Over de plek en de vorm van het Nationaal Historisch Museum is al volop gediscussieerd. Maar wat zou er absoluut te zien moeten zijn? Een eerste aanzet met twintig voorwerpen uit de twintigste eeuw.
1. Privaat (1901)
Het kwam in de benepen woningen van rond 1900 geregeld voor dat mensen hun behoefte moesten doen op een gelegenheid direct naast het keukenblok. Angst voor epidemieën was dan ook een van de argumenten waarmee ook normaliter niet van overheidsingrijpen gecharmeerde conservatieve liberalen waren te porren voor de in 1901 aangenomen Woningwet. Die maakte het mogelijk om minimumeisen te stellen aan arbeiderswoningen, onder meer een toilet in een aparte ruimte. Bovendien konden de meest mensonwaardige krotten op last van hogerhand onbewoonbaar verklaard en gesloopt worden.
In de jaren erna volgde de oprichting van talrijke woningbouwverenigingen. De doelstellingen waren nobel. Met de mogelijkheid van malversaties hielden bijvoorbeeld de paardentrambestuurders, die aan de basis stonden van de Amsterdamse coöperatie Rochdale, nog geen rekening.
De onder leiding van het kabinet-Pierson aangenomen Woningwet was een belangrijke stap op weg naar de verzorgingsstaat. In de loop van de twintigste eeuw zou de overheid zich op steeds meer manieren gaan bekommeren om het welzijn van haar burgers.
2. Katholiek leesplankje (1917)
Niet alleen het godsdienstonderwijs was in vroeger tijden gekleurd door de gezindten, ook rekenboeken en het leesplankje droegen de sporen van de geloofsrichting. Waarom zou het de jeugd ook anders vergaan dan de volwassenen? Het zuilenstelsel bestond bij de gratie van volledig eigen werelden.
Op het moment dat de wereld in brand stond en Nederland ondanks de neutraliteit kampte met de gevolgen van de oorlog, werden met de Pacificatie van 1917 via één grondwetswijziging twee lang slepende politieke gevechten beslecht: ‘links’ werd bediend met algemeen kiesrecht, ‘rechts’ met de financiële gelijkstelling van bijzonder (lees: confessioneel) en openbaar onderwijs.
Feitelijk was het de geboorte van het roemruchte poldermodel. Zo zou het immers nog veel vaker gaan in de decennia die volgden: zuilen die er heel verschillende standpunten op na houden en hun elites die toch betrekkelijk gemakkelijk tot compromissen weten te komen.
3. Rietveld-stoel (1918)
Comfort is niet het sleutelbegrip voor het rood-blauwe zitmeubel, waarvoor het eerste ontwerp waarschijnlijk in 1918 werd gemaakt. ‘Zitten is een werkwoord,’ zei Gerrit Rietveld daarover. Dat hij over een stoel had nagedacht was al heel wat, want voor de meeste ontwerpers van De Stijl waren meubels de stiefkinderen van het interieur. Zij waren vooral bezig met ruimte- en kleurcomposities.
De stoel vormde een radicale breuk met de bedompte, bruine burgerlijkheid van de Hollandse huiskamer, waaraan Rietveld zelf als meubelontwerper in zijn vroege jaren ook nog volop had bijgedragen. Nieuwe vormen en gedachten kwamen tot uiting in afwijkende kleuren, constructie en lijnenspel.
De stoel groeide uit tot een icoon van het modernisme en was een voorbode van de populariteit van Dutch Design. De combinatie van eenvoud en speelse rechtlijnigheid werden Nederlandse handelsmerken en waren in latere decennia terug te vinden in ontwerpen van onder meer gebouwen, papiergeld en brievenbussen.
4. Fokker VII (1924)
In het jaar van zijn introductie was de Fokker VII in 1924 het eerste vliegtuig dat van Amsterdam naar Batavia vloog. De vlucht verliep niet zonder problemen, maar de prestatie maakte alom grote indruk. In de jaren daarna zou de Fokker VII, met plaats voor maximaal twaalf passagiers, een veel gevraagd type vliegtuig zijn.
Veertien jaar eerder begon Anthony Fokker met het bouwen van vliegtuigen. Naam en faam verwierf hij tijdens de Eerste Wereldoorlog, met uitstekende toestellen, die bovendien waren uitgerust met een machinegeweer dat dankzij een synchronisatiesysteem tussen de propellerbladen heen kon schieten.
