Home Vijf gouden generaties

Vijf gouden generaties

  • Gepubliceerd op: 23 augustus 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel

Vijftig jaar voor Rembrandt geboren werd, bestond er nog geen Nederlandse staat en geen Nederlands volk. Waar vind je een ander voorbeeld van een nationale beschaving die onmiddellijk na de geboorte haar toppunt bereikt? Het was Johan Huizinga die deze vraag opwierp toen het nationale bestaan een dieptepunt had bereikt tijdens de Duitse bezetting.

Het verhaal van Nederlands ontstaan heet vanouds de Tachtigjarige Oorlog, en dan gaat het vooral om politiek en religie. Het hoogtepunt noemen we de Gouden Eeuw en dan denken we met name aan de geschiedenis van cultuur en economie. Het ene verhaal zet een halve eeuw eerder in dan het andere; daarna vallen ze een halve eeuw lang samen, waarna het andere verhaal nog een halve eeuw doorgaat. Precies deze anderhalve eeuw beslaat het nieuwe boek van A.Th. van Deursen.

Het is het verhaal van een republiek, en toch begint en eindigt het met een koning. Filips II werd in 1555 in Brussel koning van Spanje. Willem III stierf in 1702 in Kensington als koning van Engeland. De twee namen markeren een success story. Filips II ontpopte zich als een vreemde overheerser die door zijn strenge beleid een opstand opriep, waaruit ongewild de Nederlandse Republiek geboren werd. Willem III begon zijn politieke loopbaan in 1672 als de redder van die Republiek en verwierf uiteindelijk een hoofdrol op het Europese toneel.

Het is de geschiedenis van vijf generaties met vijf grote politiek leiders: Willem van Oranje, Johan van Oldenbarnevelt, Frederik Hendrik, Johan de Witt en Willem III. Het land bloeide, maar drie van deze politici stierven een gewelddadige dood. 

 

Traditioneel

De last van veel geluk is het eerste deel uit een negendelige reeks die simpelweg ‘De geschiedenis van Nederland’ heet. ‘Het is tijd voor een nieuwe AGN,’ verkondigt de uitgever groot. ‘AGN’ staat voor ‘Algemene Geschiedenis der Nederlanden’. Tweemaal verscheen een boekenreeks onder die naam: in twaalf delen in de jaren vijftig en in vijftien banden in de jaren zeventig. Die tweede AGN-versie was een ambitieus project: volgens de destijds allernieuwste inzichten werden alle aspecten van de geschiedenis door een leger van specialisten uit de doeken gedaan. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er ooit iemand in geslaagd is om dat werk van begin tot eind te lezen. En als je het als naslagwerk wilde gebruiken, was je al een hele tijd bezig om uit te vlooien in welke band je moest zijn. Het was te veel en het was onoverzichtelijk.

De plannen voor deze reeks zien er stukken beter uit. Negen delen belooft de uitgever: gewone boeken om te lezen die door een of hooguit twee auteurs geschreven zijn. Minder is hier werkelijk meer. De boeken gaan bovendien over Nederland en niet over alle drie de staten die tot de Nederlanden gerekend kunnen worden. Iedereen weet onderhand wel dat de grenzen van Nederland historisch behoorlijk toevallig zijn, maar de grenzen van de gezamenlijke Nederlanden zijn natuurlijk niet minder contingent en er is geen enkele reden om aan te nemen dat Luxemburg, België en Nederland ooit een eenheid hadden moeten vormen.

Hooguit kun je enige twijfels hebben bij de verdeling van de stof. Van Deursen zegt in het woord vooraf dat de door hem beschreven periode in handboeken altijd de meeste ruimte toegemeten krijgt, maar daarvan is uitgerekend in deze serie geen sprake. Dat de laatste drie eeuwen, hoewel stuk voor stuk minder belangrijk dan de zeventiende, elk een deel krijgen valt nog wel te billijken, maar voor de middeleeuwse voorgeschiedenis – toen Nederland nog in geen velden of wegen te bekennen viel – zou één band ruim voldoende zijn in plaats van de voorziene drie. En het toch weer opnemen van twee thematische banden – over economische en koloniale geschiedenis – doet afbreuk aan de eenvoudige chronologische opzet van de serie.

