Home ‘Wij zijn het museum van alle Nederlanders’

‘Wij zijn het museum van alle Nederlanders’

  • Gepubliceerd op: 26 januari 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Annemarie Lavèn en Bas Kromhout
  • 12 minuten leestijd
‘Wij zijn het museum van alle Nederlanders’

Valika Smeulders is sinds 1 juli 2020 het nieuwe hoofd van de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum. Terwijl ze de laatste hand legt aan de grote tentoonstelling over slavernij die half februari opengaat, spreken we met haar over de nieuwe richting van de geschiedenisafdeling. ‘We willen meer begrip kweken tussen mensen in Nederland en laten zien dat we hier allemaal thuishoren.’

Wat kunnen we de komende jaren onder uw beleid verwachten in het Rijksmuseum?

‘Laat ik beginnen met mijn achtergrond. Ik ben niet opgeleid als historicus, maar heb een interdisciplinaire achtergrond en heb me naast geschiedenis ook verdiept in culturele studies, antropologie en literatuur. Voor mijn proefschrift heb ik onderzocht hoe musea in verschillende landen met hun koloniale verleden omgaan. Daarna heb ik me beziggehouden met historiografie: wat doen landen met hun geschiedenis, hoe vormen ze die om naar een canon, welke keuzes maken ze daarin en voor welk narratief kiezen ze? Heel boeiend vind ik bijvoorbeeld dat je vanuit precies dezelfde feiten tot heel verschillende narratieven kunt komen. Vanuit die achtergrond kwam ik bij het Rijksmuseum terecht, want het museum wilde de aankomende slavernijtentoonstelling heel bewust samenstellen en de nadruk leggen op de mens en zijn verhalen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Die richting zou ik de komende jaren ook op willen met het museum. Hoe vertel je het best het verhaal van het individu, en hoe plaats je dat binnen het grotere geheel? Daarom vind ik het heel mooi dat we onze basis gaan verbreden. We steunen niet alleen op geschreven primaire en secundaire bronnen en kijken niet alleen naar onze objecten, want we hebben natuurlijk een geweldige collectie, maar we voegen er ook andere expertises aan toe. We halen er bijvoorbeeld antropologen, natuurwetenschappers en cultuurwetenschappers bij. Zij kunnen ervoor zorgen dat wij met andere ogen naar onze collectie kijken. Die manier van werken hebben we geoefend met de komende slavernijtentoonstelling. Door experts in te schakelen op het gebied van specifieke culturen en religies zijn we veel dichter bij de menselijke ervaring en beleving gekomen.’

Wat moeten bezoekers hebben meegekregen als ze na het bezoek aan de slavernijtentoonstelling weer buiten staan?

‘Onze belangrijkste boodschap is dat het nationale geschiedenis is. We focussen ons op de Nederlandse koloniale slavernijgeschiedenis. Ik hoop dat bezoekers zien dat het een onrechtvaardig systeem was, waar we nu niet meer achter staan. En dat het systeem is ingesteld door individuen en ook weer is afgebroken door individuen. Ik hoop dat de bezoekers een stukje dichter komen bij de mensen die toen geleefd hebben en de mogelijkheden en onmogelijkheden begrijpen die zij hadden om iets aan dat systeem te veranderen. Dat ze de onmacht ervaren die mensen toen gevoeld hebben, en dat ze dat gevoel kunnen vertalen naar het heden.’

‘Met digitale middelen kun je verhalen persoonlijker en diverser maken’

Voor 2022 staat een grote tentoonstelling gepland over de revolutionaire jaren in Indonesië. Wat kunnen we nog meer verwachten?

‘Controversiële en veelomvattende onderwerpen zijn heel belangrijk om in de vorm van een tentoonstelling te presenteren, zodat je de diepte in kunt. We denken na de slavernij en de revolutie in Indonesië bijvoorbeeld aan een tentoonstelling over geloof. We beschouwen het als Rijksmuseum als onze taak om met onze tentoonstellingen zo veel mogelijk mensen te verbinden en ze vanuit allerlei perspectieven naar de geschiedenis te laten kijken. Als nationaal museum moeten wij al die groepen aan ons binden. Iedereen moet zich bij ons thuis voelen.’