Na 1918 schakelde Fokker over op de civiele luchtvaart. In de jaren nadat de Fokker VII op de markt was gekomen groeide het bedrijf zelfs uit tot de grootste vliegtuigbouwer ter wereld. De economische crisis en een fataal ongeluk met een bekende American-footballcoach in 1931, te wijten aan een constructiefout, zette de neergang in van het bedrijf.
5. Kraan (1932)
Na ruim vijf jaar zwaar werk van mens en machine dichtte een kraan in mei 1932 het laatste stroomgat in de Afsluitdijk. De Zuiderzee werd het IJsselmeer. Kustbewoners hadden plotseling te maken met getemd water. Vissers in plaatsen als Urk, Volendam en Spakenburg zagen hun wereld volledig veranderen.
Er waren drie eeuwen van dromen en denken over afsluiten en inpolderen aan voorafgegaan. Ook Cornelis Lely, de geestelijk vader van de definitieve plannen, maakte het dichten niet meer mee. Met de voltooiing van de dijk tussen Noord-Holland en Friesland was het proces van voortschrijdend inzicht nog niet ten einde. De Markerwaard kwam nooit verder dan de tekentafel. Plaatsen als Nagele, Emmeloord, Lelystad en Almere laten zien hoe het denken over het Nieuwe Wonen zich ontwikkelde.
In de wereld dwong de Nederlandse landaanwinning respect af. Tot op de dag van vandaag profiteren gespecialiseerde bedrijven van die faam.
6. Stempelkaart (jaren dertig)
Twee keer per dag moesten werklozen tijdens de crisis van de jaren dertig komen stempelen. Dat voorkwam dat ze steun trokken en ondertussen vrolijk bijklusten, zo was de gedachte.
Een vetpot was het niet voor deze mensen zonder baan en hun gezinnen. Omdat het lang duurde voordat de Nederlandse regering het lek boven had en de situatie alleen maar verslechterde, werd de uitkering tot twee keer toe verlaagd in een poging de rijksbegroting nog een beetje op peil te houden.
Hoe dat met particuliere huishoudboekjes nog kon lukken, was niet de zorg van Den Haag. De woede en onmacht bij de getroffenen leidden onder meer tot het Jordaanoproer, waarbij in juli 1934 vijf doden en tientallen gewonden vielen.
In 1936 telde Nederland 500.000 werklozen. In datzelfde jaar kwam het alsnog van de lang uitgestelde devaluatie van de gulden, waarna de economie langzamerhand weer wat aantrok.
7. Zuidwester
Rita Verdonk greep na de lancering van haar Trots Op Nederland terug op beproefde beeldtaal. Voor de TON-propaganda poseerde ze als onverschrokken kapitein op een schip. Premier Hendrik Colijn werd in de jaren dertig op een verkiezingsposter precies zo neergezet: als ‘’s Lands stuurman’.
In de ogen van zijn achterban, de aanhangers van de Antirevolutionaire Partij, had zo’n plakkaat ook een religieuze bijbetekenis. In hun ogen was Colijn toch een beetje schipper naast God. Maar de belangrijkste boodschap was dat dit de leider was die Nederland door de economische en politieke stormen van dat moment kon loodsen.
Veel mensen hunkerden naar een sterke leider – zie de opkomst van Musserts NSB. Ze twijfelden over de effectiviteit van de bestaande democratie. Bij Colijn zelf was dat niet anders: ‘In den parlementairen arbeid worden veel krachten en gaven verspild, die nuttiger waren aan te wenden.’
8. Gevelsteen (1940)
Een macabere legpuzzel herinnert aan het Rotterdam van weleer, dat op 14 mei 1940 in een oogwenk werd weggevaagd. Duitse bommen vernietigden het hart van de trotse havenstad. De meeste overblijfselen werden in de jaren daarna afgevoerd of hergebruikt. Uit het puin werden wel de brokstukken van de gevelsteen van het Oost-Indisch Huis gered. Samen vormen ze het monogram van de VOC (een bedrijfslogo avant la lettre) met de R van Rotterdam. De meeste andere overblijfselen zijn afgevoerd.
De nazi’s wilden Nederland met de regen van explosieven tot een versnelde overgave dwingen. Dat lukte. Rotterdam bleef achter met een gigantisch litteken in het aangezicht. Met het stadshart verbrandde heel veel geschiedenis: mensen, monumenten, documenten en verhalen verdwenen van de aardbodem. De meest futuristische en on-Nederlandse skyline van Nederland kan dat gemis niet helemaal goedmaken.
