De laatste jaren heeft het traditionele jaarboek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie concurrentie gekregen van het Bulletin over de Tweede Wereldoorlog, die uitgeverij Aspekt twee keer per jaar laat verschijnen. De NIOD-jaarboeken en de Bulletins verschillen aanzienlijk van opzet. Waar de jaarboeken de laatste jaren zijn gewijd aan een thema, kennen de Bulletins een bonte verzameling aan artikelen. In het Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (4/2002) staan uiteenlopende bijdragen over onder meer volkskunde in het Derde Rijk, prins Bernhards geheime bezoek aan Argentinië en de communistische Internationale tussen 1934 en 1943.
Een van de aardigste bijdragen is die over de residentie van rijkscommissaris Seyss-Inquart. Over die ondoorgrondelijke figuur onstond enige tijd geleden nog commotie toen Chris van der Heijden in zijn bestseller Grijs verleden Seyss een `intelligent man’ noemde, die beschikte over `buitengewone capaciteiten’. Victor Laurentius bevestigt die stelling in zijn gedetailleerde relaas over het leven van de onderkoning van Hitler. Maar hij citeert tevens generaal Christiansen, die Seyss-Inquart een `ijskoude jezuïet’ noemde. Volgens Laurentius legde Seyss nooit contact zonder vooronderzoek naar de antecedenten van zijn gasten. Zo was hij goed bekend met de anti-nazistische gezindheid van zijn buurman Jochems, die een landgoed had naast Seyss’ hoofdkwartier Clingendael. Toch stond dat een goed contact niet in de weg. Slechts weinigen tutoyeerden de rijkscommissaris. Tot die weinigen behoorden zijn Oostenrijkse kameraden Wimmer en Fisboeck. De laatste droeg de bijnaam `Viespeuk’ – een goed gekozen bijnaam gezien zijn rol in de jodenvervolging. Met zijn kameraden deelde Seyss zijn voorliefde voor muziek. Het is een al vaker geschetst verhaal: de verfijnde smaak van massamoordenaars.
Interessant is ook de bijdrage van Jan Meyers. Deze Mussert-biograaf staat stil bij de bijzondere rechtspleging na de oorlog. Een uitgekauwd onderwerp, zou je zeggen. Maar Meyers haalt iets naar voren wat althans mij onbekend was: het wrede lot van vrouwen van NSB’ers. Mussert onderschatte aanvankelijk de represailles die zijn partijgenoten in 1945 te wachten stonden. In april 1945, toen hij zich nog altijd de Leider waande, kreeg hij bezoek van zijn zus Corry. Zij sprak over haar angst voor het lot van vrouwen en kinderen. Mussert wuifde die angst weg met de woorden: `Vrouwen en kinderen worden met rust gelaten, we zijn hier niet in Rusland.’ Dat was natuurlijk waar, maar het lot van de NSB-vrouwen was toch niet mals. Meyers geeft wrange staaltjes van hun seksuele vernedering.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Mussert werd na de oorlog ter dood veroordeeld en kreeg op 7 mei 1946 de kogel. Toen hij voor zijn dood in de gaten kreeg welk lot de NSB-vrouwen beschoren was, klampte hij zich vast aan een nieuwe illusie: als hij eerder was doodgeschoten, zou de vrouwen hun leed bespaard zijn gebleven. Zo stierf de NSB-leider, tot het laatst vervuld van zijn messiaanse rol. Had hij toch nog iets gemeen met de man die hij zo hartstochtelijk bewonderd en zo slecht begrepen had: Adolf Hitler.