Tegenwoordig werken sommigen zich letterlijk dood in hun jacht op status en geld. Maar natuurvolken maakten zich daar helemaal niet druk om. James Suzman onderzoekt waar het hedendaagse geploeter vandaan komt.
Tijdens onderhandelingen met indianen van de Irokese confederatie merkte de Amerikaanse Founding Father Benjamin Franklin dat geld hen niet interesseerde. De indianen keken zelfs neer op kolonisten die hard zwoegden om zo rijk mogelijk te worden. Ze vonden dat de blanken zich lieten gijzelen door kunstmatige behoeften die moeilijk te bevredigen waren. En daar hadden ze een punt, erkende Franklin. De indianen haalden het meeste wat ze nodig hadden uit de natuur en werkten hooguit af en toe. Ze waren met veel minder tevreden en hadden veel meer vrije tijd. Franklin moest toegeven dat daar ook iets voor te zeggen viel.
In Werk laat James Suzman zien hoe de houding ten opzichte van werk in de loop der tijd is veranderd. Als antropoloog verwijst hij regelmatig naar de Ju/’hoansi, een Afrikaans volk dat tot voort kort leefde zoals natuurvolken dat duizenden jaren moeten hebben gedaan. De Ju/’hoansi jaagden als ze honger kregen en legden geen voorraden aan, want ze vertrouwden op de natuur. De buit werd eerlijk verdeeld. Hun leven was eenvoudig, maar beslist niet ellendig. Meestal kregen ze de benodigde calorieën binnen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Suzman verheerlijkt het gedrag van natuurvolken niet, maar onderzoekt wanneer het begon te veranderen. Het eerste keerpunt was de beheersing van het vuur. Vanaf dat moment konden mensen hun menu uitbreiden, terwijl ze minder tijd hoefden te besteden aan zoeken en jagen. Rond 10.000 v.Chr. ontstonden de eerste boerenbedrijven en daarmee een nieuwe moraal. Wie niet werkte, zou niet eten. Toen 4000 jaar later de eerste steden opkwamen, zat het gebuffel de mensen inmiddels in de genen. Er kwamen nieuwe specialisten bij, zoals steenhouwers, timmerlieden en kunstenaars. Er ontstond een competitieve samenleving. Daarmee begon het tijdperk van werknemers, grote bazen en kleine zelfstandigen, waarin we nog steeds verkeren. En waarin workaholics zich letterlijk doodwerken.
Suzman werpt interessante vragen op. Want wat is werk eigenlijk? Gedrag uit noodzaak, verveling of een manier om energie kwijt te raken? Nog interessanter is de kwestie of een markteconomie met alle hardheid van dien een natuurlijk gegeven is. Of dat het kapitalisme juist een cultureel verschijnsel is, wat de indianen waarschijnlijk zouden vinden.
Mirjam Janssen is historicus en journalist.
Werk. Een geschiedenis van de bezige mens – van de oertijd tot het heden
James Suzman
448 p. Thomas Rap, € 24,99