Door een mix van factoren kwam de industrialisatie in Nederland pas ver in de negentiende eeuw op gang.
Door de aard van de Nederlandse economie, gebrek aan grondstoffen als steenkool, verkeerde keuzes van de overheid en een reeks andere factoren verliep de Nederlandse economische groei in negentiende-eeuws Nederland met horten en stoten. Na de napoleontische tijd groeide de economie, maar dat was in belangrijke mate te danken aan de landbouw. Terwijl in bijvoorbeeld Engeland volop fabrieken draaiden, was daarvan in Nederland geen sprake. Vanaf de jaren 1830 ging het minder met de economie, tot een versnelling vanaf 1860 en vooral vanaf 1890. Pas toen kwam hier de industrialisatie goed op gang.
Dat betoogt Arthur van Riel, onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn proefschrift Trials of Convergence, aan de hand van de ontwikkeling van prijzen.
Oorzaken waren onder meer de verdeelde politieke en economische structuur die het Koninkrijk Nederland erfde van de Republiek, hoge kosten van arbeid en het belastingbeleid.
Dit artikel is exclusief voor abonnees