Home Vuilverwerking in de negentiende eeuw

Vuilverwerking in de negentiende eeuw

  • Gepubliceerd op: 13 juni 2018
  • Laatste update 22 feb 2023
  • Auteur:
    Annegreet van Bergen
  • 4 minuten leestijd
Vuilverwerking in de negentiende eeuw

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de negentiende eeuw waren de straten smerig. Steden stonken en er lag overal vuil. Tegenwoordig zijn ze schoner dan ooit. Al zit daar volgens Annegreet van Bergen in sommige plaatsen een keerzijde aan.

Op een mooie meiavond liepen mijn man en ik door de historische binnenstad van Zutphen. Het was een zonnige dag geweest, zo’n dag waarop alles lijkt te kloppen en waarop onze woonplaats met zijn oude panden, smalle straten, fraaie pleinen en middeleeuwse daken nog mooier dan anders is. Maar altijd zijn er spelbrekers, geluk is nooit volmaakt. Zo ook die avond: op het grasveld naast het voormalige Broederenklooster lagen lege blikjes, bekers, plastic bakjes en ander eetafval. Alles keurig in een kringetje. Kennelijk had daar een groep in een kring zitten eten en drinken, het afval naast zich neergelegd en had daarna domweg zijn weg vervolgd.

Qua soort afval was het tafereel eigentijds, maar doordat mensen zo zichtbaar knus bij elkaar hadden gezeten, moest ik denken aan de bordjes die zestig geleden al in het bos hingen: ‘Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen de eigenaar van het bos de schillen en de dozen.’ Toen al werd mij geleerd dat je geen rommel laat slingeren. Wie dat wel deed was volgens mijn vader een ‘bosvarken’. Zwerfvuil was al een probleem in mijn kinderjaren en ook daarvoor: de ‘aangenaam verpozen’-slogan maande al in 1939 mensen hun ‘schillen en dozen’ mee naar huis te nemen. 

Auto’s van tien verschillende bedrijven halen afval op

Hoe ergerlijk zwerfvuil ook is, historisch gezien is de openbare ruimte tegenwoordig schoner dan ooit. Tot ver in de negentiende eeuw waren straten ronduit smerig. Overal lag paardenpoep en doordat riolering ontbrak werden volle po’s in de goot of in open water geleegd. Voor zover huisvuil en as werden opgehaald, gebeurde dat in stoffige open emmers en tonnen. Behalve dat het stonk, was het ook knap ongezond.

Ruwweg rond het midden van de negentiende eeuw drong langzaam het besef door dat er een verband bestond tussen de regelmatig terugkerende cholera- en tyfusepidemieën en de vervuiling van openbare ruimten en water. De zogeheten hygiënisten maakten duidelijk dat het in het belang van de volksgezondheid was de vervuiling van de openbare ruimte en het oppervlaktewater aan te pakken. Zo werd in 1872 een Wet op de besmettelijke ziekten aangenomen, waarmee de zorg voor de openbare gezondheid op het bordje van de gemeenten kwam.

Tot dan toe hadden de meeste gemeenten het ophalen van huisvuil en as en het schoonmaken van beerputten aan particulieren verpacht. Maar dat ging veranderen. Er was nogal wat kritiek op de manier waarop bedrijven hun schoonmaaktaken verrichtten. ‘Het cardinale punt van het systeem van verpachting is dat de pachter de uitvoering aanpaste aan de voor hem benoodigde winst en daarmee ingaat tegen de behoefte aan reinheid van de burgerij,’ schreef een functionaris in die tijd.

Steeds meer gemeenten besloten de vuilverwijdering- en reinigingstaken in eigen beheer te verrichten. Groningen, Deventer, Zwolle, Maastricht, Leeuwarden, Harlingen, Delft en Den Haag hadden al vóór de Wet op de besmettelijke ziekten een gemeentelijke reinigingsdienst opgericht. Na 1872 gingen vrijwel alle plaatsen van enige betekenis daartoe over en werd op steeds meer plekken op kundige en hygiënische manier vuil opgehaald en de straat schoongemaakt. ‘Zindelijke’ straten zijn in Nederland nu heel gewoon.

Was honderd jaar geleden hygiëne speerpunt voor het reinigingswezen, tegenwoordig is dat het milieu. Ons wordt op alle mogelijke manieren duidelijk gemaakt dat afval niet bestaat; het is een grondstof. Het is lovenswaardig dat afval zo veel mogelijk wordt hergebruikt. Maar het bizarre is dat er tegenwoordig in een stadje als Zutphen vuilnisauto’s van wel tien verschillende bedrijven de straten doorkruisen om (bedrijfs)afval op te halen. Steeds zie ik nieuwe namen. Steeds is er kennelijk een nieuwe ‘speler’ die het afval goedkoper kan komen halen.

Stuk voor stuk maken al die vuilnisauto’s lawaai, stuk voor stuk verontreinigen ze de lucht en gebruiken ze schaarse energie. Deze versnippering van de ophaaldiensten kan niet goed voor het milieu zijn. Efficiënt is het evenmin. In Zutphen zijn er al initiatieven om uit kostenoverwegingen het afval gezamenlijk te laten verwijderen. Maar ik zou willen dat gemeenten weer de regie namen, de particuliere ophaaldiensten bundelden en naar zich toe haalden. Misschien ouderwets, maar wel zo goed voor het milieu.