Recentelijk verschenen in Nederland diverse boeken over (en vooral tegen) het Amerikaanse optreden in Irak. De meeste daarvan, zoals het nogal narcistische De tweede Amerikaanse eeuw van Jan Donkers, het quasi-diepzinnige De nieuwe wereldwanorde van Tzvetan Todorov en zelfs Michael Moores tamelijk onleesbare Het officiële Fahrenheit 9/11 boek, kan men terzijde laten liggen. Dat is anders bij Niall Fergusons Colossus, de vertaling van het nieuwste boek van de jonge Britse historische superster.
Ferguson is net veertig, was tot voor kort Fellow aan Jesus College in Oxford en is sinds kort verbonden aan Harvard. Zijn roem is ontstaan door dikke boeken over de relatie tussen zakenleven en politiek in Hamburg tussen 1897 en 1927, een tweedelige geschiedenis van het geslacht Rothschild, zijn sfeervolle werk over de Eerste Wereldoorlog The Pity of War (1999), zijn breed reikende studie naar de verhouding tussen geld en wereldpolitiek The Cash Nexus (2000) en zijn ophefmakende lofzang op het Britse Imperium in Empire (2002).
Nu ja, zijn roem is ook ontstaan door zijn uitverkiezing in Time als een van de ‘100 invloedrijkste mensen van dit moment’ (boven Tony Blair), zijn benoeming door The New York Times als ‘de belangrijkste historicus van zijn generatie’, zijn status als politiek goeroe onder neoconservatieven in Washington, zijn achteloos briljante verbositeit à la Simon Schama, en zijn Hugh Grant-achtige uitstraling. Ferguson is, kortom, het soort geschiedschrijver waar wij huis-, tuin- en keukenhistorici slechts met de mond vol tanden naar kunnen opkijken.
Net als Empire is Colussus een boek bij een televisieserie, en ondanks de omvang viel dat dit keer wat minder goed weg te moffelen. Ferguson betoogt dat de Verenigde Staten nillens willens een wereldrijk vormen, een imperium nog grootser en sterker dan het Britse en het Romeinse. Voor Ferguson is de diagnose ‘Rijk’ overigens een compliment. Sterker nog: de centrale stelling van dit boek is dat Amerika ten onrechte ontkent een wereldrijk te zijn, ondanks zijn feitelijk monopolie op militaire, economische en culturele macht, en zich dan ook veel te weinig als een ‘imperium’ gedraagt. Het optreden in Irak is volgens Ferguson slechts kinderspel; in plaats daarvan zouden de Amerikanen voluit Kiplings ‘White Man’s Burden’ op de schouders moeten nemen en overal op de aardkloot orde op zaken dienen te stellen. Wat de wereld nodig heeft van de Verenigde Staten is geen houding als Kolos op lemen voeten, maar een imperial attitude.
Of die houding er zal komen moet ondanks Bush worden betwijfeld. De Verenigde Staten lijden in Fergusons ogen aan drie kwalen die dit verhinderen. In de eerste plaats is er geen upper-class die zowel idealen als veel vrije tijd heeft (zoals in het Britse Rijk). In de tweede plaats heeft Amerika geen traditie van profijt halen uit kolonies. En in de derde plaats hebben de Amerikanen een structureel gebrek aan aandacht voor het buitenland.
Colossus heeft stilistisch zeker grappige en wat betreft historische horizon ook bewonderenswaardige kanten. Toch maakt dit boek duidelijk dat Fergusons kracht ook zijn zwakte is. Hier blijken zijn sweeping statements plots op een dunne ondergrond te staan, verzandt zijn evocatieve stijl in een grabbelton aan anekdotes, ontaardt zijn intellectuele tegendraadsheid in opiniepaginaplatitudes, en kan de gedrevenheid van de argumentatie het gebrek aan geschiedkundige onderbouwing niet maskeren.
De basis van dit boek blijkt al meteen mager als hij Amerika betiteld als ‘natie-staat’ (hetgeen nodig is voor de theorieën die volgen). Het probleem is echter dat de Verenigde Staten noch een staat zijn, noch een natie – althans, volgens de Europese variant daarvan die Ferguson gebruikt. Door dit lastige detail wankelt dit hele werk in feite vanaf de eerste pagina.
Goed beschouwd was The House of Rothschild het enige boek waarvoor Ferguson uitputtend archiefonderzoek heeft gedaan, en het is ook het enige boek dat unaniem bewierookt en gelauwerd werd door historici. Ferguson zelf liet zich onlangs in een interview ontvallen dat zijn werk over wereldrijken edutainment at best is. We quite agree.
Dit artikel is exclusief voor abonnees