9. Dagboek (1942-1944)
‘Misschien wel een van mijn fijnste cadeaus’ noemde Anne Frank het dagboek dat ze op 12 juni 1942 voor haar dertiende verjaardag kreeg. Ze had het zelf uitgezocht, een rood-wit geblokt exemplaar, gekocht bij de boekhandel in de buurt. ‘Ik hoop aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.’
Een kleine maand na het feest dook het gezin Frank onder in het Achterhuis, direct achter het kantoor van Annes vader. De dagboekenschrijfster vertrouwde haar ‘Kitty’ inderdaad alle belevenissen met haar familie, het gezin Van Pels en de tandarts Fritz Pfeffer toe.
In 1947 werd Het Achterhuis uitgebracht. Het groeide uit tot het beroemdste egodocument over de Tweede Wereldoorlog, een stille getuige van de dood van zes miljoen joden, inclusief een literair begaafd meisje vol dromen van een mooie toekomst.
10. Mariakaakje (1947)
De mythe is hardnekkig: toen de Amerikaanse regeringsvertegenwoordigers Harriman en Hoffman in 1947 Nederland bezochten in de voorbereiding op de verstrekking van Marshallhulp werden ze bij Drees thuis ontvangen. In de relatief bescheiden woning aan de Haagse Beeklaan zou de premier zijn gasten een mariakaakje hebben geserveerd. ‘In a country where the Prime Minister lives like this, our money is very well spent,’ zou Harriman na afloop hebben gezegd. Nederland ontving in totaal ruim 1,1 miljard dollar.
Drees-biograaf Hans Daalder noemt het verhaal onwaarschijnlijk: bij de sociaal-democratische leider kwamen in de regel luxere koekjes en zelfs chocolaatjes op tafel. Maar het had waar kunnen zijn. Het Nederland van de Wederopbouw was een land zonder opsmuk. Omdat voor al te veel luxe de middelen ontbraken en omdat op elke uitspatting vanuit hun soort diep beleefd calvinistisch besef al snel een vraag over nut en noodzaak volgde.
11. Bord nasi met spiegelei (jaren vijftig)
Indië verloren, rampspoed geboren? Nou nee, Nederland was het verlies van zijn allergrootste kolonie in 1949 economisch snel te boven. De weinig avontuurlijke vaderlandse keuken fleurde ondertussen op door de eetgewoonten die militairen hadden opgedaan tijdens de Politionele Acties, en vooral door de kookkunsten van de honderdduizenden Indische Nederlanders die naar hier kwamen. Nasi met spiegelei behoort tot de smaakcompromissen die daaruit voortkwamen. Ook de variant met ham uit blik werd populair.
Deze culinaire fusie staat misschien wel voor de tamelijk geruisloze integratie van de nieuwkomers – de gewelddadige oprispingen van enkelen van de tweede generatie Molukkers uitgezonderd. Na de Indische Nederlanders zouden nog de nodige groepen nieuwkomers volgen. Zij veroorzaakten meer frictie. Al wordt een precies beeld tegenwoordig nogal eens vertroebeld door ongeduld en overdrijving.
12. Sloep (1953)
Taaldevaluatie en de kennelijk onbedwingbare neiging tot opkloppen zorgen ervoor dat in Nederland nog regelmatig grote ongelukken, misoogsten of tijdelijke stremmingen van vliegverkeer tot ramp worden uitgeroepen. Maar de meeste mensen denken nog altijd slechts aan één gebeurtenis als ze aan ‘de ramp’ denken.
Springtij verschafte het zeewater in de vroege ochtend van 1 februari 1953 toegang tot grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Ruim 1800 slachtoffers kwamen om in de golven. Zo’n 100.000 mensen werden dakloos.
Het duurde even voor de hulp op gang kwam. Het was zondag, en dat betekende nog meer dan tegenwoordig dat het land in ruste was. De barre omstandigheden en de verbroken verbindingen maakten het reddingswerk er niet gemakkelijker op. In eerste instantie waren slechts twee helikopters beschikbaar. Het betekende dat de meeste getroffenen per boot vanuit hun ondergelopen huizen en hun daken naar het droge werden gebracht.