Het best kun je de nieuwe serie vergelijken met de befaamde ‘The Penguin History of Britain’, die trouwens ook negen delen beslaat. Maar als je Van Deursens boek vervolgens legt naast dat van Harvard-historicus Mark Kishlansky over de Britse eilanden in de zeventiende eeuw, A Monarchy Transformed, dan valt de balans scherp in het voordeel van Van Deursen uit. Kishlansky begint met een korte schets van de maatschappij en geeft vervolgens louter politieke geschiedenis. Van Deursen kondigt wel aan dat zijn boek ‘bewust een traditioneel karakter’ draagt, maar ondertussen is het wel het werk van een historicus die van alle historische markten thuis is, en dat bijna terloops laat merken. Uiteraard ligt het zwaartepunt op politiek en religie, maar cultuur, economie en alle andere aspecten van het bestaan zijn op een natuurlijke wijze in het verhaal verweven. Kishlansky geeft bovendien ouderwetse verhalende geschiedenis, terwijl Van Deursen een veel beschouwender manier van vertellen heeft. 
 

Hartstocht en lust

Er is maar één historicus met wie je Van Deursen kunt vergelijken, en dat is Johan Huizinga. Dat is bepaald geen gemakzuchtige vergelijking. Terwijl ik Van Deursen las, greep ik nog eens naar Huizinga’s beroemde essay over Nederlands beschaving in de 17de eeuw, en het trof me hoezeer niet alleen de stijl maar ook de denkwijze verwantschap vertoonde. Net als Huizinga is Van Deursen geen verteller die spannende verhalen vertelt, maar meer iemand die boven de stof staat, reflecteert en precies weet welke feiten hij ter illustratie van een breder inzicht moet aanhalen. En net als Huizinga schuwt hij het oordeel niet, maar is hij geen partijman. Met de vroegere verzuilde geschiedenis waarin engagement vooral bestond in partij kiezen voor eigen geestverwanten, hebben beiden niets. Beiden combineren milde distantie en inlevingsvermogen.

      Als ik me niet vergis, dient zich op dat punt ook een verschil aan. Voor Huizinga is het beeld een toegang tot het verleden, voor Van Deursen is dat het woord en de redenering. Met Van Deursen zul je je nooit op de Mookerhei wanen, maar hij leert je wel zien voor welke problemen Johan van Oldenbarnevelt stond. Wie alleen positivistisch constateert wat zich in het verleden daadwerkelijk heeft voorgedaan, begrijpt niets. Je moet je ook kunnen voorstellen wat iemands handelingsmogelijkheden waren. Die kunst verstaat Van Deursen als geen ander. De logica is zijn wapen.

Juist daardoor ziet hij ook steeds de beperkingen van de rede. Als hij het over de godsdienstpolitiek van Willem van Oranje heeft, die zowel katholieken als calvinisten vrijheid wilde geven, merkt hij op: ‘Dat was een heel logisch en redelijk plan, en dus tot mislukking gedoemd.’ En over Johan de Witt een eeuw later: ‘Hij ging ervan uit dat de Franse en de Engelse regering de internationale toestand objectief zouden taxeren. Hij zag niet in dat vorsten zich konden laten leiden door hartstocht en lust.’

Van Deursen is een meester in het doorprikken van oude liberale vooroordelen. Met een zeker heimelijk genoegen mag hij erop wijzen dat juist tijdens het stadhouderloos bewind van Johan de Witt meer boeken werden verboden dan in de orangistische jaren ervoor en erna. Of dat juist de pogingen van Johan van Oldenbarnevelt om een religieuze meerderheid te dwingen tot verdraagzaamheid tot een politiek leidden waarbij de ‘meest tolerante overheid van Europa’ overging tot kerkvervolging ’ter wille van leergeschillen die zijzelf niet eens belangrijk vond’. En toch heeft hij voor De Witt meer goede woorden over dan voor bijvoorbeeld Willem III. 

Dit is een prachtig boek. Op elke pagina is Van Deursen heel persoonlijk aanwezig en toch gaat hij nergens pontificaal voor zijn object staan. Er is niemand die zo helder het verhaal van de geschiedenis kan vertellen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.