Het gerenoveerde Rijksmuseum zou volgens Wim Pijbes een Nationaal Historisch Museum overbodig hebben gemaakt (zie kader). Van deze belofte is niets terechtgekomen, oordeelde Historisch Nieuwsblad in 2013 in de Grote Museumtest. Daarin stond: ‘De kunstcollectie is aangelengd met historische objecten’, en: ‘Een grote lijn door de Nederlandse geschiedenis ontbreekt, het is allemaal fragmentarisch.’ Begrijpt u die kritiek?

‘Ik denk dat ik begrijp wat jullie bedoelen. We hebben een gigantische collectie en in de vaste opstelling staan relatief veel topstukken uit de kunstgeschiedenis. Maar we hebben ook een geschiedeniscollectie en een uitgebreide papieren collectie, waar we meer mee kunnen doen. Door andere objecten uit te lichten kun je het leven van veel meer lagen van de bevolking van Nederland laten zien dan alleen de elite. Bovendien komen we er steeds meer achter dat je aan de hand van kunst veel meer over geschiedenis kunt vertellen dan vaak wordt gedaan.

Door corona hebben we gezien dat het nu niet alleen meer draait om fysieke tentoonstellingen. We zijn in sneltreinvaart aan het leren hoe we de objecten en het museum bij de mensen thuis kunnen brengen. Als je met nieuwe digitale middelen werkt, heb je veel meer ruimte om het verhaal te vertellen dan op zaal met alleen een tekstbordje. Dan kun je een object vanuit verschillende invalshoeken in een verhaal laten terugkomen en verhalen persoonlijker en diverser maken.’

Een van de kritiekpunten betrof de opvallend kleine afdeling over de twintigste eeuw. Staat uitbreiding hiervan op uw lijstje?

‘We denken er wel over na hoe we met de twintigste eeuw kunnen omgaan. Het zwaartepunt van onze collectie in de vaste opstelling ligt absoluut in die eeuwen daarvoor. Ik ben er nog niet over uit of we de twintigste eeuw echt moeten gaan uitbreiden.’

U kunt ook zeggen: het is niet onze expertise, we laten de twintigste eeuw over aan andere musea en sluiten de afdeling.

‘Nou, ik zie nog niet zo snel reden om dat te doen.’

De oorlog in Indonesië, de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, Srebrenica. Deze controversiële gebeurtenissen van de afgelopen eeuw moeten toch ook ruimte krijgen, wil je het complete verhaal van Nederland vertellen?

‘Leuke vraag, daar ga ik zeker mee aan de slag. Maar ik kan wel zeggen dat het niet voor de hand ligt om de hele twintigste eeuw in ons museum af te schaffen. Wel houden we rekening met het museale landschap. Met collega-musea willen we afstemmen wat ieder als kernpunt heeft en hoe we elkaar aanvullen. Het uitgebreide verhaal van grote conflicten van de twintigste eeuw kan het best in andere musea getoond worden; in het Rijksmuseum laten wij dan weer de gehele eeuw zien.’

‘Het is niet langer aan musea om vanuit ivoren torens te besluiten wat ze laten zien’

De renovatie tussen 2003 en 2013 gaf het Rijksmuseum weer de oude aanblik als negentiende-eeuwse paleis van Neerlands trots. De fresco’s met taferelen uit de vaderlandse geschiedenis waren hersteld en er kwam een Michiel de Ruyter-zaal. Niet veel later konden we in de krant lezen dat uw voorganger Martine Gosselink zich liet leiden door schuld en schaamte. Er kwamen tentoonstellingen over het koloniale verleden en slavernij. Hoe heeft het zo snel kunnen omslaan?

‘Ik was er niet zelf bij, hè. Maar wat ik wel zie, en dan grijp ik terug op mijn ervaring als onderzoeker die van buitenaf naar musea keek, is dat er in de afgelopen twintig jaar grote stappen zijn gezet om verschillende perspectieven in geschiedschrijving aan bod te laten komen. Er is een grote democratiseringsslag geweest. Het is niet langer aan musea om vanuit ivoren torens te besluiten wat ze laten zien; de samenleving geeft veel duidelijker aan wat zij belangrijk vindt. Als museum wil je daarin meegroeien en naar luisteren.’

Nationale identiteit is altijd een belangrijk onderdeel geweest van het Rijksmuseum. Kunt u die erfenis gebruiken of zit die u eerder in de weg?

