Home Veel antisemitisme op naoorlogse voetbalvelden

Veel antisemitisme op naoorlogse voetbalvelden

  • Gepubliceerd op: 23 maart 2005
  • Laatste update 08 nov 2024
  • Auteur:
    Jurryt van de Vooren
  • 3 minuten leestijd
Voetbal in de Tweede Wereldoorlog

Waarom nu?

154 voetbalsupporters van AZ zijn opgepakt omdat ze antisemitische liederen zongen in de Amsterdamse metro.

Direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog groeide het aantal antisemitische incidenten op de Nederlandse voetbalvelden. Dat stelt Evert de Vos in zijn afstudeerscriptie Verliest den moed toch niet. Joodse voetbalclubs in Amsterdam 1908-1945.

‘Vaak wordt aangenomen dat in de winter van 1945-1946 een rem ontstond op de uitingen van antisemitisme,’ schrijft de Vos. ‘Hiervan is op de voetbalvelden weinig te merken.’ Een groot deel van de Nederlandse sportwereld was ronduit vijandig tegen joden die terugkwamen uit de concentratiekampen. 

Terugkeer naar hun oude terrein was voor veel joodse clubs al niet vanzelfsprekend. De Amsterdamse joodse voetbalclub Wilhelmina Vooruit (WV), bijvoorbeeld, verliet in 1941 gedwongen zijn terrein, Sportclub Voorland, toen het joodse sportleven door de Duitsers werd verboden. WV stelde een overeenkomst op met een gymnastiekvereniging. De gymnasten zouden het sportterrein beheren tot de oorlog was afgelopen. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In 1945 meldde de club dat van de 73 leden er 49 in een kamp waren omgekomen. De vereniging had vervolgens de grootste moeite haar oude terrein terug te krijgen. De gymnasten ontkende de afspraak die gemaakt was en verdedigden dit met de vraag of WV eigenlijk wel een joodse vereniging was. Daarop volgde een rechtszaak, die pas eind 1946 door de voetballers werd gewonnen. 

Dit was geen incident, schrijft De Vos: ‘Zowel tijdgenoten als historici signaleerden in de zomer van 1945 een opleving van antisemitisme in Nederland. Het is de vraag in hoeverre de voetballers dit als opleving ervoeren. Vervelende incidenten vonden op de voetbalvelden plaats voor en na de oorlog, voor hen was het in feite een continu gegeven.’ 

Het antisemitisme werd de daaropvolgende jaren echter steeds erger: ‘Het kwam zo regelmatig voor, dat in oktober 1947 wordt gesproken van een groeiend antisemitisme in de (voetbal)wereld.’ Het aantal incidenten nam zo snel toe dat de KNVB dat jaar een speciale cursus organiseerde. Hier werd scheidsrechters geleerd hoe ze moesten reageren op deze spelverruwing. 

Het naoorlogse antisemitisme was geen nieuw verschijnsel op de Nederlandse sportvelden. Al in de jaren dertig werd er melding van gemaakt. De joodse voetbalclubs in Amsterdam werden vooral op het platteland lastiggevallen bij NSB-clubs, soms met steun van een toekijkende agent. Bij de thuiswedstrijden in Amsterdam werd dan wraak genomen. 

Na de oorlog was er wel steun voor de joodse sporters, maar slechts incidenteel. De joodse oud-voetballer Maupie Waterman vertelde: ‘De christenmensen in mijn team waren zo! Het gebeurde wel eens dat een tegenstander me uitschold, vlak na de oorlog ook nog. Zo’n christenjongen schopte binnen twee minuten zo’n speler eruit. Zo waren ze wel.’ 

Er zouden zelfs dodelijke incidenten zijn geweest. Een antisemitische speler die een joodse tegenstander belaagde, raakte hierna dodelijk gewond. Verantwoordelijk was een medespeler van de joodse voetballer, die tijdens een vrije trap bewust op het hoofd van die tegenstander mikte. ‘Laat mij die vrije trap maar nemen,’ had hij tegen zijn joodse vriend gezegd. 

De incidenten tegen joodse voetballers beperkten zich niet tot de sport, alhoewel ze tijdens een wedstrijd heftiger waren dan erbuiten. De Vos: ‘Op straat en op het voetbalveld werden joodse jongens in elk geval met enige regelmaat geconfronteerd met scheld- en vechtpartijen, die veel betrokkenen opvatten als uitingen van antisemitisme. Als het Nederlandse antisemitisme al als “mild” omschreven mag worden, dan geldt dat zeker niet voor de variant waarmee joodse jongens in de grote stad geconfronteerd werden als ze zich op een of andere manier als joodse groep manifesteerden.’