13. DAF Variomatic met Kip-caravan (1958)
Begin 1958 konden de DAF-fabrieken hun eerste familieauto met toepassing van het in eigen huis bedachte ‘pientere pookje’ presenteren. Later kreeg deze automaat oneerbiedige bijnamen als ‘truttenschudder met jarretel-aandrijving’ en werden de Dafjes met overgave in puin gereden tijdens achteruitrijraces op tv, maar bij de introductie overheerste de lof.
Het was de tijd dat de auto binnen bereik van het grote publiek kwam. Nederland werd mobieler. Met een Kip-caravan erachter trok het volk de wijde wereld in. Liefst wel volgeladen met Nederlandse koffie, aardappelen en pindakaas. Want ook in den vreemde moest het toch vooral op thuis lijken.
Diegenen die het zich nog niet konden veroorloven, konden zich vermaken met het kijken naar. Het waren de dagen van het bermtoerisme. Langs de kant van de weg was tenminste wat te zien. Over het inhaleren van uitlaatgassen maakte nog niemand zich druk.
14. De pil (1963)
Nederland ging de twintigste eeuw in met een vrouw als staatshoofd, maar de rechten van de vrouw moesten nog grotendeels bevochten worden. In 1922 mocht ze voor het eerst naar de stembus. In 1956 kreeg Nederland met Marga Klompé voor het eerst een gerokte minister. Tot dat jaar golden vrouwen voor de wet als handelingsonbekwaam en liepen ze formeel volledig aan de leiband van hun echtgenoten.
Vrouwen konden hun leven nog meer in eigen hand nemen na de introductie van de anticonceptiepil begin jaren zestig, concludeerde feministe Joke Smit. Het simpele product veroorzaakte niet alleen een revolutie in de verhoudingen tussen de twee geslachten, het veranderde ook de seksuele moraal en de demografische opbouw van de bevolking. Midden jaren zestig gingen sommige scenario’s nog uit van twintig miljoen Nederlanders in het jaar 2000. In werkelijkheid begint krimp nu een belangrijk vraagstuk te worden.
15. Witte fiets (1965)
Gezag was vanaf het midden van de jaren zestig geen vanzelfsprekendheid. Provo speelde een voortrekkersrol bij die mentale omwenteling. Met acties en soms zelfs alleen de dreiging van acties zaaide de beweging verwarring bij bestuurders. Na verloop van tijd verschoof het accent van provocatie van de politie-autoriteit naar provocatie van de auto-autoriteit. Robert Jasper Grootveld komt met het motto ‘Een fiets is iets maar bijna niets’. Een plan tegen de toenemende uitlaatgassen sloot aan bij zijn verleden als antirookmagiër.
De eerste witgeschilderde fiets werd door de politie in beslag genomen. Het systeem van gratis mee te nemen leenfietsen werkte verre van feilloos. Eenmaal vertegenwoordigd in de gemeenteraad wist Provo met Luud Schimmelpennink ook de rest van de Amsterdamse politiek niet mee te krijgen voor het systeem.
Niettemin blijft het witte rijwiel een mooi voorbeeld van het nieuwe onconventionele denken. De leenfietsen die inmiddels gemeengoed zijn in veel wereldsteden zijn schatplichtig aan het Nederlandse idee.
16. Instrumenten abortuskliniek (1976)
Het abortusvraagstuk verdeelde Nederland in de jaren zeventig tot op het bot. In het kabinet-Den Uyl sympathiseerde minister Irene Vorrink van Volksgezondheid zelfs vanuit de vergaderingen met vrouwelijke activisten in de Bloemenhove-kliniek, terwijl Dries van Agt op Justitie ijverde voor een wetgeving die strookte met zijn ethische kompas. Volgens zijn tegenstanders schilderde hij wat al te plastisch ingrepen waarbij ‘de vrucht in delen wordt verwijderd, waarbij het hoofd wordt stukgekraakt’.
Nederland maakte naam als land waar alles kon. In de praktijk liep het gewoon voorop met denken over zelfbeschikking over leven en dood, en de juridische regeling daarvan, eerst met abortus en later ook met euthanasie. Ook het in de jaren negentig doorgevoerde homohuwelijk groeide uit tot zo’n exportproduct. Alleen het Nederlandse softdrugsbeleid krijgt elders maar geen voet aan de grond.
17. Protestbord (1981)
Een zeker fatalisme was het Nederland van begin jaren tachtig niet vreemd. De dreiging van een nucleair conflict tussen Oost en West hing als een doem boven de samenleving. ‘Laat maar vallen, want het komt er toch wel van,’ zong ’s lands populairste popgroep Doe Maar.
