Op 8 april jongstleden tekenden Barack Obama en Dmitri Medvedev een nieuw ontwapeningsakkoord. Dit akkoord is de opvolger van het START-verdrag uit 1991 en ligt in een lange lijn van kernwapenreductieafspraken tussen de Verenigde Staten en Rusland.
In de Koude Oorlog stonden de verdragen voor een vorm van stabiliteit in een gepolariseerde wereld. Maar maakt kernwapenreductie de wereld wel veiliger? Volgens Duco Hellema, hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht, zijn verdragen als START van grote betekenis, maar garanderen ze geen wereldvrede.
‘Het hangt af van de welwillendheid van de landen die de afspraken maken. Sceptici zullen zeggen dat er ondanks ontwapeningsakkoorden tussen de Verenigde Staten en Rusland veel kernwapens overblijven. Ook andere landen moeten bereid zijn mee te werken aan het stoppen van kernwapenontwikkeling.
Een optimistischer standpunt gaat echter uit van wat er bereikt kan worden met het verminderen van kernwapens. Het risico op conflicten over de wapens neemt af en bovendien kan de opslag zorgvuldiger en beter gecontroleerd gebeuren. Dat is de weg die we moeten inslaan.
De Verenigde Staten en Rusland bezitten samen 95 procent van de kernwapens. Dat zijn de landen die moeten voorgaan in het afstoten ervan. Zij moeten het voortouw nemen in het verminderen en deactiveren van het nucleaire arsenaal dat ze hebben ontwikkeld tijdens de wapenwedloop.
Achteraf bezien was de kans op een nucleaire confrontatie tijdens de Koude Oorlog waarschijnlijk niet al te groot. Er waren natuurlijk momenten waarop de situatie kritiek werd, de Cuba-crisis is hiervan het bekendst. Maar ook situaties waar men minder controle over had, zoals technische storingen en dergelijke kwamen voor. Het naleven van het non-proliferatieverdrag van 1968 is dan ook nog steeds belangrijk.
Hoewel de grote kernmogendheden op dit moment voorop gaan in het afstoten van nucleaire wapens, is een vreedzame wereld niet gegarandeerd. De schade die mensen met conventionele wapens kunnen aanrichten is ook aanzienlijk. Maar omdat uitschakelen van dreiging van nucleair geweld een belangrijk onderdeel is van een vreedzamer wereldbeeld, zijn de ontwapeningsverdragen zowel van praktische als symbolische waarde.
Nu is de dreiging van nucleair geweld natuurlijk anders dan in de Koude Oorlog. Een Dr. Strangelove scenario met een dergelijke kritieke situatie tussen de VS en Rusland bestaat niet meer, en de kans dat dat terugkomt is heel klein.
Het risico nu is echter dat kernwapens in handen vallen van staten die er minder zorgvuldig mee omgaan, kijk maar naar India en Pakistan. Bovendien is dit risico verspreid. Die kleinschaligheid maakt dat kernwapenontwikkeling minder goed te controleren is. Terroristische organisaties kunnen hiervan profiteren. Al denk ik dat de kans dat een organisatie als Al Qaida nucleaire wapens in handen krijgt klein is.
Al met al is de bedoeling dat landen meer controle krijgen over het whereabouts van nucleair materiaal. Het gevaar van terroristische netwerken zal blijven bestaan, daarom is het van groot belang dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de nucleaire grondstoffen die er zijn. Hoewel het risico van kernwapens niet verdwijnt, is de samenwerking tussen de Verenigde Staten en Rusland in de vorm van de START-verdragen van grote betekenis.’