‘Die zit me zeker niet in de weg. Wel hebben we er een aantal jaren geleden voor gekozen om meer de mens en de menselijke verhalen te volgen. Die ontwikkeling zie je niet alleen bij het Rijksmuseum, maar overal in de museumwereld en het culturele erfgoed. De wereld wordt steeds complexer, en mensen zoeken naar een manier om daarmee om te gaan; dat aspect willen we juist laten zien. Dus wat we gaan doen in het museum is niet zozeer weghalen, maar toevoegen. We maken het museum completer en daarmee ook complexer. En, naar mijn idee, interessanter.’

Bij partijen zoals het CDA leeft nog sterk het idee dat geschiedenis ons als Nederlanders verenigt. Vindt u dat het Rijksmuseum nog steeds een verbindende taak heeft?

‘Ik denk dat we met onze huidige aanpak juist zoeken naar wat we kunnen toevoegen om die brugfunctie te vervullen. We willen meer begrip kweken tussen mensen in Nederland en laten zien dat we hier allemaal thuishoren. Dus ik denk niet dat we door het complexer te maken afstand nemen van het wij-gevoel. Wel voorzien we dat wij-gevoel van meer facetten. We halen het dichterbij en maken er een minder eenzijdig verhaal van waarin alleen de elite en een paar grote bekende namen voorkomen. Alleen al het gegeven dat er in het huidige museum veel meer aandacht is voor mannen dan voor vrouwen. De helft van de inwoners van Nederland breng je onvoldoende in beeld! Dus ik denk niet dat we straks iets minder “wij” laten zien, het wordt juist veel meer “wij”.’

Een groep die niet snel in aanraking komt met het museum zijn lager opgeleide witte mensen. In het verrechtste Nederland van de afgelopen tien jaar laat deze groep steeds luider van zich horen en benadrukt het gevoel van nationale identiteit. Hoe zorg je dat die mensen zich ook aangesproken voelen om naar het museum te gaan?

‘Als musea niet werken aan participatie, dus aan het binnenhalen van mensen ook als producent in plaats van alleen als consument, dan zie je dat die publieksgroepen niet wezenlijk veranderen. De crux is participatie. We moeten de mensen erbij halen en ze zelf laten vertellen wat belangrijk voor ze is. Die kennis moeten we samenvoegen met academische kennis van diverse experts en onze eigen kennis. Daar maak je weer een nieuw verhaal mee, een verhaal dat echt dicht bij de mensen staat.’

Wordt het actief beleid om ook de ‘boze witte man’ naar het museum te trekken?

‘Jazeker, we zijn het museum van alle Nederlanders.’

De culturele wereld lijkt het liefst afscheid te nemen van het vaste publiek: dat is wit, ouder en hoogopgeleid. Tegelijkertijd zijn dat de mensen met grote liefde voor cultuur en erfgoed, die zich als vrijwilliger inzetten en legaten schenken. Hoe voorkom je dat je deze mensen van je vervreemdt?

‘Ik denk helemaal niet dat we dat soort mensen van ons vervreemden. Dat kan ik staven, want als onderzoeker heb ik jaren onderzoek gedaan naar tentoonstellingen over slavernij en het publiek dat daarop afkomt. Ik heb gastenboeken bestudeerd in verschillende landen en zie altijd weer dat mensen slavernijgeschiedenis interessant vinden omdat het universele geschiedenis is. Onderdrukking en onrecht komen overal in de geschiedenis en overal ter wereld voor. Het zijn verhalen die boeien. Dus ik denk niet dat mensen ineens verstek laten gaan omdat een paar specifieke tentoonstellingen anders zijn dan ze gewend waren. We moeten niet bang zijn om geschiedenis in al haar facetten te laten zien. Geschiedenis is niet alleen maar rooskleurig. Geschiedenis gaat ook over menselijke eigenschappen die niet zo fraai zijn.’

Het woord ‘meerstemmigheid’ wordt tegenwoordig veel gebruikt. Wilt u in het museum verschillende stemmen naast elkaar laten bestaan of streeft u eerder naar een synthese, een overkoepelend verhaal gebaseerd op wetenschappelijke inzichten?

‘We bevinden ons nog in een tussenfase. Het is belangrijk om soms heel expliciet te maken wie iets vertelt, en daarbij hebben we heel bewust gezocht naar meerstemmigheid. In de slavernijtentoonstelling spelen tien personages de hoofdrol. In de audiotour laten we elk verhaal vertellen door een nazaat, dus iemand die of een familiaire link heeft met het personage, of zich vanwege zijn eigen familiegeschiedenis kan verplaatsen in de persoon. Daarmee laten we het bij de individuele verhalen. Tegelijkertijd hebben we voor de tentoonstelling geprobeerd de eerste stappen naar een synthese te zetten. Het is namelijk voor het eerst dat de slavernijgeschiedenis van het trans-Atlantische gebied en die van rondom de Indische Oceaan in één tentoonstelling bij elkaar komen. We proberen dus al wat overeenkomsten te laten zien. Ik verwacht dat we op den duur ook in de vaste opstelling naar een nieuwe synthese toe gaan. Naar één Nederlands verhaal, dat weliswaar complex is, maar tegelijkertijd meer is dan alleen maar stemmen naast elkaar.’