Toch berustte een groot deel van de bevolking niet in dat kennelijk als onvermijdelijk ervaren lot. Het voornemen tot plaatsing van 48 kruisraketten bracht het nodige teweeg: gemeenten verklaarden zich kernwapenvrij, miljoenen ondertekenden een volkspetitionnement en honderdduizenden demonstreerden in Amsterdam (1981) en Den Haag (1983). NAVO-bondgenoten meenden een nationale ziekte waar te nemen: hollanditis.
Of het allemaal veel hielp? Nederland besloot in 1985 toch tot plaatsing van de Pershings in Woensdrecht. Dat ze er uiteindelijk niet kwamen, had alles te maken met de ontspanning en ontwapening die mogelijk werden door de hervormingsgezinde Sovjetleider Michael Gorbatsjov.
18. Compact disc (1983)
Met Philips 2000 legde ‘de gloeilampenfabrikant uit het zuiden des lands’ het op videogebied af tegen VHS, dat de standaard werd. Het succes van de compact disc als vervanger van de elpee is voor een belangrijk deel te danken aan een samenwerking tussen Philips en het Japanse Sony. Dat neemt niet weg dat het belangrijkste deel van het ontwikkelingswerk plaatsvond bij NatLab in Eindhoven. Dat is terug te zien aan de cd’s in ieders platenkast: het gat in het midden van het zilveren schijfje heeft exact de maat van een dubbeltje uit de guldentijd.
De maximumspeeltijd van de nieuwe plaat werd vastgesteld aan de hand van de lengte van Beethovens Negende Symfonie. De eerste uitgebrachte cd was echter van Abba. Met de neuzelpop van Dire Straits (Brothers in Arms) werd wat later definitief een miljoenenpubliek gewonnen voor de digitale opnamekwaliteit en vermeende onkwetsbaarheid van het Nederlandse schijfje. Inmiddels is cd over het hoogtepunt van zijn productcyclus heen.
19. Verdrag van Maastricht (1992)
Volgens sommigen een bron van kwaad, want op 7 februari 1992 werd de loper uitgerold voor de introductie van de euro en daarmee voor geldklopperij en nog meer Brusselse bureaucratie. Anderen zien het Verdrag van Maastricht, waarmee de Europese Gemeenschap werd omgevormd tot de Europese Unie, als misschien niet de meest volmaakte, maar desondanks broodnodige stap op weg naar verdere eenwording. Bij alle mondialisering kan Nederland het niet meer alleen af.
Dat het verdrag er kwam, was lang geen uitgemaakte zaak. Het Nederlandse voorzitterschap in de tweede helft van 1991 dreigde in oktober schipbreuk te lijden toen Nederlandse plannen op onvoldoende draagvlak bleken te kunnen rekenen. Op een top in december in Maastricht kwam het alsnog tot een akkoord. Dat de bijbehorende papierwinkel ook in de Limburgse hoofdstad getekend kon worden, is te danken aan de toegeeflijkheid van Portugal, de opvolger als voorzitter.
20. Schemerlamp (1994)
‘Is this for my wife?’ vroeg overste Karremans toen hij van de Bosnisch-Servische generaal Mladic een schemerlamp kreeg. Lullige tekst bij een lullig relatiegeschenk op een lullig moment. Nederlandse troepen, ter plekke aanwezig om de bevolking van Srebrenica te beschermen, zagen in juli 1995 machteloos toe hoe Bosnisch-Servische troepen de enclave onder de voet liepen. Exacte aantallen ontbreken tot op de dag van vandaag, maar naar schatting 8000 moslimmannen en -jongens werden gedeporteerd en uiteindelijk geëxecuteerd.
Het is te gemakkelijk om alle blaam op Karremans af te schuiven. De internationale gemeenschap faalde. De Nederlandse regering deed er de nodige commissies en rapporten over, voordat in 2002 eindelijk politici hun verantwoordelijkheid namen.
En toch: met de beelden van de vergeefs veiligheid zoekende inwoners van Srebrenica in Potocari en de van opluchting hossende Nederlandse militairen bij aankomst in Zagreb op het netvlies gebrand blijft die schemerlamp symbool voor een van de donkerste bladzijden uit de naoorlogse geschiedenis van Nederland.
