldoen, maar had wel direct recht op dividend dat door Law in het vooruitzicht was gesteld. Dit was een goede deal. Er werd gretig ingetekend op de aandelen, wat de koers omhoogstuwde en mensen nog enthousiaster maakte om een aandeel in de Compagnie du Mississippi te bemachtigen.

Dat kunnen wij ook, moeten ze in Londen gedacht hebben. En inderdaad: de aandelenuitgifte van de South Sea Company in het voorjaar van 1720 met een eerste termijnbetaling van 20 procent was een groot succes. Ook hier schoot de koers van het aandeel omhoog. Dat was gunstig voor de overheid, want het maakte het mogelijk bij een volgende aandelenuitgifte veel meer geld op te halen. Er volgde dan ook een tweede uitgifte, en een derde en vierde, waarbij een telkens kleiner percentage aan eerste inleg werd gevraagd.

De eerste helft van 1720 verachtvoudigde de koers

Tussen januari en juli 1720 verachtvoudigde de koers bijna. Overal verschenen artikelen waarin over de stijgende koers werd bericht en namen van vooraanstaande aandeelhouders werden genoemd. Verschillende parlementsleden bezaten bijvoorbeeld aandelen in de South Sea Company, en ook koning George I. Daar was niets aan gelogen, maar wat er niet bij werd verteld, was dat zij helemaal niets hadden hoeven inleggen. Ze werden gebruikt om nog meer aandelen aan de man te brengen.

Windhandel in de Republiek

Speculatie was niet helemaal nieuw, maar het was wel uniek in de geschiedenis dat de drift om mee te profiteren van koerswinsten oversloeg van het ene naar het andere land. En vervolgens raakte ook de Republiek besmet met de speculatiekoorts.

In Nederland werd al sinds de oprichting van de VOC in 1602 in aandelen gehandeld, maar de enorme koersstijgingen en het enthousiasme bij het publiek in Londen en Parijs waren hier onbekend. Wat er in het buitenland gebeurde, werkte echter aanstekelijk. De koersen van aandelen in de handelscompagnieën begonnen te stijgen en de WIC maakte van de gelegenheid gebruik om nieuw kapitaal op te halen. Plannen om de overheidsschuld te herfinancieren werden er in de Republiek niet gemaakt, maar lokale overheden zagen wel hun kans schoon om geld op te halen voor allerlei projecten.

Schuld in een ander jasje

Via de South Sea Company kreeg de Britse staatsschuld een andere verpakking, bedoeld om het aantrekkelijker te maken om in schuld te investeren. Tegenwoordig zou je dit ‘securitisatie’ noemen. Deze techniek leidt vaker tot problemen. In de aanloop naar de omvangrijke crisis van 2008 werden bijvoorbeeld hypotheken van Amerikaanse huizenbezitters herverpakt. Banken investeerden hier op grote schaal in, terwijl ze door de verpakking geen goed zicht hadden op het risico. Toen de huizenmarkt inzakte, bleven ze met grote verliezen zitten. Omdat het in 2008 om banken ging, met een cruciale rol in de economie, waren de gevolgen veel groter dan in 1720 of bij de verliezen in de cryptowereld.

In Utrecht werd bijvoorbeeld een oud plan voor een kanaal tussen de stad en de Zuiderzee uit de kast gehaald. Andere steden probeerden de lokale economie aan te zwengelen door handelsondernemingen en verzekeringsmaatschappijen op te richten. Uiteindelijk werden er in 1720 maar liefst 32 nieuwe ondernemingen opgericht die een oproep deden om in te tekenen op een aandelenuitgifte. Slechts één daarvan bleek echt levensvatbaar: de Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening der Stad Rotterdam, die tegenwoordig nog voortleeft in verzekeringsmaatschappij ASR.

De overige Nederlandse ondernemingen wisten maar weinig geld op te halen. Mogelijk waren investeerders in de Republiek meer op hun hoede dan in Frankrijk en Groot-Brittannië. Het was weliswaar lang geleden dat er in de winter van 1636-1637 driftig was gespeculeerd in de handel in tulpenbollen, maar misschien werkten de vele satirische pamfletten die over de tulpengekte verschenen waren nog altijd als een waarschuwing voor windhandel. En wat zeker ook meespeelde, was dat veel van de plannen voor nieuwe ondernemingen in de Republiek pas van de grond kwamen toen de gekte in Londen en Parijs al over haar hoogtepunt heen was.

De zeepbel barst

Het is onbekend wat precies het einde van de speculatiewoede inluidde. Misschien beseften steeds meer investeerders in de loop van 1720 dat de koerswinsten nergens op gebaseerd waren. Maar wat waarschijnlijk de schok teweegbracht die de koers deed inzakken, was dat veel Franse en Britse aandeelhouders aandelen verkochten op het moment dat ze een nieuwe termijn moesten betalen – het benodigde geld moest immers ergens vandaan komen.

De koers van de aandelen in de Compagnie du Mississippi begon al voor de zomer te dalen. Isaac Newton had kort daarvoor een mooie winst opgestreken op de verkoop van aandelen South Sea Company die hij al lang in bezit had. Maar in Londen was de speculatiewoede nog niet voorbij. In mei en juni schoot de koers van de aandelen in de South Sea Company pas echt omhoog. Newton kon de verleiding niet weerstaan in de zomer toch weer in de onderneming te investeren. Zijn timing had niet slechter gekund. De koers begon in augustus 1720 te dalen, om vanaf het einde van die maand razendsnel in te zakken. Aan het einde van het jaar was de koers weer zo’n beetje op het niveau van voor de bubbel.

Na de crash gingen de slaventransporten verder

De plotselinge verkopen hadden het fundament weggehaald onder het piramidespel. Wie op het verkeerde moment was ingestapt, zoals Newton, verloor veel geld. Londense bankiers die geld hadden uitgeleend op onderpand van aandelen gingen failliet, wat tot grotere economische problemen leidde. Maar een echte economische crisis kwam er in Groot-Brittannië niet, en in Frankrijk en de Republiek evenmin. Daarvoor waren de problemen te oppervlakkig; de verliezen zaten vooral bij een kleine groep beleggers die op het verkeerde moment aandelen hadden gekocht. De structuur van de economie was nergens echt aangetast.

De slaventransporten van de South Sea Company gingen ondertussen onverstoorbaar verder, tot het contract met Spanje in 1750 afliep. De onderneming bleef daarna nog tot 1853 op een laag pitje voortbestaan. Isaac Newton stierf in 1727, niet zo vermogend als hij had kunnen zijn als hij zich in de zomer van 1720 had weten te beheersen, maar nog altijd een behoorlijk rijk man, met bovendien een ongekende wetenschappelijke staat van dienst.

Meer weten:

  • Devil Take the Hindmost (2000) door Edward Chancellor biedt een overzicht van financiële speculaties vanaf de zeventiende eeuw.
  • The Great Mirror of Folly. Finance, Culture, and the Crash of 1720 (2013) is een bundel over de speculatie in het jaar 1720 en het boek Het groote tafereel der dwaasheid.
  • ‘Een noodlottig jaar voor veel zotte en wijze.’ De Rotterdamse windhandel van 1720 (1982) van C.H. Slechte gaat over de ondernemingen die in 1720 in Rotterdam werden opgericht.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2023