Bij de oprichting van het nieuwe slavernijmuseum dat in Amsterdam komt, is controverse ontstaan omdat critici het verhaal van de slavernij in de West en de Oost onvergelijkbaar vinden. Hoe kijkt u daarnaar?

‘Ik denk dat het de taak van ons als nationaal museum is om die verhalen wél bij elkaar te brengen. Ik ben dan ook heel blij dat we dat doen. Daar laat ik het maar even bij.’

U zat ook in de Commissie Koloniale Collecties. Hoe gaat het Rijksmuseum om met kwesties als roofkunst en restitutie?

‘Als commissie vonden we het belangrijk om het vraagstuk breder te trekken dan alleen roofkunst. Roofkunst is een gemakkelijk begrip dat tot de verbeelding spreekt. Maar we wilden als commissie meer aandacht geven aan de context in de koloniale periode, waarin veel meer gebeurde dan alleen bezit afpakken.

Dit is een nuancering bij een discussie die te veel gaat over eigenaarschap en de vraag waar een object thuishoort. Het behelst veel meer dan “gooi maar over de grens, want dan zijn we ervanaf en dan is het opgelost”. Ik geef een voorbeeld. We hebben een waterschep in onze collectie, gemaakt in Curaçao in opdracht van de West-Indische Compagnie. Die heeft de vorm van een kalebas, want dat was hoe inheemsen water schepten. Maar deze zilveren versie is natuurlijk bedacht door iemand uit Nederland, terwijl het object zelf waarschijnlijk gemaakt is door een Afro-Curaçaose smid. Van wie is het object nu? Drie culturen komen erin samen. Ik zou het heel logisch vinden ook op die manier het eigenaarschap op te vatten. We hebben een gezamenlijke, gedeelde geschiedenis. Mijn ideaal is een collectie die voor iedereen toegankelijk is.’

 

Valika Smeulders

Aan de Rijksuniversiteit Leiden studeerde Valika Smeulders (Curaçao, 1969) talen en culturen. In 2012 promoveerde ze aan de Erasmus School of History, Culture and Communication in Rotterdam. Als postdoc-onderzoeker werkte ze van 2016 tot 2020 bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Van 2011 tot 2020 was Smeulders eigenaar van Pasado Presente, een bureau dat zich richtte op onderzoek en presentatie van het koloniale verleden en erfenis. Vanaf 1 juli 2020 is ze hoofd van de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum Amsterdam, waar ze al sinds 2017 als conservator bij betrokken was.

Slavernijtentoonstelling

Van 12 februari t/m 30 mei 2021 is in het Rijksmuseum Slavernij te zien. De tentoonstelling beslaat de Nederlandse koloniale periode van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. Zowel de slavernij in Suriname, Brazilië en het Caribisch gebied als de slavernij in Zuid-Afrika en Azië komt aan bod. In de toonstelling is ook te zien welke doorwerking het slavernijsysteem in Nederland zelf had.

Einde van de aparte geschiedenisafdeling

De collectie Nederlandse geschiedenis van het Rijksmuseum was tot 2003 te zien in een apart gedeelte van het gebouw. De toenmalige directeur Ronald de Leeuw had een masterplan om de historische objecten te integreren in de kunsttentoonstelling. Hier zag de Raad voor Cultuur geen heil in: op die manier zou de geschiedenis een voetnoot bij de kunstgeschiedenis worden. De Raad adviseerde een nieuw, apart museum over de Nederlandse geschiedenis te creëren. De politiek nam dit idee over, maar door onenigheid over de uitvoering kwam het Nationaal Historisch Museum niet tot stand. Intussen zette het Rijksmuseum zijn plannen door. Toen in 2013 het heringerichte en gerenoveerde museum de deuren opende, waren de historische en de kunstcollecties geïntegreerd. Directeur Wim Pijbes vatte het nieuwe concept samen als: ‘Kunst, en de rest is geschiedenis.’

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2021