COLLECTIE NATIONAAL HISTORISCH MUSEUM
In 2006 ontstonden de plannen voor de oprichting voor een Nationaal Historisch Museum. Onder leiding van algemeen directeur Erik Schilp en inhoudelijk directeur Valentijn Byvanck beoogt het museum bij te dragen aan het historisch besef van Nederlanders. Maar hoe? Er is nog geen gebouw, en ook de precieze invulling is onbekend. Valentijn Byvanck vertelt over de ideeën die aan de basis liggen van het museum en de toekomstige collectie.
‘Het gaat om het verhaal achter een voorwerp. Er zijn historische objecten, een schuttersstuk, de Statenbijbel of een document als het Plakkaat van Verlatinghe, die op zichzelf zeer geschikt zijn om te tonen in een museum. Maar andere zaken moet je op een andere manier presenteren, met film, foto of virtuele programma’s. Dan zijn er natuurlijk ook historische iconen waarnaar we als museum graag verwijzen. Voor de Hunebedden, slot Loevestein, de Mookerheide moet je niet naar Arnhem. Die moet je ter plekke bekijken.’
Het Nationaal Historisch Museum wil laten zien dat alles geschiedenis is, aldus Byvanck. ‘Een project als de Nationale Automatiek illustreert dat door zowel een gloeilamp als een VOC-munt te presenteren. Met het systeem van de historische profielen testen wij de gevoeligheid van het publiek voor de verschillende objecten.’
SNACK UIT HISTORISCHE AUTOMATIEK
Op 26 mei opent in het Amsterdams Historisch Museum, op initiatief van het Nationaal Historisch Museum, een nieuwe tentoonstelling: de Nationale Automatiek. Centraal staat een automatiek, zoals we die kennen van de FEBO. In plaats van kroketten en kaassoufflés liggen er echter ‘historische’ en alledaagse objecten achter de raampjes. Een gloeilamp, een tulpenbol of een replica van een miniatuur-DAF: triviaal of niet, de objecten representeren een stukje van de Nederlandse geschiedenis.
Met een persoonlijke tag, te koop voor 1 of 2 euro, kunnen bezoekers een object uit de muur trekken. Een bijbehorend label vertelt het verhaal achter het voorwerp en verwijst naar een website. Door de aanschaf van de tag wordt automatisch een historisch profiel aangemaakt, dat de bezoeker op de site kan raadplegen. Zijn keuze voor een object is een indicatie voor zijn historische interesse, en wordt op de website verbonden met historische personen of onderwerpen die erop aansluiten.
De automatiek zal op verschillende plaatsen in het land verschijnen. Bij elke locatie worden nieuwe objecten aan de trekmuur toegevoegd. Het publiek wordt gevraagd suggesties te doen voor objecten. Hiermee krijgt het Nationaal Historisch Museum inzicht in de publieke beleving van historische voorwerpen. Uiteindelijk wordt met de informatie uit het project een onderdeel van het Nationaal Historisch Museum ingericht.
MEER WETEN?
Boeken
Nederland in de twintigste eeuw (2009) van Friso Wielenga is een politiek-culturele geschiedenis van een natie tussen de verwachtingsvolle eeuwwisseling in 1900 en de maatschappelijke verwarring van net na de milleniumwisseling (Fortuyn, Van Gogh).
In de reeks Nederlandse cultuur in Europese context verschenen de delen 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (2000) van Jan Bank en Maarten van Buuren en 1950. Welvaart in zwart-wit (2000) van Kees Schuyt en Ed Taverne. Ze bieden een geven een goed en breed overzicht van de Nederlandse maatschappij op twee ijkmomenten in de twintigste eeuw.
Niet voorwerpen maar plekken staan centraal in het deel van de serie Plaatsen van Herinnering (2005) onder redactie van H.W. van der Doel over Nederland in de twintigste eeuw. Geert Maks De eeuw van mijn vader (1999) is een biografie van Nederland tussen 1900 en 2000 in de vorm van een familiegeschiedenis.
Dvd
De dvd-box Beeld van Nederland 1920-2005 houdt zich niet strikt aan de begrenzing van de twintigste eeuw. Dat heeft alles te maken met de beperkte hoeveelheid filmpjes uit de eerste decennia na 1900. De ruim twintig uur aan fragmenten komen uit de archieven van het Polygoon-, het NTS- en het NOS-journaal.
Dit artikel is exclusief voor abonnees